hoofdstuk 2 Flashcards
instrumenteel gedrag
= operant gedrag
- gedrag waarmee mensen en dieren invloed uitoefenen op interne of externe omgeving zonder voorafgaande uitlokkende prikkel ( spontaan )
operante conditionering
vorm van leren waarbij kenmerken van operant gedrag veranderen onder invloed van gedragsuitkomsten.
appetitief gevolg
appetitieve prikkel treedt op of neemt toe, aversief gevolg verdwijnt of neemt af
aversief gevolg
aversieve prikkel treedt op of neemt toe, appetitief gevolg verdwijnt of neemt af.
primaire versterker / straf
(niet)-bevrediging van natuurlijke behoeftetoestand
= deprivatiespecifiek = primaire versterkers en straffen verliezen hun kracht wanneer behoefte bevredigd is
secundaire versterkers/ straf
stimulus / prikkel heeft betekenis gekregen door eerder leerproces.
= niet deprivatiespecifiek = het leerproces kan daardoor eerder wanneer plaatsvinden en lang doorgaan
autosociale macht
keuzevrijheid
reactantie
motivatie om bedreigde of aangetaste macht te beschermen of te herstellen
5 gronden van macht volgens French & Raven (1959)
- reward power of beloningsmacht
- coercive power of dwingende macht
- legitimate power of legitieme macht
- referent power of referentie macht
- expert power of expert macht
reward power of beloningsmacht
= P percipieert dat O (machtige) beloningen voor hem kan bemachtigen
coercive power of dwingende macht
= P gelooft dat O hem kan straffen
legitimate power of legitieme macht
= P gelooft dat O het legitieme recht heeft hem gedrag voor te schrijven
referent power of referentie macht
= gebaseerd op de referentie die P met O voelt
expert power of expert macht
= P gelooft dat O speciale kennis of expertise heeft
uitdoving
wanneer het individu het gedrag weer meer/minder gaat vertonen doordat de contingentie tussen het gedrag en versterker/straf verdwenen is