Hoofdstuk 4 Flashcards
Inhiberende postsynaptische potentiaal (IPSP)
Uitzetten cel B door cel B te hyper polariseren en de cel daarmee verder van de vuurdrempel af te brengen.
Graduele potentialen
Kleine fluctuaties over het celmembraan die uitdoven over afstand en bij elkaar opgeteld kunnen worden. Zorgen voor IPSP en EPSP.
Hyperpolarisatie
Negatieve lading toedienen, K+ influx of Calcium influx, potentiaalverschil wordt hierdoor groter
Depolarisatie
Positieve lading toedienen, natrium influx, potentiaalverschil wordt hierdoor kleiner
Stimulatie neuron door?
Hyperpolarisatie of depolarisatie
Actiepotentiaal stappen
- Depolarisatie
- Repolarisatie, K+ influx
- hyperpolarisatie
- Sluiten K+ kanalen, afname rustpotentiaal totdat waarde hersteld is tot de oude waarde.
Spronggeleiding
In axonen zitten knopen, ook wel kleine onderbrekingen in de isolatielaag, en de actiepotentiaal springt in dit geval over van knoop naar knoop.
Lontgeleiding
Soort domino effect waarmee een actiepotentiaal zich verplaatst langs het axon, het een activeert het andere.
Actiepotentiaal
Polariteit omkeren van het celmembraan, vuurdrempel is -50mV. Eenmaal in gang gezet is dit proces niet te stoppen en gedurende dit proces worden neurotransmitters losgelaten.
Communicatie neuronen
Via synapsen, presynaptische en postsynaptische kant.
Rustpotentiaal
Potentiële energie, rond de -70 mV, het verschil tussen de intracellulaire en extracellulaire vloeistof in rusttoestand. Binnen in de cel hoort het iets negatiever te zijn dan buiten de cel,
Potentiaal verschil
Verschil in lading tussen 2 punten.
In stand houden rustpotentiaal
Balanceren van A- door K+ influx en efflux via de kanalen.
Voorkomen dat Natrium binnenkomt door een poort.
Natrium/Kalium pomp, verwisselt de natrium in de cel met kalium van buiten de cel.
Ionen
Atomen met overschot of tekort aan elektronen, overschot is negatief geladen. Tekort is positief geladen.
Extracellulaire vloeistof
Bevat meer chloride en natrium, houden rustpotentiaal in stand