hoofdstuk 2 Flashcards

1
Q

instrumenteel gedrag

A

= operant gedrag
- gedrag waarmee mensen en dieren invloed uitoefenen op interne of externe omgeving zonder voorafgaande uitlokkende prikkel ( spontaan )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

operante conditionering

A

vorm van leren waarbij kenmerken van operant gedrag veranderen onder invloed van gedragsuitkomsten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

appetitief gevolg

A

appetitieve prikkel treedt op of neemt toe, aversief gevolg verdwijnt of neemt af

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

aversief gevolg

A

aversieve prikkel treedt op of neemt toe, appetitief gevolg verdwijnt of neemt af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

primaire versterker / straf

A

(niet)-bevrediging van natuurlijke behoeftetoestand

= deprivatiespecifiek = primaire versterkers en straffen verliezen hun kracht wanneer behoefte bevredigd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

secundaire versterkers/ straf

A

stimulus / prikkel heeft betekenis gekregen door eerder leerproces.

= niet deprivatiespecifiek = het leerproces kan daardoor eerder wanneer plaatsvinden en lang doorgaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

autosociale macht

A

keuzevrijheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

reactantie

A

motivatie om bedreigde of aangetaste macht te beschermen of te herstellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

5 gronden van macht volgens French & Raven (1959)

A
  1. reward power of beloningsmacht
  2. coercive power of dwingende macht
  3. legitimate power of legitieme macht
  4. referent power of referentie macht
  5. expert power of expert macht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

reward power of beloningsmacht

A

= P percipieert dat O (machtige) beloningen voor hem kan bemachtigen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

coercive power of dwingende macht

A

= P gelooft dat O hem kan straffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

legitimate power of legitieme macht

A

= P gelooft dat O het legitieme recht heeft hem gedrag voor te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

referent power of referentie macht

A

= gebaseerd op de referentie die P met O voelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

expert power of expert macht

A

= P gelooft dat O speciale kennis of expertise heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

uitdoving

A

wanneer het individu het gedrag weer meer/minder gaat vertonen doordat de contingentie tussen het gedrag en versterker/straf verdwenen is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

discriminatieve prikkel en S-delta

A

discriminatieve prikkel: de prikkel die signaleert dat dat een bepaalde (versterkers-of bestraffings) contingentie wel geldt.

S-delta: de prikkel die aangeeft dat de contingentie niet geldt.

vb: mama zegt tegen zoon dat als hij zijn groentjes opeet dat hij een dessertje krijgt, de mama is hier de discriminatieve prikkel, maar wanneer oma er is geldt die contingentie niet meer, zij is de S-delta

17
Q

communals

A

focussen zich op anderen

18
Q

aversieve prikkels

A

Lawaaierige buren, veel werk te doen, hoofdpijn

19
Q

subjectieve macht

A

Het gevoel van individuen dat ze invloed kunnen uitoefenen op bepaalde situaties in hun leven

20
Q

aangeleerde machteloosheid (theorie)

A

Volgens deze theorie kunnen individuen die herhaaldelijk worden blootgesteld aan situaties waarin ze geen controle hebben over negatieve uitkomsten, een aangeleerde overtuiging van machteloosheid ontwikkelen. Dit kan resulteren in passief gedrag, verminderde motivatie om te proberen de situatie te beïnvloeden en een verhoogde gevoeligheid voor stress en depressie.