H2 Inleiding van psychologie Flashcards

1
Q

Wat betekend Wetenschap?

A

Wetenschap is de poging om vragen te beantwoorden door het systematisch verzamelen en analyseren van objectieve, openbaar waarneembare gegevens (gegevens waarover alle waarnemers het eens kunnen zijn). De wetenschap van de psychologie probeert niet alleen gedrag te beschrijven, maar ook te verklaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de cyclus van de wetenschap, of we het nu hebben over psychologie, biologie, natuurkunde of een andere wetenschappelijke onderneming?

A

Waarnemingen leiden tot theorieën -> die leiden tot hypothesen (een voorlopige stelling) -> die worden getest met experimenten of andere onderzoeken -> deze leiden op hun beurt tot nieuwe waarnemingen -> die soms tot nieuwe theorieën leiden,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een feit?

A

een objectieve stelling. Iets wat waar is. Meestal gebaseerd op een directe observatie, waar de meeste
redelijke observatoren het met elkaar eens zijn. Binnen de psychologie bestaan feiten
meestal uit specifieke gedragingen of betrouwbare gedragspatronen van mensen of dieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een Theorie?

A

is een idee of een conceptuele mode, dat gemaakt is om het bestaan van feiten uit
te leggen en om voorspellingen te maken over nieuwe feiten die ontwikkeld zouden kunnen worden.

een getoetst model ter verklaring van waarnemingen van de werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een Hypothese?

A

Een voorlopige voorspelling, die voort vloeit uit een theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een Wetenschappelijke cyclus?

A

Feiten leiden tot theorieën, die leiden weer tot nieuwe

hypothesen en die kunnen weer tot nieuwe feiten leiden enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt wordt spaarzaamheid of het scheermes van Occam genoemd (naar de middeleeuwse filosoof Willem van Ockham?

A

hoe eenvoudiger de verklaring is, hoe beter deze meestal is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de waarde van kritisch denken?

A

Een kritische houding verwacht dat je probeert te bewijzen dat iets niet waar is, in plaats van te proberen te bewijzen dat iets wel waar is. Mensen hebben de neiging om uitzonderlijke verhalen te geloven. Neem niet alles wat je ziet of hoort voor waar aan. De theorie n die we voor waar aannemen kunnen nog wel fout (blijken) te zijn, maar tot nu toe hebben ze alle pogingen om dat aan te
tonen overleefd.

Kritisch zijn leidt tot zorgvuldiger kijken. De ideale wetenschapper probeert altijd
theorie n te ontkrachten, ook zijn eigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 3 belangrijke lessen zijn er over wetenschappelijk onderzoek?

A
  1. De waarde van kritisch denken.
  2. De waarde van zorgvuldige observaties onder gecontroleerde omstandigheden
  3. Het probleem van de waarnemer-verwachting effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de waarde van zorgvuldige observaties onder gecontroleerde omstandigheden?

A

Door de omstandigheden systematisch te veranderen kan men ontdekken in welke
situaties een theorie wel op gaat en in welke situaties niet. Zorgvuldige observaties
onder gecontroleerde omstandigheden is een keurmerk voor de wetenschappelijke
methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het probleem van de waarnemer-verwachting effecten?

A

Bij onderzoek met mensen en dieren is het mogelijk dat de onderzoeker onbewust
aan de proefpersoon laat blijken wat hij als uitkomst verwacht, waardoor de
proefpersoon bedoeld of niet, reageert door te doen wat de onderzoeker verwacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er zijn drie dimensies om de verschillende onderzoeksstrategieën die door psychologen worden gebruikt te categoriseren, welke zijn dit?

A
  1. Het onderzoeksontwerp, waarvan er drie basistypen zijn: experimenten, correlationele studies en beschrijvende studies.
  2. De setting waarin het onderzoek wordt uitgevoerd, waarvan er twee basistypen zijn: veld en laboratorium.
  3. De methode voor het verzamelen van gegevens, waarvan er twee basistypen zijn: zelfrapportage en observatie.

