Hoofdstuk 4 De financiën in balans Flashcards
afschrijvingskosten (4.1)
De kosten van de waardevermindering van kapitaalgoederen
bedrijfskosten (4.1)
De kosten van het bedrijf, behalve de inkoopwaarde van de omzet
brutowinst (4.1)
Omzet - inkoopwaarde van ze omzet
btw (5.1)
Kostprijsverhogende belasting op bijna alle goederen en diensten
eigen vermogen (4.1)
Totaal vermogen - vreemd vermogen
financieringsplan (4.1)
Het plan dat uitlegt hoe de onderneming aan het geld komt om te kunnen starten
inkoopwaarde van de omzet (4.1)
Het bedrag waarvoor de ondernemer de goederen zelf heeft ingekocht
investeringsbegroot (4.1)
Een overzicht van de verwachte uitgaven om een bedrijf te starten
nettowinst (4.1)
Brutowinst - bedrijfskosten
resultatenbegroting (4.1)
Een overzicht van alle verwachte kosten en opbrengsten
totaal vermogen (4.1)
De totale waarde van alle bezittingen van het bedrijf. Of: eigen vermogen + vreemd vermogen
voorraad goederen (4.1)
De hoeveelheid goederen die in het bedrijf aanwezig is
vreemd vermogen (4.1)
De schulden van het bedrijf
activa (4.2)
Bezittingen
balans (4.2)
Een overzicht van de bezittingen en schulden van een bedrijf op een bepaald tijdstip
crediteuren (4.2)
Leveranciers aan wie een bedrijf nog geld schuldig is
debiteuren (4.2)
Klanten die hun rekening nog moeten betalen
liquode middelen (4.2)
Kasgeld en banktegoed
passiva (4.2)
De schulden van een bedrijf en het eigen vermogen
vaste activa (4.2)
Bezittingen die langer dan één productieproces of een jaar meegaan
vlottende activa (4.2)
Bezittingen die één productieproces of korter dan een jaar meegaan
resulatenenrekening (winst- en verliesrekening) (4.3)
Overzicht van de opbrengsten, kosten en winst in een jaar
bedrijfskosten (5.1)
De kosten van een bedrijf (exclusief de inkoopwaarde van de omzet)
bedrijfsresultaat (5.1)
De nettowinst
break-evenafzet (5.1)
De afzet waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten
break-evenomzet (5.1)
De omzet waarbij de kosten gelijk zijn aan de opbrengsten
consumentenprijs (5.1)
De verkoopprijs inclusief btw
kosten per eenheid product (5.1)
De totale kosten gedeeld door het aantal stuks
proportonieel variabele kosten (5.1)
De variabele kosten stijgen evenredig mee met de productie
verlies (5.1)
De kosten zijn hoger dan de opbrengsten
automatisering (5.2)
Vervangen van denkwerk door machines
brutoloon (5.2)
Het loon dat de werknemer zijn werkgever (en waar de werkgever bedragen op inhoudt)
concurrentiepositie (5.2)
Hoe sterk een bedrijf of land economisch is in vergelijking met andere bedrijven of landen
loonbelasting (5.2)
Voorheffing van de belasting op inkomen, winst en vermogen
loonheffing (5.2)
Loonbelasting + premies volksverzekeringen
mechanisatie (5.2)
Vervangen handarbeid door machines
nettoloon (5.2)
Brutoloon verminderd met alle inhoudingen
premies werkgever
De sociale lasten van de werkgever
volksverzekeringen (5.2)
Verzekeringen die het hele volk verzekeren tegen gemaakte kosten of verlies aan inkomen
werkgever (5.2)
Iemand die werknemers in dienst heeft
werknemersverzekeringen (5.2)
Verzekeringen die werknemers verzekert tegen verlies aan inkomen door werkeloosheid of arbeidsongeschiktheid
wig (5.2)
Het verschil tussen de brutoloonkosten van de werkgever en het nettoloon van de werknemer
doelgroep (5.3)
Het deel van de markt waar het bedrijf zich in de eerste plaats op richt
e-commerce (5.3)
Handel drijven via computernetwerken
marketing (5.3)
Beïnvloeden van potentiële klanten
marketingmix (5.3)
De mix van de vijf P’s om potentiële klanten zo goed mogelijk te beïnvloeden
merkreclame (5.3)
Reclame waarbij het merk centraal staat
personeelsbeleid (5.3)
Het juiste personeel aantrekken, passend bij de te verkopen goederen en diensten
plaatsbeleid (5.3)
Een goede vestigingsplaats kiezen en op een goede manier het product aanbieden
prijsbeleid (5.3)
Een prijs bepalen waarbij de doelstelling van het bedrijf gehaald wordt, bijvoorbeeld maximale winst
prijsdiscriminatie (5.3)
Verschillende groepen consumenten betalen voor hetzelfde product een verschillende prijs
productbeleid (5.3)
De eigenschappen van het product veranderen om de klanten tevreden te houden of meer klanten te winnen voor het product
productreclame (5.3)
De aanbieder promoot de kwaliteiten van het product
promotiebeleid (5.3)
De manier waarop een bedrijf het product onder de aandacht brengt