Hoofdstuk 11 Flashcards
Een moeilijk temperament
bij baby’s voorspelt een moeilijk temperament in de kindertijd. Dit zorgt voor een hoger risico op gedragsproblemen.
Een makkelijke temperament
vaak tevreden en blije baby’s
Een langzaam opwarmend temperament:
elatief inactief en humeurig en slechts af en toe
regelmatigheid in hun dagelijkse schema’s. Ze reageren wel minder moeilijk dan baby’s met
een moeilijk temperament.
Temperament
is de aangeboren typische gedragsneiging van hoe een individu met de wereld omgaat.
Surgency/extraversie (temperament)
De neiging om actief en energiek nieuwe ervaringen te benaderen, zelfverzekerd, energiek → Haalt plezier uit interacties, lacht veel
- duidelijk vanaf baby
- extraversie
Negatieve affectiviteit (temperament)
verdrietig, angstig, makkelijk gefrustreerd, snel geïrriteerd, moeilijk troostbaar
(duidelijk vanaf baby)
- neuroticism
Effortful control (temperament)
zelfcontrole
aandacht richten en verplaatsen, gedrag inhiberen (stoppen) indien nodig
(ontwikkeld in de kindertijd)
- conscientiousness
persoonlijkheid kan ook sterk veranderen door
opvoeding, culturele druk en levensgebeurtenissen.
De correlaties tussen karaktertrekken in de vroege kindertijd en op volwassen leeftijd
zijn klein.
De karaktertrekken van kinderen in de lagere schooljaren beginnen de persoonlijkheid van adolescenten en volwassenen al wel te voorspellen. Sommige aspecten van persoonlijkheid stabiliseren zich pas in de adolescentie of in de volwassenheid.
Emotionele stabiliteit en conscientiousness zijn gecorreleerd met
een goede lichamelijke en
geestelijke gezondheid.
Persoonlijkheid
voorspelt levensduur.
Het vermogen om onderscheid te maken tussen jezelf en de wereld wordt duidelijker rond de leeftijd
2 of 3 maanden
18 maanden (het zelf)
herkennen zichzelf visueel als afzonderlijke individuen (zelfherkenning)
18-24 maanden (het zelf)
bewustzijn van wie ze zijn: een fysiek zelf met een uniek uiterlijk en als een
categorisch zelf → zelfverwijzend taalgebruik (ik)
Wanneer slagen kinderen ongeveer voor de Rouge test (spiegel)
rond de 18 maanden
theorie over identiteitsvorming
twee dimensies van identiteitsformatie:
1) Een identiteitscrisis ervaren hebben (ernstig geworsteld met identiteitsproblemen en alternatieven onderzocht)
2) Verbintenissen gemaakt hebben (bestaande vragen opgelost en een identiteit aangenomen).
Identiteitsspreiding
Er is geen crisis meegemaakt en er is nog geen besluit genomen
Moratorium status
Er is een crisis meegemaakt, maar er is nog geen besluit genomen.
Identiteitsverwerving
Er is een crisis meegemaakt en er is een besluit genomen.
Vroegtijdig afsluiten
Er is geen crisis ervaren, maar er is al wel een besluit genomen.
factoren die van invloed zijn op identiteitsformatie:
- cognitieve ontwikkeling
- Persoonlijkheid
- Kwaliteit van de relatie met de ouders
- Mogelijkheid voor ontdekking
- Culturele en historische context
Narratieve identiteit
Dit is de identiteit die blijkt uit verhalen.
Etnische identiteit
Met welke etnische groep iemand zich identificeert.
Beroepsidentiteit
identiteit vanuit het werk
Een hele hardnekkige mythe is dat
mensen in een midlife crisis komen en hun identiteit willen veranderen.
midlifecrisis
een moment waarop mensen een balans gaan opmaken van wat ze wel en niet bereikt hebben in het leven en hoeveel tijd er nog over is om het alsnog te bereiken. Als doelen en wensen niet vervuld zijn er te weinig tijd over is om deze allemaal te vervullen kan dit leiden tot een desillusie, teleurstelling, depressie en angst.
Sterke conceptualisatie van de midlife crisis
a. Normativiteit (dus hoort bij deze leeftijd)
b. verbonden met middelbare leeftijd
c. anders dan andere transities (emotioneel moeilijk, ontdekken van eigen beperkingen
bij het bereiken van persoonlijke doelen, de beperking van het eigen leven)
Gematigde conceptualisatie van de midlife crisis
overgang, die normatief is voor middelbare leeftijd, maar niet verschilt van andere psychologische aanpassingen (b.v. transitie naar volwassenheid)
Reduceren van afstand tussen ideale en echte zelf
oudere volwassenen stellen hun idee van hun ideale zelf bij. Hierdoor staat hun huidige zelf dichter bij hun ideale zelf.
Doelen en standaarden voor zelf-evaluatie aanpassen
met verschillende maten meten, doelen niet meer realistisch of belangrijk. Ze proberen actief om hun evaluatie op een andere manier te maken.
Sociale vergelijkingen met andere oude mensen
strategisch leeftijdsgenoten selecteren die het slechter hebben → downward social comparisons (neerwaartse sociale vergelijking).
Negatieve zelf-stereotypen (ageism) vermijden
positief geassocieerd met goede gezondheid
en levensduur, minder psychologische aandoeningen, minder tekenen van veranderingen in de hersenen geassocieerd met de ziekte van Alzheimer
Voor de schoolgaande leeftijd zijn er twee algemene aspecten van eigenwaarde:
1) Competentie (fysiek en cognitief)
2) Persoonlijke en sociale toereikendheid/adequaatheid (zoals hun sociale acceptatie)
Rond de leeftijd van 7 is de eigenwaarde van een kind gebaseerd op 5 criteria:
1) Schoolprestaties
2) Gedrag
3) Sportprestaties
4) Uiterlijk
5) Peer populariteit
Er zijn drie factoren die de ontwikkeling van ons zelfbeeld beïnvloeden:
- Genetica
- Competentie, sommige kinderen ervaren meer succes en lijken dus beter ten opzichte van
andere kinderen. - Sociale feedback van ouders, leraren en peers.
Kinderen die neigen naar internaliserende problemen (angstig zijn) hebben:
- En laag gevoel van eigenwaarde, overal mislukking in zien
- Aangeleerde hulpeloosheid (learned helplessness): machteloos voelen om hun lot te
beïnvloeden. - Falen omdat ze het niet proberen (omdat ze denken dat ze zullen falen)
Kinderen die neigen naar externaliserende problemen hebben:
- Een onrealistisch hoog gevoel van eigenwaarde: Bij falen kunnen zij anderen de schuld geven
om een onrealistisch hoog zelfbeeld te behouden. - Zij falen door gebrek aan zelfinzicht/ negeren van echte problemen
complimenten aan kinderen
- Als je een kind complimenteert na hard werken of succes na hard werken dan zal dit leiden
tot een realistisch gevoel van eigenwaarde en een hoge zelfredzaamheid. - Je kan verschillende kinderen op de volgende manieren aanmoedigen:
- Internaliserende kinderen: De kinderen in de klas haten jou niet.
- Externaliserende kinderen: Andere kinderen zullen het niet leuk vinden als je
binnenstormt.
Eigenwaarde levensloop
Eigenwaarde neemt toe in vroege en middenkindertijd, blijft stabiel in adolescentie, neemt
toe in jongvolwassenheid, blijft toenemen in middenvolwassenheid, piekt rond 60-70 jaar, neemt af op oude leeftijd, en neemt sterker af in hele oude leeftijd.