Hoofdstuk 1 Flashcards

1
Q

Stanley Hall

A

Founders of modern psychology 1912

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Edwin G Boring

A

A history of experimental psychology 1929

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Robert I. Watson

A

A brief history ofc clinical psychology 1953, daarna Journal of the history of the behavioral science, sinds 1970/1980 vakgebied aan universiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Internalisme

A

Beschrijft puur de ontwikkeling van majeure ideeën en theorieën, zonder daarbij de richtinggevende sociale en politieke
context (en factoren) in beschouwing te nemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Externalisme

A

Het tegengestelde van Internalisme. Focust vooral op politieke en sociaal-economische context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Great man approach

A

De ‘Great Man approach’ is geschiedschrijving die is gebaseerd op grote namen
Bij deze benadering wordt vergeten dat veel aspecten het product van hun tijd en samenleving zijn (sociaal, cultureel, politiek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Zeitgeit approach

A

‘Zeitgeist approach’ zijn de omstandigheden van een bepaalde tijd maatgevend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Presentism

A

Bekijkt alles vanuit het heden. Verklaart huidige omstandigheden door te benadrukken hoe onze voorgangers fouten
maakten, ideeën perfectioneerden en de wetenschap optimaliseerden (tot waar ze nu is)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Historicism

A

Reconstrueert het verleden in haar eigen context, zonder vertekening van “wat er daarna gebeurd is”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Sophisticated Presentism

A

Probeert met inachtname van de huidige staat van wetenschap naar het verleden te kijken, maar beschouwd daarbij de
uitkomst (hoe het nu is) niet als “juist” of “de beste manier” te zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Robert M. Young late 60’

A

Bekritiseerde de great man, great ideas, verhalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Laurel Furumoto 80’

A

New history of psychology; Een kritische kijk op de geschiedenis van de psychologie, zonder idolatrie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Origin myth process

A

Franz Samelson

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Sofisten

A

rondtrekkende onderwijzers die tegen betaling les gaven in ethiek, logica en retorica

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

PLATO, SOCRATES, ARISTOTELES

A

500 - 300 BC

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gorgias

A

Een van de sophisten. Claimde dat hij door middel van zijn retorische kwaliteiten
eenieder elk willekeurig idee kon aanpraten, ook zonder zelf verregaande kennis van
het idee te hebben. Kleurrijk, arrogant figuur.

  • Retoriek & Manipulatie -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

De Sofisten

A

In het vroegdemocratische Athene. Gespecialiseerd in retoriek en spreken in het
openbaar. Leerden studenten om zich effectief en overtuigend uit te drukken (t.a.v.
politieke en sociale standpunten).

  • Retoriek -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Plato

A

Koos Socrates als leraar, en niet Gorgias of een andere sofist. Penvoerder van
Socrates, schreef zijn “Dialogen” uit. Stichtte de “Academia” (in navolging van
Socrates geïnspireerd op de natuur, maar open voor vele andere vakgebieden).

De analogie van de Grot. Concept van “ultieme waarheden”, onzichtbaar voor ons.
“Reason & Ideas” als hoogste goed.

  • Relativisme, Ultimate Ideas -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Socrates

A

“Het enige dat ik weet, is dat ik niets weet”.
Leerde studenten dat te waarderen wat waar en onveranderlijk is, in tegenstelling tot hetgeen “populair en gemakkelijk” is.
Onderwees middels het aangaan van Dialogen met zijn studenten, waarbij hij ze hun
eigen ideeën wilde laten ontdekken, en niet slechts iets overdragen. Liet geen
geschreven materiaal na.

  • Nativisme & Rationalisme -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Aristoteles

A

30 jaar jonger dan Plato.
Studeerde aan de Academia (tot ca. Plato’s dood, Aristoteles was toen 37). Verliet Athene (“Truth above friends”). Dook in de “outside
worlds” van natuurhistorie, politiek en pedagogiek. Start van het Empiricism.

De waarneming als bron voor alle kennis.

  • Empirisme -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Pre-socratische oudheid 900 - 400 BC

A

Verspreiding van “settlers” over het gebied dat nu Griekenland en west-Turkije is. Oprichting van rijke
kolonies, levendige handel met elkaar en met het oosten. Zeer diverse ontwikkeling van vormen van
bestuur. Vanaf ca. 500 BC (met Athene voorop) ontstonden de eerste democratieën. De Griekse taal (en
trots) verenigde uiteindelijk deze stad-staten

Het Grieks leende zich ook uitstekend voor discussies,
uiteenzettingen en het vormen van concepten en theorieën. De belangrijke woorden Logos (reden) en Philosophia
ontstonden hier.

