Hoofdstuk 3.1-3 Flashcards

1
Q

Uit wat bestaat leven

A

-Leven bestaat uit materie
-Alle materie bestaat uit verbindingen
-Verbindingen bestaan uit elementen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een element?
en hoeveel zijn er?

A

Een substantie die niet door chemische reacties kan ontbonden worden
-94 natuurlijke
-26 op kunstmatige wijze gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Het leven op aarde bestaat uit een 25 tal elementen, Vier daarvan vormen 96% van al het organisch materiaal, welke zijn dit? (groep 1)

A

-Koolstof (C)
-Zuurstof (O)
-Waterstof (H)
-Stikstof (N)

deze vormen covalente bindingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door wat wordt de andere 4 procent ingenomen (groep 2)

A

-Fosfor (P)
-Zwavel (S)
-Calcium (Ca)
-Kalium (K)
-Natrium (Na)
-Chloor (Cl)
-Magnesium (Mg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voor wat zorgt Zwavel?

A

Essentiële component van eiwitten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voor wat zorgt Fosfor?

A

Energiemetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voor wat zorgt Kalium?

A

Spierwerking en zenuwimpulsen overdracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Voor wat zorgt chloor?

A

Behoud waterbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Voor wat zorgt Chroom?

A

Bloedsuiker- en vetmetabolisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Groep 3 zijn metalen die aanwezig zijn in kleine hoeveelheden in alle organismen, en die essentieel zijn, Welke zijn dit?

A

Co - kobalt
Cu - koper
Fe - ijzer
Mn - mangaan
Zn - zink

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Groep 4 zijn spoorelementen die voorkomen in bepaalde organisme, Welke zijn dit?

A

-Al
-As
-B
-Br
-Cr
-F
-Ga
-I
-Mo
-Ni
-Se
-Si
-W
-V

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een Verbinding?

A

Substantie die bestaat uit twee of meer verschillende elementen, in een vaste verhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de sterkste verbindingen?

A

Covalente (en in mindere mate Ionaire bindingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een gevolg van tekort aan Calcium?

A

Osteoporose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een gevolg aan een tekort van ijzer?

A

Bloedarmoede

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is gevolg van een tekort aan Fluor?

A

Tandbederf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een gevolg van tekort aan Jodium

A

Krop (schildklier werking verstoord)

18
Q

Aan wat is het Biologische belang van Groep 1 te wijten?

A

Ze hebben respectievelijk 1,2,3,4 valentie-elektronen en kunnen stabiele en sterke covalente bindingen vormen

19
Q

Waarom is er een grote variatie aan Koolstofverbindingen?

A

Omdat een C-atoom 4 covalente bindingen kan aangaan, hierdoor worden lange ketens of ringstructuren gevormd

20
Q

Geef een voorbeeld van Koolstofverbindingen

A

Methaan: CH4

21
Q

Wat zijn de 6 belangrijke functionele groepen voor levende wezens?

A

-Aminogroep
-Carbonylgroep
-Carboxylgroep
-Fosfaatgroep
-Hydroxylgroep
-Sulfhydylgroep

22
Q

Wat hebben de functionele groepen gemeenschappelijk?

A

Ze zijn alle 6 Hydrofiel of Polair

23
Q

Wat kan je zeggen over de Aminogroep?

A

Bestaan uit een stikstofatoom, dat gebonden is aan twee waterstofatomen, het geheel is gebonden op de koolstofketen
-Heeft een basisch karakter
Stofklasse: Aminen

24
Q

Wat kan je zeggen over de Carbonylgroep?

A

Bestaat uit een koolstofatoom dat met een dubbele binding gebonden is aan een zuurstofatoom
-Stofklasse: Alkanalen (aldehyden) en Alkanonen (ketonen)

25
Wat kan je zeggen over de Carboxylgroep?
Bestaat uit een zuurstofatoom dat met een dubbele binding gebonden is aan een koolstofatoom, dat zelf nog gebonden is aan een hydroxylgroep Stofklasse: carbonzuren
26
Wat kan je zeggen over de Fosfaatgroep?
Fosfaatatoom is gebonden aan vier zuurstof-atomen, één zuurstofatoom is gebonden aan de koolstofketen en de twee andere dragen een negatieve lading fosfaatgroepen kunnen een rol spelen in de energieoverdracht tussen moleculen
27
Wat kan je zeggen over de Hydroxylgroep
Bestaat uit een zuurstofatoom dat enerzijds gebonden is aan de koolstofketen en anderzijds aan een H-atoom -Stofklasse: Aklanolen (alcoholen)
28
Wat kan je zeggen over de Sulfhydrylgroep?
Lijkt op een Hydroxylgroep waarin het zuurstofatoom vervangen is door een zwavelatoom -Stofklasse: Thiolen
29
Voor wat is de vorm van Biologische moleculen, belangrijk?
Voor de herkenning en de daaropvolgende responsen
30
Wat zijn anorganische verbindingen?
verbindingen die geen covalente binding tussen een koolstof- en een waterstofatoom bevatten
31
Wat zijn Organische verbindingen?
een chemische verbinding die in ieder geval één koolstof-atoom bevat
32
Geen enkele belangrijke anorganische verbindingen voor het leven
Water - (H2O) Koolstofdioxide (CO2) Zuurstof (O2)
33
Voor wat zijn zwakkere bindingen belangrijk?
DYNAMIEK grote moleculen hun structuur te geven, waardoor ze actief zijn, maar ze spelen ook een enorm belangrijke rol in het leven omdat ze instaan voor het dynamisch karakter van een aantal processen, zoals replicatie, enzym-substraatinteracties. Twee moleculen kunnen elkaar in de cel ontmoeten, elkaar op één of andere manier beïnvloeden en dan opnieuw scheiden
34
Geef de verschillende Niet-covalente (zwakkere) bindingen
-Ionaire -Waterstofbruggen -Hydrofobe interacties -Van der Waals krachten
35
Wat zijn waterstofbruggen?
Deze binding ontstaat wanneer de positief geladen waterstof (H) wordt aangetrokken door een element met grote elektronegatieve waarde zoals O, N of F Hierdoor wordt een tijdelijke verbinding gemaakt tussen waterstof en het negatief geladen element
36
Wat is een Katalysator?
stof die de snelheid van een specifieke chemische reactie beïnvloedt zonder zelf verbruikt te worden
37
Wat is een Enzym?
Bio-katalysator
38
Wat zijn belangrijke karakteristieken van water?
-Grote mate van cohesie -Vermogen om temperatuurfluctuaties te bufferen -Groot oplossend vermogen -Uitzetten bij bevriezing
39
Wanneer is een stof Hydrofiel?
Stoffen met een speciale affiniteit voor water, Het gaat meestal om ionische of polaire substanties
40
Wanneer is een stof Hyrdrofoob?
stoffen die geen affiniteit voor water vertonen, Ze ontlenen deze eigenschap aan een prevalentie van niet-polaire of apolaire bindingen