Hoofdstuk 34 Flashcards
1
Q
openbaar vervoer
A
public transport
2
Q
middel
A
means
3
Q
vertrekken
A
to leave / to depart
4
Q
aankomst
A
arrival
5
Q
perron
A
platform
6
Q
wagon / rijtuig
A
carriage
7
Q
vrij / onbezet
A
vacant
8
Q
over tijd
A
overdue
9
Q
eindstation
A
terminus
10
Q
lading / vracht
A
cargo
11
Q
taxi
A
taxi / cab
12
Q
rij
A
queue
13
Q
in de rij staan
A
to queue
14
Q
verbinden
A
to connect / to link
15
Q
verbinding
A
connection / link