Hoofdstuk 4 Flashcards
Schema’s
bouwstenen van kennis
Assimilatie
een bestaand schema wordt gebruikt in een nieuwe situatie
Accommodatie
wanneer het bestaande schema niet werkt, moet het worden gewijzigd om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan.
Equilibrium
Evenwicht tussen assimulatie en accommodatie. Dit is het behalen van een mentale stabiliteit warbij interne gedachten consistent zijn met wat we voor ons zien
Sensomotorische fase (Piaget)
In de sensomotorische fase leert de baby over de wereld via de zintuigen en hun motoriek. Ze doen dit door bijvoorbeeld spullen in hun mond te stoppen en te kruipen.
- Geen theory of mind
Circulaire reactie in de sensomotorische fase
- Reflexen 0-1 maand
- Primaire circulaire reacties 1-4 maanden; eenvoudige motorische gewoonte gericht op eigen lichaam
- Secundaire circulaire reacties 4-8 maanden; herhaalde beweging, effecten in de omgeving te observeren
- Coordineren van secundaire 8-12 maanden; doelgericht
- Tertaire circulaire reacties 12-18 maanden; Little sciëntisme
- Metale representatie 18 - 2 jaar; interne representatie
objectpermanentie
Ook leert een baby rond de 9 maanden objectpermanentie. Rond 1 jaar is er betere objectpermanentie. Dit is dat ze begrijpen dat iets nog steeds bestaat als het uit het zicht is.
kritiek op Piaget
Deze theorie onderschat de capaciteiten van baby’s.
- Piaget heeft ontwikkeling niet verklaart. Hij heeft volgens critici vooral beschreven.
- Piaget heeft ook weinig aandacht besteed aan sociale invloeden.
Pre-operationele fase (Piaget)
Het kind leert om symbolen en taal te gebruiken. Aan het eind van de sensomotorische fase ontstaat al de symbolische capaciteit
Ook leert het kind in deze fases om intuïtief te redeneren (‘magisch’ denken).
Verder zal het kind niet dezelfde logica hebben over de wereld als een volwassene, want er is een gebrek aan conservatie.
- egocentrisch
Causaal begrip van kleuters
Kinderen denken dat ze het antwoord weten op een hele hoop lastige vraagstukken.
Gevoelens van participatie kleuter
De kinderen hebben het idee dat ze zelf een dynamisch deel uitmaken van de natuur. Dit gaat gepaard met geloven in magie.
Animisme kleuter
Kinderen geloven dat dingen bewustzijn hebben en levend zijn.
Artificialisme kleuter
Het idee dat alles opzettelijk is en georganiseerd is voor het welzijn van de mens.
Finalisme kleuter
Alles heeft een verklaring
transductief redeneren (kleuter)
het combineren van ongerelateerde stukjes informatie/feiten wat leidt tot het trekken van foutieve oorzaak-gevolgconclusies, simpelweg omdat twee gebeurtenissen dicht bij elkaar in tijd of ruimte plaatsvinden.
Waarom begrijpen kinderen in deze fase conservatie niet?
- Kinderen doen aan centreren. Hun aandacht gaat naar de visueel meest opvallende
aspecten. De aandacht wordt gericht op één aspect van een probleem. (Het ene glas is hoger
dan het andere glas. Naar de breedte werd niet gekeken.) - Onomkeerbaarheid: De kinderen zijn niet in staat om verandering mentaal om te keren
- Statische gedachte: het denken is gefixeerd op eindtoestanden in plaats van de
veranderingen die de ene toestand in de andere transformeren. (Ze houden geen rekening met het proces dat het water is overgegoten.)
Egocentrische perspectief
Dit is het onvermogen om te begrijpen dat andere mensen verschillende standpunten hebben. Ze realiseren zich niet dat wat in hun hoofd zit, niet in dat van anderen zit.
Concreet operationele fase (Piaget)
In deze fase hebben kinderen een realistisch beeld van de wereld. Ook kunnen ze logisch redeneren, maar wel alleen in concrete situaties. Het lukt dus nog niet op een ‘wetenschappelijke’/abstracte manier.
Classificatie (concreet-operationeel)
Iemand die in de pre-operationele fase zit zal ‘honden’ antwoorden en iemand uit de concreet- operationele fase zal ‘dieren’ antwoorden. In het tweede geval is er dus begrip van klasse-inclusie.
Seriatie
Het kunnen ordenen van items op basis van kwantitatieve dimensies, zoals de lengte.
Transitiviteit
Dit is het vermogen om relaties logisch te combineren om tot bepaalde conclusies te komen.
Van pre-operationele fase naar de concreet-operationele fase:
De overgang van de pre-operaties naar concrete operaties gebeurt geleidelijk. Kinderen van 2 tot 5 jaar zijn nog preoperationeel op alle vlakken. Tussen de 5 en 7 jaar vindt er een overgang plaats. (Bij een conservatietaak is een 6-jarige op het kantelpunt.) Bij de leeftijd van 8 jaar heeft het kind een hogere, concrete operationele toestand bereikt.
Formeel-operationeel fase (Piaget)
In deze fase zal het kind van concrete operaties (op waarneembare objecten) naar formele operaties (niet-zichtbare ideeën) switchen. Dit leidt tot hypothetisch en abstract denken.
‘third eye’ taak
“Als je een derde oog zou kunnen hebben en zelf bepalen waar op je lichaam het is, waar zou je het dan plaatsen, en waarom?” Kinderen met concrete operaties die zullen vaak zeggen dat ze dat oog tussen hun andere ogen zullen plaatsen, terwijl kinderen in de formele fase juist een totaal andere plek kiezen. Ze kunnen het idee van waar een oog normaal zit loslaten.