22
Q

Thales

A

Accurate astronomische en meteorologische observaties, zag water als het
belangrijkste element in de cosmos

  • The absent minded philosopher -
23
Q

Pythagoras

A

Ionisch, maar vestigde zich in zuid-Italië. Liet geen geschriften achter. Mathematica
& de relatie met de fysieke wereld. De pythagoreans (volgers, hij had er veel) zagen
een “religieuze” significantie in deze relatie(s)

  • Harmonieleer & Wiskunde -
24
Q

Heraclitus

A

Eén generatie na dan Pythagoras. “You can never step in the same river twice”.
Relatie tussen stabiliteit en verandering (paradox)

  • Relativiteit -
25
Q

Zeno

A

Weer een generatie later. Introduceerde het concept van “oneindigheid”. De paradox
van Achilles en de Schildpad.

  • Het concept van oneindigheid -
26
Q

Protagoras

A

Tijdgenoot van Socrates (kort daarvoor). Had afkeer van grote concepten en vage
ideeën, en richtte zich op menselijke ervaring en gedrag : “Man is the measure of all
things”. Inspireerde Gorgias

-Sophisme & Manipulatie -

27
Q

Hippocrates

A

Jonger dan Socrates, maar desondanks gezien als pre-socratic. Had veel volgers.
Focuste zich op “dagelijkse dingen” (analoog aan de sofisten en protagoras). Was
medicus. Schreef ziekte toe aan Natuurlijke Oorzaken (als eerste). Predikte Balans
en “Moderation”.

Humoral theory: Gele en Zwarte Gal, Bloed en Phlegm. Onbalans tussen deze vier
veroorzaakt ziekte etc. De griekse woorden zijn nog steeds in gebruik “Chole”,
“Melan”, “Sanguine”, “Phlegmatic”

  • Homoral Theory
    Medische wetenschap (verantwoordelijk,
    observatie-gedreven onderzoek en actie).
    Ethische standaarden / “Eed van Hippocrates” -
28
Q

De Griekse term Psyche betekent “Adem”

A

(iets wat levende wezens hebben en dode niet).

In het boek wordt het als ‘General life-principle’ aangegeven

29
Q

Leven en werk van socrates

A
  • Geboren in Athene 470 bv
  • Vader steenhouwer, moeder vroedvrouw
  • Werd zelf ook steenhouwer en vocht als soldaat in het leger
  • Trouwde op latere leeftijd met Xanthippe en kreeg 3 zonen
  • Verliet ambacht en werd leraar (gratis)
  • Plato en Xenophon waren zijn studenten
  • Op 70 jarige leeftijd ter dood veroordeeld
30
Q

Socrates hing een milde vorm van nativisme aan

A

aangeboren kennis/wijsheid, die door ervaringen herontdekt
zou kunnen worden. Overblijfselen daarvan zijn er nog steeds: nativistische concepten als object
permanence en een basis-mogelijkheid om de wereld te begrijpen. De weg naar wijsheid ligt niet in het
verzamelen van ervaringen en meningen, maar om jezelf te kennen en op zoek te gaan naar interpretatie
van deze ervaringen (input, experiences) in het licht van eigen aangeboren rationele vermogens. Dit is de
belangrijkste nalatenschap van Socrates aan Plato.

31
Q

Het leven en werk van Plato

A

Plato komt uit een rijke, aristocratische familie, die terugloopt tot Solon (Atheense wetgeving, mede
grondlegger van de democratie). Was 25 toen Socrates stierf. Vertrok naar Italië om te studeren bij de
Pythagoreeërs. Kwam ca. 10 jaar later terug en stichtte de Academia (mathematica, astronomie, filosofie,
etc.). Plato zelf wijdde zich aan de vraag “wat is aangeboren in de menselijke psyche”, en de relatie tussen
deze aangeboren aspecten en werking van de sensorische ervaringen vanuit de externe wereld op de
psyche

32
Q

Aristocratie

A

‘Geregeerd door de beste’

33
Q

Socrates Bio 470 - 399 bc

A
  • Wilde dat zijn studenten een objectief beeld van de waarheid wisten te vormen, dmv disscussievorming
  • Wat is waar en permanent en wat is tijdelijk en populair
  • Socrates dialogues - geschreven door Plato - belangrijke bijdrage voor hogere capaciteit rationeel nadenken, mathematic thinking inside the brain
  • Gestorven in 347
  • De mens heeft maar 1 deugd, (positieve eigenschap ) dat is de verstandelijkheid. Moed en rechtvaardigheid komen hieruit. Terug te vinden in menselijke relaties, liefde
    Gestorven dmv de gifbeker op 70 jarige leeftijd
34
Q

