Hoofdstuk 10 Flashcards
Redeneren
De processen waarbij we onze herinneringen gebruiken om heden en toekomst te begrijpen en ermee om te gaan
Intelligentie
Algemene capaciteit om te kunnen redeneren
Twee soorten denken volgens Kahneman (2011)
Snel en langzaam
Snel denken
Onbewust en intuitief
Langzaam denken
Bewust en opzettelijk
Analogie
Overeenkomst in gedrag functie of relatie tussen entiteiten of situaties die verder van elkaar verschillend zijn
Analogisch redeneren
Redeneren afh van het identificeren van overeenkomsten
Inductief redeneren
Ook wel hypothese constructie
Komen tot een algemene regel (generalisatie) obv een aantal specifieke waarnemingen (ontbrekende delen waren ingevuld: het zal wel zo zijn)(guesswork)
Twee analogy tests
Miller Analogy Test
Raven’s progressive matrices test
Keith Holyoak 1984
Analogie testen bij kleuters
Biases in inductief redeneren
Beschikbaarheidsbias
Bevestigingsbias
Voorspelbare wereld bias
Wetenschappelijk redeneren
Hypotheses formuleren over hoe iets in de wereld werkt en deze hypotheses systematisch testen
Hier is megacognitie voor nodig
Megacognitie
De mogelijkheid om te denken over denken of om te reflecteren over reeds opgedane kennis
Beschikbaarheidsbias
Teveel vertrouwen op info die makkelijk beschikbaar is
Bevestigingsbias
Mens is geneigd iets te bevestigen/ bevestigd te krijgen ipv te ontkennen
Voorspelbare wereld
Bias
Geneigd zijn dat iets voorspelbaar is ipv op toeval berust
Deductief redeneren
Poging om logischerwijs een conclusie te trekken die waar moet zijn als de feiten ook waar zijn
Syllogismen
Voorbeeld van deductief redeneren
Jean Piaget (1958)
Dacht dat deductief rederen berustte op “abstract logic” ook wel door hem “ formal operational” genoemd
Deontic reasoning
Redeneren over hoe het hoort
Inzicht problemen
Problemen zonontworpen dat ze onoplosbaar lijken tot je er anders tegenaan kijkt
Mental set
Een aangekeerde manier van waarnemen en denken
Functional fixedness
Het onvermogen om een andere functie van een object te zien dan waar het voor gemaakt is
Incubatie periode
Periode waarin concepten geprimed worden en associaties gemaakt om inzichtpeoblemen op te lossen.