Elk van deze dimensies kan onafhankelijk van de andere verschillen, wat leidt tot elke mogelijke combinatie van ontwerp, setting en gegevensverzamelingsmethoden. wq

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een variabele?

A

Alles wat kan veranderen of andere waarden kan aannemen.

Het kan een toestand van de omgeving zijn, zoals temperatuur of hoeveelheid geluid; of het kan een maatstaf voor gedrag zijn, zoals een score op een test.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dimensie 1; Onderzoeksontwerp heeft 3 basistypen, welke?

A
  1. Experiment
  2. correlationele studies
  3. beschrijvende studies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een experiment?

A

Een experiment is de meest directe en afdoende benadering voor het testen van een hypothese over een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de onafhankelijke variabele?

A

de variabele waarvan wordt aangenomen dat deze enig effect heeft op een andere variabele (factoren waarvan wordt aangenomen dat ze die maatregelen beïnvloeden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de afhankelijke variabele?

A

de variabele waarvan wordt aangenomen dat deze wordt beïnvloed. (gedragsmetingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het doel van elk experiment?

A

hoe de afhankelijke variabele wordt beïnvloed door (afhankelijk van) de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe kan een experiment het bestaan van een oorzaak-gevolgrelatie tussen twee variabelen aantonen?

A

een procedure waarin een onderzoek systematisch de onafhankelijke variabele (beïnvloedbare) manipuleert en kijkt naar veranderingen in de afhankelijke variabelen (wordt beïnvloed), terwijl alle andere variabelen constant zijn. Alleen op die manier kan de onderzoeker conclusies trekken over een oorzaak- en gevolgrelatie

Als alle andere variabelen constant worden gehouden en alleen de onafhankelijke variabele wordt gewijzigd, kan de onderzoeker redelijkerwijs concluderen dat elke verandering die wordt waargenomen in de afhankelijke variabele wordt veroorzaakt door de verandering in de onafhankelijke variabele.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe worden mensen of dieren die in een onderzoeksstudie worden bestudeerd benoemd?

A

Onderwerpen, proefpersonen of deelnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een binnen-subject-experimenten? (Within-subject experiment)

A

Experimenten met herhaalde metingen. elk onderwerp (proefpersoon) wordt getest in elk van de verschillende omstandigheden van de onafhankelijke variabele (wordt beïnvloed)

experiment op hans; werd op een enkel onderwerp (hans) toegepast. veranderde de oogkleppen (onafhankelijke variabele) op het percentage goed antwoorden (afhankelijke variabele). Constant de omstandigheden en de moeilijkheid van de vragen. Krijg je oorzaak-gevolgrelatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een experimenten tussen groepen (Between- groups experiment) ?

A

een aparte groep proefpersonen voor elke verschillende voorwaarde van de onafhankelijke variabele. (wordt beïnvloed) Hierbij worden de verschillende condities verdeeld over verschillende groepen proefpersonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

hoe wordt een correlatieonderzoek gedefinieerd?

A

meet een onderzoeker twee of meer variabelen om te zien of er systematische relaties tussen zijn.

Correlatiestudies kunnen relaties tussen variabelen identificeren, waardoor we voorspellingen kunnen doen over de ene variabele op basis van kennis van een andere; maar dergelijke studies vertellen ons op geen enkele directe manier of verandering in de ene variabele de oorzaak is van verandering in een andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom wordt een correlatieonderzoek uitgevoerd?

A

Het is niet voor alle theorieën mogelijk om aan een experiment te onderwerpen, bv om
ethische, praktische redenen of omdat het niet legaal kan zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarom kan oorzaak en gevolg niet kunnen worden bepaald op basis van een correlatieonderzoek

A

Omdat de onderzoeker geen van beide variabelen onder controle heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is een beschrijvend onderzoek?

A

het doel van onderzoek is om het gedrag van een individu of een reeks individuen te beschrijven zonder de relaties tussen verschillende variabelen te beoordelen

Verschillende vormen van descriptief onderzoek. Bv beschrijven van paringsrituelen van
dieren of het tellen van het aantal kinderen met griep op de basisschool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de tweede dimensie van een onderzoeksstrategie?

