Hoofdstuk 1 Research methods in psychology Flashcards

1
Q

wat is de empirische cyclus?

A
  1. observatie
  2. theorie (inductie); systeem van algemene principer
  3. voorspelling (deductie); specifieke gebeurtenis die men zou kunnen zien als de theorie waar is.
  4. toetsing
  5. evaluatie
  6. opnieuw

van Adriaan de Groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

falsificeerbaarheid

A

het is onmogelijk om bewijs te vinden tegen de theorie. als een theorie onweerlegbaar is is dat een niet-wetenschappelijke theorie en helpt hij ons ook niet verder in het verklaren van een fenomeen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waarom is het vrijwel onmogelijk om een theorie te bewijzen?

A
  1. je kunt nooit alle alternatieve verklaringen uitsluiten
  2. je gaat slechts 1 concrete voorspelling na en een theorie doet er oneindig veel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waarom is het vrijwel onmogelijk om een theorie te weerleggen

A

er kan altijd iets fout gegaan zijn
1. misschien is de studie niet goed gegaan
2. de voorspelling klopt niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welk risico loop je bij het oneindig aanpassen van je theorie

A

dat hij alsnog onfalsificeerbaar wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat houdt probabilistisch in?

A

dat je in de psychologie puur door kans iets kunt vinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

onderzoeksproducenten en onderzoeksconsumenten?

A
  • producenten; maken, observeren, onderzoeken en vastleggen van gegevens
  • consumenten; informatie lezen en vervolgens toepassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de overeenkomst tussen onderzoek produceren en consumeren?

A
  • allebei belangrijk voor studie (nieuwsgierig naar gedrag, emotie en denkvermogen)
  • consumeren is cruciaal voor je carrière (bv evidence based treatment).
  • gebruiken beide empirische methode (voor producenten omdat mensen moeten weten hoe onderzoek in elkaar zit en voor consumenten om evidence based treatment te gebruiken)
  • bevragen voor informatie; belangrijk dat een onderzoeker de juiste vragen weet te stellen en aan de hand van verkregen antwoorden een onderzoek kan evalueren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat houdt parsimony/parcimonie in?

A

simpel/zuinig, als twee verklaringen plausibel zijn heeft simpelweg de eenvoudigste de voorkeur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

3 soorten research?

A
  • basic research = voor general understanding over hoe dingen werken
  • applied research = adresses real world problems
  • translational research = probeert de bevindingen van basis research toe te passen in applied research.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat gebeurt er als je de data hebt voor je hypothese?

A
  • als de data de hypothese van een theorie ondersteunt wordt er gezegd dat de data de theorie ondersteunt
  • als dit niet het geval is wordt de theorie aangepast en opnieuw getest.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de voordelen van data publiceren?

A
  • onderzoekers maken hun proces transparant, toegankelijk en open voor commentaar/evaluatie van andere wetenschappers.
  • andere onderzoekers kunnen het citeren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

confirmation bias

A

alleen informatie die de overtuiging bevestigt wordt in aanmerking genomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

present/present bias

A

men richt zich alleen op het moment dat beide wariabelen aanwezig zijn. alleen op de hit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

correctiemechanismen?

A
  • peer review; controleren andere wetenschappelijke artikelen
  • replicatie; herhalen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly