Hoofdstuk 1 samenvatting Flashcards

1
Q

Historiografisch

A

Verzamelnaam voor theorie, geschiedenis, methoden en aannames van geschiedschrijving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Presentisme

A

Het subject bekijken vanuit het standpunt van het heden. De hedendaagse omstandigheden worden
verklaard door te benadrukken dat we vooruitgang hebben geboekt dankzij de fouten van onze voorouders
en waardoor we nu superieure kennis hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Historicisme

A

Het verleden reconstrueren zoals het echt werd ervaren, binnen hun eigen context, zonder vertekeningen
door voorkennis over hoe het uiteindelijk uitgepakt heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sophisticated

presentisme

A

Accepteert dat men het huidige gezichtspunt nooit helemaal kan loslaten en dat het doel van een
historische beschrijving het beter begrijpen van huidige problemen is. Probeert dat te doen zonder de
huidige stand van zaken als beste of enige juiste te zien (compromis tussen historicisme en presentisme).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kritische (nieuwe)

geschiedenis

A

Een meer contextuele en historistische benadering, die de anekdotes die steeds weer terugkomen, grondig
checkt. Daarnaast ook meer inclusiviteit en diversiteit te dan alleen de grote witte mannen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Indigenisatie

A

Verinheemsing: proces waarbij de lokale culturele context de ontwikkeling van de psychologie beïnvloedt,
waarbij ideeën van buiten geïmporteerd en aangepast worden als reactie op de lokale omstandigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Personalistischcontextuele

benadering

A

Aan de hand van het werk en het leven van pioniers zien hoe ideeën zich hebben ontwikkeld. Met een
belangrijke nadruk op de historische context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sofisten

A

Voorstanders van democratie en gelijke rechten. Gespecialiseerd in het onderwijzen van retorische
vaardigheden en spreken in het openbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Empirisme

A

Het idee dat ware kennis in de eerste plaats vanuit zintuiglijke ervaringen komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Idealisme

A

Het idee dat er iets fundamenteels ligt achter onze alledaagse sensorische ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Natuurschaal

A

Aristoteles: hiërarchische schaal waarop de planten onderaan staan en de mensen bovenaan. Onderaan
de vegetatieve ziel, dan de sensitieve ziel en bovenaan de rationele ziel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Categorieën

A

Aristoteles: de menselijke psyche bevat aangeboren categorieën, waarin herinneringen en ideeën van
empirische ervaringen worden geclassificeerd en georganiseerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Aristotelische logica

A

Over ervaringen kunnen we betekenisvolle uitspraken doen die een subject beschrijven, waarover iets is
bepaald (predicaat). Subject-predikaat-uitspraken staan logisch met elkaar in verband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Atoomtheorie

A

Democritus: alle materiële objecten zijn opgebouwd uit kleine, onbreekbare deeltjes (atomen) die
rondzweven in een lege ruimte (void), met elkaar botsen en samenclusteren tot fysieke substanties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Causaliteit

A

Griekse aanname dat alle gebeurtenissen een doel moeten hebben. Volgens Aristoteles moesten alle
gebeurtenissen vier oorzaken hebben: een materiële, formele, efficiënte en uiteindelijke oorzaak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

De vier oorzaken volgens aristoteles

A

Materiële oorzaak - Het materiaal waar het van is gemaakt.
Formele oorzaak - Het idee of plan erachter
Efficiënte oorzaak - De acties of interacties waardoor het ontstond.
Uiteindelijke oorzaak - Het uiteindelijke doel ervan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

‘De Rerum Natura’

A

Gedicht over Epicurus door Lucretius, over de atoomtheorie, het Epicureaans geluk en het idee dat de ziel
ook uit materiële atomen bestaat.

18
Q

Islamitische rijk

A

Ontstond na de dood van de profeet Mohammed (632 A.D.); van west India in het oosten tot Spanje en
Marokko in het westen. Het produceerde veel grote geleerden die de oude Grieken bestudeerden.

19
Q

Indo-Arabische cijfers

A

Al-Kindi: wiskundige telsysteem waarmee veel beter gerekend kon worden dan met de Romeinse cijfers.
Was het begin van de getaltheorie en algebra.

20
Q

Camera obscura

A

Door Alhazen gebruikt als model van het oog.

21
Q

‘Canon of Medicine’

A

Boek van Avicenna over geneeskunde: de humorale theorie van Hippocrates, observaties van
ziektebeelden en technieken om ze te genezen, medicijnen/kruiden en methoden waarmee nieuwe
remedies getest kunnen worden (evidence-based). Werd eeuwenlang gebruikt als medisch handboek.

