Hoofdstuk 4 samenvatting Flashcards

1
Q

David Hume, inspiratiebron van Kant zegt

A

dat causaliteit dus slechts een probabilistische (waarschijnlijke) in plaats van een absolute basis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noumenale wereld van Kant

A

Externe wereld, buiten de geest en bevat ‘dingen-in-zichzelf’:
objecten in pure staat, onafhankelijk van de menselijke geest. Heeft
interactie met de geest, maar kan nooit rechtstreeks gekend worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fenomenale wereld van Kant

A

Interne wereld. Zodra de noumenale wereld interactie heeft met
de menselijke geest, wordt het door de geest getransformeerd
tot een innerlijke wereld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Kenmerken van de geest die actief de fenomenale

ervaringen creëren

A

Intuïties -
De geest lokaliseert automatisch en onmiddellijk
alle ervaring in dimensies van ruimte en tijd.

Categorieën -
Organiseert daarna subjectieve ervaringen automatisch in categorieën van
kwaliteiten, kwantiteiten en relaties met elkaar (‘causalteit’ zit in de relatiecategorie).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kant dacht dat psychologie altijd een filosofische discipline blijven ipv een wetenschappelijke omdat de mentale fenomenen de volgende tekortkomingen hadden

A
1. Hebben geen
ruimtelijke dimensie;
2. Zijn te vluchtig om
waargenomen te worden;
3. Kunnen niet experimenteel
gemanipuleerd worden;
4. Kunnen niet rekenkundig beschreven
of geanalyseerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Helmholtz

A
  • Arts - Leger

- Deed onderzoek naar chemische processen in zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Johannes Müller

A
  • Aanhanger Vitalisme
  • het idee dat alle levende organismen een niet-fysieke ‘levenskracht’ bezitten, die nodig
    is om te kunnen leven, maar die niet wetenschappelijk bestudeerd kan worden
  • promotor van de wet van de specifieke zenuwenergieën.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

fysiologisch mechanisme

A

het idee dat alle fysiologische processen potentieel begrepen kunnen worden
in termen van normale fysieke en chemische processen. Deze processen kunnen zeer complex zijn, maar uiteindelijk
zijn ze wel onderhevig aan dezelfde universele fysieke wetten als niet-levende processen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Helmholtz wet van behoud van energie:

A

alle soorten krachten in het universum (hitte, licht, zwaartekracht,
magnetisme etc.) zijn mogelijk inwisselbare vormen van een enkel groot energiereservoir. Energie kan getransformeerd
worden van de ene vorm in een ander, maar het kan nooit gecreëerd of vernietigd worden door een fysiek proces. De
totale hoeveelheid energie in het universum is en blijft constant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Helmholtz perpetuum mobile

A

Ieder bewegend mechanisme verbruikt energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Analyse van gezicht volgens helmholtz

A
1. Fysieke analyse: oog als een
optisch instrument; onderzoeken
hoe het licht vanuit de externe
wereld een beeld vormt op de retina.
2. Fysiologische analyse: bestuderen hoe
een beeld op de retina wordt omgezet
in signalen richting het brein, wat
resulteert in bewuste sensatie.
3. Psychologische analyse: bestuderen
hoe de sensatie van licht omgezet
wordt in een betekenisvolle perceptie
van aparte objecten en gebeurtenissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sensaties en

A

percepties van helmholtz

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Young-Helmholtz trichromatische theorie

A

als alle drie de
receptoren op hetzelfde moment gestimuleerd worden, ontstaat er een sensatie van wit licht, zoals bij zonlicht en
complementaire kleuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

perceptuele adaptatie.

A

Oefening met bril waarbij het visuele beeld iets verschoof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Volgens Helmholtz ontstonden perceptuele fenomenen, zoals perceptuele adaptatie, d.m.v. een proces van onbewuste
inferentie (gevolgtrekkingen)

A

visuele ervaringen leiden tot de onbewuste aanvaarding van bepaalde regels die lijken op
de premissen in een logisch syllogisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Logisch syllogisme

A

Major premisse: de afmeting van een object varieert
omgekeerd evenredig met de afstand ervan tot het oog.
Minor premisse: de afmeting van het beeld van
een bal in mijn visuele veld wordt kleiner.
Conclusie: de bal
beweegt zich van mij af.

17
Q

Erfenis Helmholtz

A
  1. Hij liet zien hoe de onderliggende neurologische processen van mentale functies onderzocht konden worden.
  2. Hij ontwikkelde een wetenschappelijke conceptie van de Kantiaanse ‘geest’, met zijn geïntegreerde fysieke,
    fysiologische en psychologische studies van gezicht en gehoor.
18
Q

Ewald Hering

A

Kleuren nabeelden

19
Q

Eleanor Jack Gibson

A

Visuele klif

20
Q

Fechner

A
  • Satirische stukken

- Dag en nachtvisie

21
Q

Psychofysica

A

de studie van

de relatie tussen de objectief gemeten intensiteit van stimuli en de subjectieve indrukken ervan

22
Q

Just noticeble difference JND

A
  • Weber
  • Gewicht 0.03
  • Lengte 0.1
  • Geluid 0.006
23
Q

Absolute drempelwaarde

A
  • Fechner

-

24
Q

‘Elements of psychofysica’

A
S Subjectieve intensiteit
P Fysieke intensiteit
k Constante (varieert per zintuig)
Fechners wet: S=k⋅log P
25
Q

Smith Stevens

A
  • Wet van Stevens
  • Power law
  • Stevens’ wet: S=k⋅Pn
26
Q

Gestaltpsychologie

A

richt zich op de manier waarop de geest ervaringen en percepties organiseert in gehelen die meer
zijn dan som der delen

27
Q

Christian von Ehrenfels

A

schreef in 1890 over bepaalde Gestaltqualitaten (vormkwaliteiten) die niet
introspectief afgebroken konden worden tot afzonderlijke sensorische elementen, maar configuraties van objecten of
ideeën blijven. Zoals ‘vierkantigheid’ van een vierkant of de melodie van een muziekstuk. De melodie ligt niet in de
specifieke noten, maar in de relatie tussen de onderlinge noten.

28
Q

Oprichters gestalttheorie

A
  • Max Wertheimer
  • Kurt Koffka
  • Wolfgang Köhler

Volgens hen zorgen waargenomen vormen voor het vereenvoudigen en organiseren van het
perceptuele veld waarin ze bestaan.

29
Q

phi-fenomeen

A

De illusie van een schijnbare beweging van Wertheimer

30
Q

Volgens Köhler vereist leren inzicht ipv

A

trial-and-error

31
Q

Köhler schreef Productive thinking

A

pleitte voor vrije exploratie, flexibiliteit en het verkrijgen van inzicht

32
Q

Kurt Goldstein

A
  • journal ‘Psychologische Forschung’
  • holistisch-organismetheorie
    (Is een variant van het anti-lokalisationisme van Flourens, Franz en Lashley)
33
Q

Kurt Lewin

A

Had de theorie van levensruimte en bestudeerde de effecten van democratisch vs. autoritair leiderschap op
groepsgedrag