A

De onderzoeksomgeving, een Laboratoriumonderzoek of het veldonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is een laboratoriumonderzoek?

A

Een onderzoek waar de proefpersoon naar een speciale locatie moet ingericht voor dat onderzoek. En waar de onderzoeker controle heeft de ervaring van de persoon (experimenten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is een veldonderzoek?

A

elk onderzoek dat wordt uitgevoerd in een omgeving waar de onderzoeker geen controle heeft over de ervaringen van de proefpersonen. Natuurlijke omgeving. (correlationeel en beschrijvend onderzoek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat zijn de voor en nadelen van een laboratoriumonderzoek?

A

Voor:
- De rest van de variabelen kan constant gehouden worden.
- Er kunnen oorzaken gevolgconclusie getrokken worden
- Staat de onderzoeker toe om data onder meer uniforme, gecontroleerde omstandigheden te
verzamelen

Nadeel: Kunstmatige omgeving wat het gedrag van de proefpersonen kan beïnvloeden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zijn de voor en nadelen van een veldonderzoek?

A

Voor:

  • Natuurlijke omgeving waardoor minder kans op vertekend gedrag
  • De conclusies hebben vaak een praktische betekenis

Nadeel:
- Het is niet mogelijk om andere variabelen constant te houden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de 3de dimensie van een onderzoekstrategie?

A

De methode van dataverzameling van gegevens, waarvan er twee brede categorieën zijn: zelfrapportagemethoden en observatiemethoden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat is de eerst dimensie van een onderzoekstrategie?

A

Onderzoeksopzet; experimenten, correlatieonderzoek, beschrijvend onderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat betekend zelfrapportagemethoden?

A

procedures waarbij mensen wordt gevraagd hun eigen gedrag of mentale toestand op de een of andere manier te beoordelen of te beschrijven. Een vorm is introspectie methode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat betekend introspectie methode?

A

de persoonlijke observaties van iemands gedachten, percepties en gevoelens.

Deze methode werd oorspronkelijk gebruik door Wundt (grondlegger psychologie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat betekend Observationele methoden?

A

alle procedures waarmee onderzoekers het gedrag van interesse observeren en vastleggen in plaats van te vertrouwen op de zelfrapportage van proefpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Wat doet men bij een naturalistische observatie?

A

vermijdt de onderzoeker zich te bemoeien met het gedrag van de proefpersonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Een belangrijke waarschuwing bij naturalistisch observatieonderzoek

A

de wetenschap dat iemand naar je kijkt van invloed zijn op hoe je je gedraagt, onbedoeld kan dit voorkomen. Dit noemen ze het Hawthorne-effect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Er zijn 2 categorieën hoe je de statische procedures van de onderzoeksgegevens verzameld

A
  1. beschrijvende statistieken, die worden gebruikt om gegevensreeksen samen te vatten
    2 inferentiële statistieken, die onderzoekers helpen beslissen hoe zeker ze kunnen zijn in het beoordelen of de resultaten waargenomen, berusten op toeval.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat bevat Beschrijvende statistiek?

A

alle numerieke methoden voor het samenvatten van een reeks gegevens.

Er zijn een aantal relatief eenvoudige statistieken die vaak worden gebruikt om een ​​set gegevens te beschrijven. Deze omvatten het gemiddelde, de mediaan en een maat voor variabiliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat is een gemiddelde berekening?

A

het rekenkundig gemiddelde, bepaald door de scores op te tellen en de som te delen door het aantal scores

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat is een mediaan gemiddelde?

A

is de middelste score, bepaald door de scores van hoog naar laag te rangschikken en de score te vinden met hetzelfde aantal scores erboven als eronder, dat wil zeggen de score die het 50e percentiel vertegenwoordigt.

43
Q

Wat hoe noemen ze de mediaan en gemiddelde ook wel samen?

A

de centrale tendens

44
Q

Wat wijst er naar de variabiliteit van een reeks getallen?

A

naar de mate waarin de getallen in de set van elkaar en van hun gemiddelde verschillen.