22
Q

‘The Book of the Cure /

Healing’

A

Boek van Avicenna over allerlei onderwerpen die Aristoteles had besproken, en was bedoeld als genezing
van onwetendheid i.p.v. van fysieke ziektes. Over filosofie, wiskunde, natuurwetenschappen en de
Aristotelische ziel.

23
Q

Thales

A

Beroemd vanwege zijn accurate natuurwetenschappelijke astronomische en meteorologische observaties.
Hij zag water als het meest belangrijke element in de kosmos.

24
Q

Heraclitus

A
Relatie tussen stabiliteit en verandering (‘je kunt nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen’). Eenheid van
tegengestelde zaken (‘een weg omhoog is ook een weg omlaag, afhankelijk van de relatieve positie’).
25
Q

Protagoras

A

Praktisch, geen hypothetische of verheven vraagstukken. Menselijke ervaring en gedrag staan centraal
(homo mensura: de mens is de maat der dingen). Dit idee lag ook achter de benadering van de sofisten;
controle en manipulatie van het gedrag van mensen.

26
Q

Oligarchen

A

Geregeerd door kleine groepen

machtige leiders

27
Q

Logos (woord, rede)

A

Achtervoegsel dat wijst op de studie van iets, zoals geologie,
fysiologie, psychologie

28
Q

Know thyself

A

het interpreteren van sensorische ervaringen m.b.v. de

ratio. Dit was de grootste erfenis van Socrates aan Plato

29
Q

Volgens Plato had de menselijke psyche drie basiscomponenten

A

Begeerte - Behoefte aan fysieke
bevrediging
Moed - Neiging om moeilijkheden te confronteren
met actie
Rede - Vermogen om de onderliggende realiteiten van de
wereld te waarderen

30
Q

Volgens Plato heeft elke psyche deze drie aangeboren componenten, maar ieder in een andere verhouding

A

Gewone massa - (Grieks: hoi polloi) Gestuurd door
begeerte
Soldaten - Gestuurd door moed, beschermen de
maatschappij
Elitaire voogden - Gestuurd door rede en bestuurders van de
maatschappij

31
Q

Volgens Aristoteles was de geest niet passief maar

A

functioneert het vooral als organisator van ideeën en kennis i.p.v. als het startpunt, zoals Plato en Socrates dachten

32
Q

Menselijke aangeboren categorie

e

A
◦ Substantie (wat het is)
◦ Kwantiteit (hoeveel)
◦ Kwaliteit (kleur, vorm)
◦ Locatie
◦ Relatie (groter, kleiner, ervoor, erna etc.)
◦ Activiteit (wat het doet of ondergaat)
◦ Tijd
33
Q

‘Organon’

A

Aristoteles beschrijft

hoe verschillende soorten subject-predikaat-uitspraken logisch met elkaar in verband staan: Aristotelische logica.

34
Q

essentiële conceptuele basis voor de toekomstige psychologische wetenschap

A
  1. Ze maakten de psyche (de menselijke geest) tot onderwerp van analyse en onderzoek.
  2. Ze debatteerden over de relatie tussen de psyche en de empirische stimuli die er van buitenaf invloed op uitoefenen
35
Q

Democritus theorie had echter wel een materiële

en efficiënte oorzaak, maar dus geen formele en uiteindelijke.

A

Daarom werd het gezien als een gevaarlijke theorie en

noemde Plato hem niet één keer in zijn geschriften. Aristoteles verwierp het ook als een verouderd presocratisch idee.

36
Q

Lucretius

A

De renum natura - atheistisch, hedonisch, atonisme

37
Q

algebra

A

al-jabr, betekent ‘herstel van gebroken delen’,

38
Q

Avicennna’s antwoord was: ja.

A

Voor hem was zelfbewustzijn een aangeboren capaciteit van de menselijke rationele
ziel

39
Q

In 1100 reisde de Italiaan Leonardo Fibonacci

A

Hij leerde alles over Al-Kindi’s numerieke systeem en schreef er het boek ‘Liber Abaci’ (1202) over. Hij werd bekend
door zijn Fibonacci-reeks, waarin elk nieuw getal de som is van de twee voorgaande getallen. Deze reeks heeft veel
interessante kenmerken, zoals dat de ratio tussen elk getal en dat erna steeds dichter in de buurt komt van de gulden
snede.

40
Q

Scholastiek

A

Debatteren over geleerde

41
Q

Kritiek op democritus

A

zijn werk werd door vrijwel iedereen verworpen. Socrates zag een onsterfelijke ziel die telkens reïncarneert, en
de kennis sluimerend vasthoudt. Plato ook. Aristoteles kwam het meest overeen, maar verwierp het ook: zijn materiële
en werkoorzaak passen wel, maar formele en doeloorzaak niet, volgens Democritus bestaat zo’n vooropgezet plan niet