6.3 De overheid, bemoeizuchtig? Flashcards

1
Q

Wat doet de OVERHEID?

A

Die bemoeit zich met allerlei zaken, ook met zaken die jongeren aangaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvan is de overheid een onderdeel van?

A

Van de COLLECTIEVE SECTOR. De collectieve sector bestaat uit:

  • de rijksoverheid (het RIJK)
  • de provincies, gemeenten en waterschappen, met elkaar de LAGERE OVERHEDEN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat hoort er bij de rijksoverheid?

A

De regering, het parlement en de departementen (ministeries). De regering bestuurt het land, het parlement en controleert de regering. De regering en het parlement beslissen over zaken die alle Nederlanders aangaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet het parlement?

A

Die beslist of de plannen wordt uitgevoerd. Provincies, gemeenten en waterschappen horen bij de lagere overheid. Het provinciebestuur controleert het werk van de gemeenten in de provincie. Het provinciebestuur zorgt er ook voor dat de gemeenten samenwerken. De gemeente gaat over zaken die alleen de inwoner van de gemeente aangaan. Waterschappen zorgen voor de waterhuishouding in Nederland.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kan de overheid met een subsidie?

A

Producenten of consumenten een geldbedrag geven. Met de subsidies probeert de overheid de consumptie van bepaalde goederen of diensten te stimuleren. Voor productenten die subsidies ontvangen, wordt het aantrekkelijker om het product aan te bieden. Zij gaan meer aanbieden, waardoor de prijs van het product daalt. De lagere aankoopprijs stimuleert meer consumenten om het product te kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat kunnen consumenten ook?

A

Ook een subsidie krijgen. de subsidie maakt het aantrekkelijker om het product te kopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat doet de overheid met betrekking tot ACCIJNS (belasting)?

A

Die heft extra accijns op goederen waarvan zij de consumptie willen afremmen, zoals alcohol, sigaretten en benzine. De bedrijven moeten een deel van de verkoopprijs als accijns aan de overheid afstaan. Hierdoor wordt het voor bedrijven minder aantrekkelijk om het product aan te bieden. Het aanbod daalt, waardoor het het product duurder wordt. Door de hogere prijs daalt de vraag naar het product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarvan zijn accijns een voorbeeld van?

A

Van KOSTPRIJSVERHOGENDE BELASTING op goederen en diensten. de btw (op bijna alle producten) en invoerrechten op importproducten zijn twee andere voorbeelden van kostprijsverhogende belastingen op goederen en diensten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn COLLECTIEVE GOEDEREN?

A

Goederen die onverkoopbaar zijn, zoals straatverlichting, want het is van iedereen. De collectieve sector zorgt ervoor dat deze goederen aanwezig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat wil de overheid doen?

A

De verschillen in inkomen tussen arm en rijk corrigeren. Daarom hebben we in Nederland een systeem waarbij mensen met een hoger inkomen meer belasting moeten betalen, dan mensen met een lager inkomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

accijns

A

Kostprijsverhogende belasting op sommige goederen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

belasting op inkomen, winst en vermogen

A

Belasting op inkomen, winst en vermogen, die de belastingplichtige zelf afdraagt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

collective goederen

A

Goederen die niet individueel leverbare eenheden verkocht kunnen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

collectieve sector

A

Overheid en de sociale fondsen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

kostprijsverhogende belasting

A

Belasting op goederen en diensten die de kostprijs verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

lagere overheden

A

Provincies, gemeenten en waterschappen.

17
Q

overheid

A

Het Rijk en de lagere overheden.

18
Q

Rijk

A

De centrale overheid.