7.1 Tijd is geld Flashcards

1
Q

Welke factor is heel belangrijk bij economie?

A

De factor tijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke factor is belangrijk bij het sparen en lenen van geld?

A

De factor tijd is dan heel belangrijk, maar ook duidelijk zichtbaar. Spaarders stellen consumptie uit en zetten het niet aan consumptiegoederen bestede geld tegen rente op een spaarrekening. Na een bepaalde periode is het spaargedrag gegroeid, dankzij de verdiende rente. De spaarder kan dan meer goederen en diensten kopen, dan zonder sparen mogelijk was geweest.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de kosten van de extra consumptie?

A

Een bepaalde periode wachten. Tijd heeft een prijs. De RENTE geeft de prijs van tijd weer. Als de rente laag is, is tijd goedkoop. De spaarder moet lang sparen voordat hij voldoende (goedkope) tijd heeft ingeruild voor extra consumptie. Bij een hoge rente is de tijd duur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe noem je de rente waarmee de banken adverteren?

A

De NOMINALE RENTE, de nominale rente geeft de jaarlijkse toename van het spaargeld weer in procenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wanneer is er sprake van INFLATIE?

A

Als in die periode de prijzen van goederen zijn gestegen. De inflatie geeft aan hoeveel procent de prijzen van goederen en diensten in een land gemiddeld gestegen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe zeg je de verandering van de koopkracht is nul in andere woorden?

A

De REËLE RENTE is nul.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet de nominale rente niet met de inflatie niet?

A

Die houdt geen rekening met de inflatie. De reële rente doet dat wel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

indexcijfer

A

Verhoudingscijfer waarmee je een reeks getallen duidelijker kunt aangeven en getallen eenvoudiger kunt vergelijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

inflatie

A

Gemiddelde stijging van de prijzen in een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

menselijk kapitaal

A

De kwaliteit van de productiefactor arbeid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

nominale rente

A

Het rentepercentage dat de bank geeft of vraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

reële rente

A

De nominale rente, gecorrigeerd voor de inflatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

rente

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly