Hoofdstuk 3 het waarnemen van individuen Flashcards
Mental representation
Een geheel van kennis dat een individu in het geheugen heeft opgeslagen.
Mere exposure
Blootstelling aan een stimulus zonder enige externe beloning, waardoor bekendheid met de stimulus ontstaat en mensen zich er over het algemeen positiever over voelen.
Saliance
Het vermogen van een signaal om aandacht in zijn context te trekken.
Automatic
Verwijst naar processen die spontaan werken (zonder de bewuste bedoeling van de ontvanger) en vaak efficiënt en zonder bewustzijn.
Association
Een verband tussen twee of meer mentale representaties.
Accessibiliy
Het gemak en de snelheid waarmee informatie te binnen schiet en wordt gebruikt.
Priming
De activering van een mentale presentatie om de toegankelijkheid ervan te vergroten en daarmee de waarschijnlijkheid dat deze zal worden gebruikt.
Subliminal
Presentatie van prikkels op zo’n manier (meestal met een zeer korte duur) dat waarnemers zich er niet van bewust zijn.
Correspondent inference
Iemand karakteriseren volgens de karaktertrek dat overeenkomst met zijn/haar vertoonde gedrag.
Correspondence bias
De neiging om persoonlijke eigenschappen van iemand af te leiden uit het waargenomen gedrag, zelfs wanneer de vervolgtrekking onterecht is omdat er andere mogelijke oorzaken van het gedrag bestaan.
Superficial processing
Vertrouwen op toegankelijke informatie om conclusies te trekken of te oordelen, en tegelijkertijd weinig moeite doen om te verwerken.
Systematic processing
Op een grondige, inspannende manier een breed scala aan informatie overwegen, die relevant is voor een bepaald oordeel.
Causal attribution
Een oordeel over de oorzaak van een gedrag of andere gebeurtenis.
Discounting
Het verminderen van het geloof in een mogelijke oorzaak van gedrag omdat er een andere mogelijke oorzaak is.
Primacy effect
Een patroon waarin vroegtijdig informatie een grotere impact heeft dan latere informatie; een voorbeeld van het principe van cognitief conservatisme.