Hoofdstuk 6 Flashcards
1
Q
Psychofarmacologie
A
Bestuderen hoe farmace ons CZS en gedrag beïnvloeden
2
Q
Psychoactieve middelen
A
Middelen die invloed hebben op stemming, gedachtes en gedrag.
3
Q
Enteraal
A
Toediening via spijsverteringssysteem
4
Q
Oraal
A
Via de mond
5
Q
Rectaal
A
via het rectum
6
Q
Gastrisch
A
Via de maag
7
Q
Buccaal/sublabiaal
A
tussen lip en tandvlees
8
Q
Sublinguaal
A
onder de tong
9
Q
Parenteraal
A
Niet via spijsverteringssysteem
10
Q
Subcutaan
A
onder de huid
11
Q
Intramusculair
A
in de spier
12
Q
Intraveneus
A
in een ader
13
Q
inhalatie
A
via longen
14
Q
Transdermaal
A
door de huid (pleisters)
15
Q
Spinaal of intracraniaal
A
in het ruggenmerg of de hersenen