Hoofdstuk 3 Flashcards
1
Q
menselijk
A
human
2
Q
uiterlijk
A
appearance
3
Q
litteken
A
scar
4
Q
bekend / vertrouwd
A
familiar
5
Q
gevoelig
A
sensitive
6
Q
blootstellen (aan)
A
to expose (to)
7
Q
blootstelling
A
exposure
8
Q
ademen
A
to breathe
9
Q
naakt
A
naked / nude
10
Q
hoewel
A
though / although
11
Q
gezichtsvermogen
A
sight
12
Q
transpireren
A
to perspire
13
Q
transpiratie
A
perspiration
14
Q
kaal
A
bald
15
Q
verven (haar / kleding)
A
to dye