Hoofdstuk 25 Flashcards
1
Q
verwaand
A
conceited
2
Q
toewijding
A
devotion
3
Q
wijden aan
A
to devote to
4
Q
advies
A
advice
5
Q
advies
A
counsel
6
Q
gemeen / slecht
A
wicked
7
Q
uitschot
A
scum
8
Q
(on)verenigbaar
A
(in)compatible
9
Q
ertoe brengen
A
to induce
10
Q
brutaliteit
A
cheek
11
Q
neerkijken op
A
to sneer at
12
Q
menigte
A
mob
13
Q
preuts
A
prudish
14
Q
goed / zoals het hoort
A
proper
15
Q
onjuist / onfatsoenlijk
A
improper