Hoofdstuk 3: Langeveld - Taalkundige Begrippen En Betekenis & Vertalen Flashcards
Wie is Arthur Langeveld?
Een slavist en vertaler (1947) die ‘Vertalen wat er staat’ schreef.
Waar gaat ‘Vertalen wat er staat’ over?
Het illustreert moeilijkheden van het vertalen en praktische oplossingen hiervan.
Op wiens ideeën bouwt Arthur Langeveld verder in zijn boek?
James S. Holmes ideeën over descriptieve en theoretische vertaalwetenschap.
Wat is synonymie?
Woorden, woordgroepen of zinnen hebben dezelfde betekenis ongeacht nuanceverschillen.
Wat is een hyperoniem?
Een overkoepelende term voor verschillende hyponiemen.
B.v. ‘kleur’ is een hyperoniem van ‘rood’.
Wat is een hyponiem?
Een subcategorie van een hyperoniem.
B.v. ‘rood’ is een hyponiem van ‘kleur’.
Wat is homonymie?
Woorden van dezelfde woordsoort die dezelfde spelling & uitspraak hebben maar iets compleet anders betekenen.
B.v. koper en koper.
Wat is polysemie?
Woorden van dezelfde woordsoort met dezelfde spelling & uitspraak maar iets anders betekenen. De betekenissen hebben echter wel iets met elkaar te maken.
B.v. glas en glas.
Wat is antonymie?
Woorden met een tegenovergestelde betekenis. (‘Niet’ gebruiken).
B.v. oud is niet jong.
Wat is conversie?
Beschrijft dezelfde situatie maar dan vanuit omgekeerd perspectief.
B.v. A verkoopt B een huis. -> B koopt een huis van A.
Wat zijn collocaties?
Vaste of gebruikelijke woordcombinaties.
B.v. Een feestje /geven/.
Waarnaar verwijst de referentiële/denotatieve betekenis?
Naar een element in de werkelijkheid.
Uit welke 2 dingen bestaat een referentiële/denotatieve betekenis?
- Een componentiële analyse bestaande uit semantische kenmerken (geheel van eigenschappen), en;
- Een verzameling passende referenten.
Waarnaar verwijst de connotatieve betekenis?
De gevoelswaarde die de spreker aan het woord toekent.
Sommige woorden hebben alleen maar een connotatieve betekenis, zoals scheldwoorden.
Hoe noemen we woorden die bijna automatisch een connotatieve betekenis hebben (zoals ‘herrie’)?
Stilistisch gekleurd.