Aristoteles 384 - 322 bc

A
  • Kwam op zijn 17e op de academia, toen Plato in zijn 50-er jaren was
  • Non-aristocratisch
  • Zoon van een arts
  • Natural history, pedagogiek, logica, en politics
  • Vader van de natuurwetenschap
  • De 10 categorieën van logica, niets hiervan is waar of onwaar op zichzelf. pas bij combinatie zegt het wat
  • Leermeester Alexander de Groote
35
Q

Presocratici

A

Natuurfilosofen

36
Q

Elenchus

A

Een manier van experiment - Het op de proef stellen van opvattingen van je gesprekpartner - Niemand weet iets helemaal zeker - Socrates

37
Q

Elenchtische houding

A

Het doorvragen op vragen, manier van filosoferen

38
Q

Eudaimonia

A

Verstandelijkheid + zelfkennis = Geluk, om dit te bereiken moet de ziel geordend en in harmonie zijn

39
Q

Plato denkwijzen

A
  • Verstandelijkheid, moed en gematigdheid zijn los van elkaar. (universele waarden)
  • ‘Een gematigd leven is voor iedereen hetzelfde’
  • Dualistisch mensbeeld, de ziel staat los van het lichaam en is onsterfelijk
40
Q

Eidos

A
  • Vorm of idee

- Je kunt vormen zien als de blauwdruk waarop alles in de wereld gebaseerd is

41
Q

Gelaagdheid van de ziel

A
  • Rede (menner), moed (goedaardig) en begeerte (boosaardig)
42
Q

Introspectie

A

Nadenken over je eigen gevoelens, herinneringen en gedachten

43
Q

Denkwijze Aristoteles

A
  • Praktische filosofie; Handelen van de mens binnen de ethiek en politiek
  • Theoretische filosofie; De ware kennis over de wereld, het onveranderlijke
  • Vader van de natuurwetenschappen
  • Water, aarde, vuur en wind
44
Q

Hylemorphisme

A

Aristoteles -> Alles bestaat uit materie en vorm

45
Q

Telos

A

Doel van het object -> Hylemorphisme (Aristoteles)

46
Q

Entelecheia

A

De eeuwige weg naar volmaaktheid (Aristoteles)

47
Q

Invalshoek auteurs

A

Op de eerste plaats is het goed om door een historische benadering even afstand te nemen van de zaken die in beoefening van de psychologie centraal staan, zoals data, methoden, experimenten en theorie, en je af te vragen door welke (vaak toevallige) historische omstandigheden die tot stand zijn gekomen.

Ten tweede is geschiedenis belangrijk om psychologische verworvenheden uit het verleden in hun context te zien. Praktijken als magnetiseren en hypnose zijn vanuit hedendaags standpunt wat ridicuul, maar waren in de achttiende en negentiende eeuw plausibele methoden. Fancher en Rutherford merken op dat in de toekomst mogelijk net zo zal worden gegniffeld om methoden die wij nu als degelijk beschouwen.

Als derde reden wordt reflexiviteit genoemd, de manier(en) waarop wij als mens naar onze ‘menselijke natuur’ kijken. Die visie op onszelf is nogal eens gewijzigd in de loop van de geschiedenis, en de geschiedenis van zulke veranderende inzichten is op zichzelf al leerzaam.

48
Q

De drie criteria die de auteurs gebruikt hebben voor het samenstellen van hun pioneers

A

Ten eerste moest iedere pionier door zijn of haar werk en gedachtegoed evident belangrijk zijn geweest voor de ontwikkeling van de psychologie. Op de tweede plaats moest er genoeg biografische informatie voorhanden zijn over iedere pionier. Ten derde moesten de pioniers samen een goede afspiegeling vormen van de geschiedenis, van de antieke tijd tot de psychologie van nu.

Naast het hanteren van deze drie criteria maken de auteurs de keuze om meer aandacht te willen besteden aan de rol van vrouwen (en het denken over vrouwen) in de geschiedenis van de psychologie.

49
Q

Logos

A

Logica -> Hét woord volgens Hericlitus
Er zit een groot verschil tussen wat de waarheid is en je eigen opinie
‘Logos is what we all can see, but not can understand’

50
Q

Principle (Arche)

A

Heraclitus -> Vuur is de conducter voor alles wat er bestaat, alles bestaat uit vuur.
De wereld is in een permanente staat van oorlog
‘Change makes all things one’