45
Q

Hoe helpen het gemiddelde, de mediaan en de standaarddeviatie een reeks getallen te beschrijven?

A
46
Q

Wat is een gebruikte maatstaf voor de variabiliteit?

A

de standaarddeviatie

47
Q

Hoe bereken je de standaarddeviatie?

A
  • bereken gemiddelde
  • bereken de afwijking van gemiddelde
  • deel deze door kwadraat
  • deel door aantal observaties
  • min 1
  • Neem de wortel van de variantie om de standaarddeviatie te krijgen.
48
Q

Correlatieonderzoeken, zoals eerder in dit hoofdstuk besproken, onderzoeken twee of meer variabelen om te bepalen of er al dan niet een niet-willekeurig verband tussen bestaat. Wanneer beide variabelen numeriek worden gemeten, kunnen de sterkte en richting van de relatie worden beoordeeld met een statistiek die de, hoe heet het?

A

correlatiecoëfficiënt

49
Q

Wat is een correlatiecoëfficiënt een formule wat een relutaat opleverd van?

A

dat varieert van –1.00 tot +1,00

50
Q

Waar staat de + en de - voor in een resultaat?

A

geeft de richting van de correlatie aan (positief of negatief)

51
Q

Wat gebeurt er bij een positieve correlatie?

A

betekent dat beide variabelen samen toenemen of afnemen

tussen 1 en 0

52
Q

Wat gebeurt er bij een negatieve correlatie?

A

betekent dat de ene variabele toeneemt, terwijl de andere variabele afneemt.

Tussen 0 en -1

53
Q

De absulte waarde van een correlatie geeft de?

A

sterkte van de correlatie aan en is een waarde zonder tekens.

Een correlatie dicht bij nul (0) betekent dat de twee variabelen statistisch niet gerelateerd zijn, dat wil zeggen dat het kennen van de waarde van de ene variabele niet helpt om de waarde van de andere te voorspellen.

Hoe dichter de score op een rechtlijn lijken hoe sterker de correlatie tussen de variabelen is.

54
Q

Hoe beschrijft een correlatiecoëfficiënt de richting en sterkte van een correlatie? Hoe kunnen correlaties worden weergegeven in spreidingsdiagrammen?

A

Doormiddel van de colleratie te bereken met de forlume;

55
Q

Welke manieren gegevens van onderzoeks resultaten vormgeven heb je?

A
  1. tabelvorm

2. Spreidingsdiagram

56
Q

Wat is de formule om een correlatiecoëfficiënt te meten?

A
57
Q

Wat is een spreidingsdiagram?

A

is de grafische weergave in de vorm van een puntenwolk van de samenhang tussen twee variabelen in een meerdimensionale steekproef.

58
Q

Hoe kun je een statistiek beantwoorden wanneer de waargenomen resultaten waarschijnlijkheid het gevolg zijn van toeval?

A

Inferentiële statistische methoden, toegepast op een experiment of een correlationeel onderzoek, zijn procedures voor het berekenen van de waarschijnlijkheid dat de waargenomen resultaten alleen op toeval kunnen berusten.

59
Q

Wat bereken je met een Inferentiële statistische methoden?

A

De P (wat waarschijnlijk wordt genoemd) of de significantieniveau

60
Q

Wat betekend P (waarschijnlijk) in het geval van een gemiddelden vergelijking?

A

Wanneer twee gemiddelden worden vergeleken, is de p-waarde de kans dat een verschil zo groot als of groter dan het waargenomen verschil toevallig zou optreden als er in de grotere populatie geen verschil zou zijn tussen de twee gemiddelden. (“Grotere populatie” betekent hier de volledige reeks scores die zou worden verkregen als het experiment een oneindig aantal keren zou worden herhaald met alle mogelijke proefpersonen.)

als de onafhankelijke variabele geen echt effect op de scores had

61
Q

Wat is de P waarde in het geval van een correlationeel onderzoek?

A

zo groot als of groter dan de waargenomen (in absolute waarde) toevallig zou optreden als de twee variabelen in de grotere populatie echt niet gecorreleerd (in onderlinge verband) waren.

