Hoofdstuk 13 agressie en conflict Flashcards
Agression
Gedrag dat bedoeld is om iemand anders te schaden.
Instrumental aggression
Agressie ten dienste van mastery, gebruikt als een middel om een doel te bereiken, om andere mensen te beheersen of om waardevolle middelen te verkrijgen.
Hostile agression (emotionele agressie)
Agressie die wordt aangedreven door woede als gevolg van belediging, gebrek aan respect of de bedreigingen van het zelfrespect of de sociale identiteit.
Frustration-aggression theory
Een theorie die stelt dat elke frustratie - gedefinieerd als het blokkeren van een belangrijk doel - onvermijdelijk agressie veroorzaakt.
General aggression model
Een theorie die stelt dat persoonlijke en situationele factoren de cognitie, emoties en opwinding beïnvloeden, die op hun beurt de interpretaties over de situatie en beslissingen over agressie beïnvloeden.
Realistic conflict theory
De theorie dat vijandigheid tussen groepen ontstaat door concurrentie tussen groepen om schaarse maar gewaardeerde materiële hulpbronnen.
Relative deprivation theory
De theorie dat gevoelens van ontevredenheid voortkomen uit de overtuiging dat andere individuen of andere groepen beter af zijn.
Vicarious retribution
Vindt plaats wanneer een lid van een groep een daad van agressie jegens de leden van een out-group pleegt voor een aanval of provocatie die geen persoonlijke gevolgen voor hem of haar had maar die een mede-in-groepslid schaadde.
Coalition formation
Doet zich voor wanneer twee of meer partijen hun middelen bundelen om een gezamenlijk doel te bereiken dat ze waarschijnlijk niet alleen zouden bereiken.
Reactive devaluation
Een voorgestelde oplossing voor een conflict negatief waarnemen, eenvoudigweg omdat de out-group het aaniedt.
Negotiation
Het proces waarbij conflicterende partijen communiceren en elkaar beïnvloeden om overeenstemming te bereiken.
Superordinate goals
Gedeelde doelen die alleen kunnen worden bereikt als groepen samenwerken.