Hoofdstuk 5: Betrouwbaarheid Flashcards
Betrouwbaarheid
De mate waarin verschillen tussen geobserveerde scores van respondenten consistent zijn met verschillen tussen true scores van respondenten
Vuistregel: betrouwbaarheid ≧ 0,70
Toevallige meetfouten
Kortstondige factoren die de geobserveerde score (positief of negatief) doen afwijken van de true score
Belangrijk voor de betrouwbaarheid
Drie soorten systematische meetfouten
Rater bias
Instrument bias
Respons bias
Rater bias
Systematische verschillen in beoordelaars
Instrument bias
Meetfouten die aan het instrument zelf te wijten zijn
Bv. technisch defect
Respons bias
Scores van mensen wijken af door de manier waarop we antwoorden
Bv. sociale wenselijkheid
Variantie van meetfouten
Geeft weer hoe meetfouten de geobserveerde scores van verschillende personen op verschillende manieren beïnvloeden
se^2 = som(xi-gemiddelde^2/N
Hoe groter de variantie, hoe onbetrouwbaarder de meting
Interpretatie: …% van de verschillen tussen geobserveerde scores is toe te schrijven aan verschillen tussen true scores
Vier manieren om naar betrouwbaarheid te kijken
De verhouding van true score-variantie tov geobserveerde score-variantie
De verhouding van meetfoutvariantie tov geobserveerde score-variantie
Het verband tussen geobserveerde scores en true scores
Het verband tussen geobserveerde scores en meetfouten
Variantie en true score
Rxx’ = st^2 / si^2
Variantie en meetfouten
Rxx’ = 1 - st^2 / si^2
Correlatie en true score
Rxx’ = rit^2
Correlatie en meetfouten
Rxx’ = 1 - rie^2
Standaardmeetfout
se = si√1-Rxx’ (gegeven op formularium)
Vertelt ons hoe accuraat een score is
Hoe groter standaardmeetfout, hoe groter de gemiddelde meetfout is en hoe minder betrouwbaar de meting is
Interpretatie: De kans dat je een score waarneemt die niet meer dan een standaardmeetfout verschilt van de true score is gelijk aan …%
Parallelle testen
True scores van beide testen zijn gelijk
Varianties en meetfouten van beide testen zijn gelijk
Rxx’ = rxy