62
Q

Wat wordt er bedoeld met Grotere populatie?

A

de volledige reeks scores die zou worden verkregen als het experiment een oneindig aantal keren zou worden herhaald met alle mogelijke proefpersonen

63
Q

Wat betekent het om te zeggen dat een resultaat van een onderzoeksstudie statistisch significant is op het 5%-niveau?

A

wil zeggen dat de kans acceptabel klein is (in het algemeen minder dan 5%) dat ze alleen door toeval kunnen worden veroorzaakt.

64
Q

De berekening van een p-waarde houdt rekening met 3 dingen:

A
  1. De grootte van het waargenomen effect.
  2. Het aantal individuele proefpersonen of observaties in het onderzoek
  3. De variabiliteit van de gegevens binnen elke groep
65
Q

Wat is de standaarddeviatie?

A

een maatstaf voor variabiliteit, de mate waarin scores in een set gegevens afwijken van het gemiddelde.
Inferentiële statistieken

66
Q

Wanneer wordt een P resultaten als statistisch significant beschouwd?

A

die over het algemeen 0,05 of lager moet zijn (wat een kans van 5% of minder aangeeft dat de resultaten op toeval berusten)

67
Q

Wat wordt er met Bias bedoeld?

A

een technische term, verwijst naar niet-willekeurige (gerichte) effecten die worden veroorzaakt door een of meer factoren die buiten de onderzoekshypothese vallen. (vooringenomenheid)

Bias steekproeven zijn een vorm van Bias die van invloed is op onderzoeksresultaten.

vertekening in een steekproef.

68
Q

Wat is het verschil tussen willekeurige variatie in gedrag en bias, en waarom is bias het grotere probleem?

A

Bias is een zeer ernstig probleem in onderzoek omdat statistische technieken het niet kunnen identificeren of corrigeren. Terwijl fouten alleen de kans verkleinen dat onderzoekers statistisch significante resultaten vinden (door de variabiliteit van de gegevens te vergroten), kan bias ertoe leiden dat onderzoekers tot de verkeerde conclusie komen dat hun hypothese is ondersteund, terwijl in feite een of andere factor die niet relevant is voor de hypothese heeft geleid tot de waargenomen resultaten.

69
Q

Wanneer doen onderzoeker een Bais steekproef?

A

Onderzoek doen met een bias steekproef is als schieten met een boog waarvan het vizier niet goed is uitgelijnd. Hoe groot de steekproef ook is, de resultaten zullen niet kloppen

70
Q

Wanneer is een steekproef Bias?

A

Een steekproef is bias als deze niet representatief is voor de grotere populatie die de onderzoekers proberen te beschrijven.

71
Q

Wat is een probleem bij een bias steekproef

A

dat de menselijke proefpersonen die gemakkelijk kunnen worden bestudeerd, mogelijk niet representatief zijn voor de grotere populatie.

steekproeven uit westerse, opgeleide, geïndustrialiseerde, rijke en democratische (WEIRD) samenlevingen

72
Q

Wat wordt er met Betrouwbaarheid

A

Betrouwbaarheid heeft te maken met meetfouten, niet met bias. de resultaten zijn replicabiliteit of interobserver (of interbeoordelaar)

73
Q

Wat betekend replicabiliteit?

A

Wanneer de resultaten elke keer hetzelfde zijn ongeacht de situatie.

74
Q

Wat veroorzaakt een lage betrouwbaarheid?

A

de kans op het vinden van statistische significantie in een onderzoeksstudie

75
Q

Wat betekend interobserver (of interbeoordelaar) betrouwbaarheid?

A

hetzelfde gedrag dat de ene waarnemer ziet, wordt ook gezien door een tweede waarnemer.

76
Q

Hoe wordt een interobserver (of interbeoordelaar) betrouwbaarheid gedaan?

A

Dit wordt gedaan door een operationele definitie te genereren, waarin precies wordt gespecificeerd wat een voorbeeld is van uw afhankelijke meting

77
Q

Wat is een operationele definitie?

A

definieert iets in termen van identificeerbare en herhaalbare procedures, of operaties, waarmee het kan worden waargenomen en gemeten. Een heldere, eenduidige definitie van een meting: wat wil je meten, hoe wil je dit doen en in welke eenheid wil je de variabele uitdrukken.

78
Q

hoe garandeer je de betrouwbaarheid van de interobserver?

A

vereisen de meeste onderzoeken dat ten minste twee onafhankelijke waarnemers het doelgedrag registreren, en deze opnamen worden vervolgens statistisch vergeleken om te bepalen of de twee mensen dezelfde dingen zien.

79
Q

Wat is het verschil tussen de betrouwbaarheid en de validiteit van een meetprocedure? Hoe kan een gebrek aan validiteit bijdragen aan bias?

A

Betrouwbaarheid is wanneer de meetprocedure altijd hetzelfde is (replicabiliteit) of wordt waargenomen door 2 mensen die hetzelfde zeggen (interobserver)
Validiteit is een nog belangrijker probleem dan betrouwbaarheid, omdat een gebrek aan validiteit een bron van bias kan zijn. Een meetprocedure is valide als ze meet of voorspelt wat ze beoogt te meten of voorspellen. Wanneer je iets wil meten wat niet kan voorspellen hoe iets is, is het niet valide.

Een procedure kan betrouwbaar zijn en toch niet valide

80
Q

Hoe kunnen we de validiteit van een meetprocedure beoordelen?

A

door de scores te correleren met een andere, meer directe index van het kenmerk dat we willen meten of voorspellen. In dat geval wordt de meer directe index het criterium genoemd en de validiteit criteriumvaliditeit

81
Q

Wat wordt waarnemer-verwachtingseffecten genoemd?

A

Als mens hebben onderzoekers onvermijdelijk wensen en verwachtingen die van invloed kunnen zijn op hoe ze zich gedragen en wat ze waarnemen bij het vastleggen van gegevens.

82
Q

wat is De beste manier om waarnemer-verwachtingseffecten te voorkomen?

A

door de waarnemer blind te houden - dat wil zeggen niet geïnformeerd - over die aspecten van het ontwerp van het onderzoek die hem of haar ertoe zouden kunnen brengen mogelijk vertekende verwachtingen te vormen. Dit noemen ze blind- expriment

83
Q

Wat wordt subject-expectancy-effecten genoemd?

A

Als verschillende behandelingen in een experiment verschillende verwachtingen bij proefpersonen opwekken, dan kunnen die verwachtingen, in plaats van iets anders over de behandelingen, de waargenomen verschillen verklaren in hoe de proefpersonen reageren. (bijvoorbeeld bij medicijnen)

84
Q

Wat betekend dubbelblind experiment?

A

Wanneer zowel de onderzoeker als deelnemer geen informatie krijgen over het expriment.

85
Q

Wat is de standaarddeviatie (standaardafwijking)

A

is de gemiddelde hoeveelheid variabiliteit in je dataset. Deze maat vertelt je hoe ver iedere score gemiddeld van het gemiddelde verwijderd is. Des te groter de standaarddeviatie, des te meer variabel je dataset is

86
Q

Wat zijn de ethische bezwaren met betrekking tot privacy, ongemak, bedrog en dierenwelzijn in psychologisch onderzoek? Hoe streven onderzoekers ernaar om problemen in verband met deze zorgen te minimaliseren?

A
87
Q

Wat betekend Geïnformeerde toestemming?

A

dat de proefpersonen moeten worden verteld waar het onderzoek over gaat en welke risico’s dit met zich mee kan brengen.

88
Q

Welke 3

A
89
Q

Wat is een Biased sample?

A

(bevooroordeeld monster) als de ene groep aanzienlijk systematisch verschilt
van de ander, of als de onderzoeksgroep behoorlijk verschilt van de gehele
onderzoekspopulatie (onderzoeksgroep is dan niet representatief)

90
Q

Hoe voorkom je Bias?

A

1 Random selectie; hierdoor zijn de groepen niet biased sample
2 Voorkomen van bias in de meting; metingen moeten betrouwbaar en valide zijn.
Betrouwbaar wil zeggen dat elke keer dat de meting gedaan wordt onder dezelfde
omstandigheden, er vergelijkbare resultaten moeten worden behaald
3 De observator blind houden; hiermee voorkom je het observer-expectansy effect
4 Dubbelblind experiment; hiermee voorkom je dat verwachtingen van respondenten
invloed hebben op hun gedrag (placebo-effect)

91
Q

Welke 3 type bias zijn er?

A
  1. Sampling bias
  2. Measurement bias= meet vertekening; een goede meting is betrouwbaar en valide.
    Betrouwbaarheid heeft te maken met error, niet met bias. Gebrek aan validiteit kan
    bias veroorzaken. Een meet procedure is valide wanneer het meet of voorspelt wat
    bedoeld is om te meten of te voorspellen
  3. Expectansy bias.
92
Q

Wat betekend Sampling bias?

A

vertekende steekproef; wanneer de leden van een groep van

oorsprong verschillen van die van een andere groep of verschillen van de populatie

93
Q

Wat betekend Measurement bias?

A

meet vertekening; een goede meting is betrouwbaar en valide. Betrouwbaarheid heeft te maken met error, niet met bias. Gebrek aan validiteit kan bias veroorzaken. Een meet procedure is valide wanneer het meet of voorspelt wat bedoeld is om te meten of te voorspellen

94
Q

Wat betekend face validity?

A

als gezond verstand ons vertelt dat een meetprocedure de beoogde karakteristiek beoordeelt

95
Q

Wat betekend criterion validity?

A

een meer zekere manier om de validiteit van een meetprocedure te bepalen is door de scores te correleren met een andere, meer directe index

96
Q

Wat betekend Expectansy bias?

A

kan ook voortkomen uit de verwachtingen van observatoren en proefpersonen

97
Q

Bij onderzoek moeten wetenschappers niet alleen rekening houden met wetenschappelijke kwesties in overweging nemen, maar ook?

A

ethische kwesties - kwesties van moraliteit, of wat juist is

98
Q

Wat zijn de ethische bezwaren met betrekking tot privacy, ongemak, bedrog en dierenwelzijn in psychologisch onderzoek? Hoe streven onderzoekers ernaar om problemen in verband met deze zorgen te minimaliseren?

A

Er moet geïnformeerde toestemming worden gegeven. Bijkomende ethische overwegingen draaien om drie onderling samenhangende kwesties:

  1. Het recht van de persoon op privacy; Niets delen wat je niet wil delen, deelname is anoniem
  2. De mogelijkheid van ongemak of schade; verplicht om eventuele schade te melden voor het onderzoek. Elk moment kunnen stoppen.
  3. Het gebruik van bedrog; de meest controversiële ethische kwestie.
99
Q

Wat is geïnformeerde toestemming

A

De proefpersoon moet worden worden verteld waar het onderzoek over gaat en welke risico’s dit met zich mee kan brengen

100
Q

Side note: Een kleine standaardafwijking betekent dat er weinig verschillen zijn tussen de scores van individuele leerlingen, terwijl een grote standaardafwijking betekent dat er grote verschillen zijn tussen de scores van individuele leerlingen en je dus voorzichtig dient te zijn bij de interpretatie.

A
101
Q

Side note: Een kleine standaardafwijking betekent dat er weinig verschillen zijn tussen de scores van individuele leerlingen, terwijl een grote standaardafwijking betekent dat er grote verschillen zijn tussen de scores van individuele leerlingen en je dus voorzichtig dient te zijn bij de interpretatie.

A
102
Q

Wat zijn distale verklaring?

A

factoren die verderaf liggen in de tijd.

103
Q

Wat is Ultieme verklaringen?

A

Ze verklaren een eigenschap door middel van de natuurlijke selectiedruk

104
Q

Wat is een Proximale verklaringen?

A

De waardoor vraag? ; verklaringen voor gedrag