Hoofdstuk 1 Deel 2 Flashcards

1
Q

Wat is kostenbudgettering?

A

De ondernemingsleiding wil dat alle organen binnen de onderneming op de meest efficiënte wijze bijdragen aan de totstandkoming van het eind product.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarvoor zijn kosten- en kostprijsberekeningen nodig?

A

Ter ondersteuning van langetermijnbeslissingen.
Als informatiebron ter vaststelling van de meest winstgevende verkoop- en productiegrootte voor de komende periode.
Als grondslag voor de bepaling van de (minimum) verkoopprijs.
Als middel ter bewaking van de bedrijfszuinigheid.
Als grondslag voor de waardering gereed product en goederen in bewerking op de balans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is massaproductie?

A

Er is sprake van massaproductie als de onderneming de hoedanigheid van het product zelf bepaalt, zich hierbij uiteraard baserend op de vraag van het totale aantal afnemers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke soorten massaproductie onderscheidt men?

A

Homogene massaproductie. (één massaproduct in een onderneming)
Heterogene massaproductie. (meer dan één massaproducten in een onderneming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is stukproductie?

A

Bij stukproductie wordt geproduceerd overeenkomstig de opdracht van één individuele afnemer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een historisch kostprijs?

A

We spreken van historische kostprijs, wanneer wordt uitgegaan van de uitgaven zoals die in het verleden zijn gedaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke twee elementen bestaat de historische kostprijs?

A

De werkelijk verbruikte hoeveelheid. (grondstof, manuren, machine-uren)
De werkelijk betaalde prijs per eenheid. (kg, manuur, machine-uur)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een nadelig efficiencyverschil?

A

Als het werkelijk verbruik hoger is dan de standaardhoeveelheid, is er sprake van verspilling; dit wordt een nadelig efficiencyverschil genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een voordelig efficiencyverschil?

A

Wanneer er minder verbruikt wordt dan de standaard aangeeft, spreken we van een voordelig efficiencyverschil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke methode staan bij het vaststellen van de noodzakelijke of toegestane kwantiteit (standaardhoeveelheid) ter beschikking?

A

Uitgaan van de in het verleden gebruikte hoeveelheden, nadat correctie voor de opgetreden verspilling heeft plaatsgevonden.
Vaststelling op wetenschappelijke wijze.
De methode, waarbij de hiervoor vermelde methoden elkaar aanvullen en bruikvare normen opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat speelt ook een belangrijke rol bij de bepaling van standaarden of normen?

A

De onderlinge verhouding tussen de productiemiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is continuïteit?

A

Steeds nadat een hoeveelheid product is verkocht, moet een nieuwe hoeveelheid worden geproduceerd. Er zal dis sprake zijn van een reeks aaneengesloten productieprocessen. Er is sprake van continuïteit in de productieprocessen. In dit geval zal vrijwel altijd sprake zijn van voorraadvorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de definitie van kostprijs?

A

De kostprijs is het geld uitgedrukte offer dat de ondernemer moet brengen op het moment van de ruil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Uit welke twee elementen bestaat de kostprijs bij continue productie op basis van de vervangingswaardetheorie (standaardkostprijs)?

A

Wanneer er sprake is van continue productie, wordt dit offer bepaald door de noodzakelijke en onvermijdelijke hoeveelheden van alle productiemiddelen te vermenigvuldigen met de prijzen die voor ieder van de productiemiddelen gelden op het moment van de ruil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke drie situaties hoeft de vervangingswaardemethode niet te worden toegepast?

A

Als sprake is van incidentele productie en de vervangingsverplichting niet bestaat.
Wanneer vervanging van de opgeofferde productiemiddelen hetzij door dezelfde, hetzij door andere productiemiddelen die dezelfde functie vervullen, niet mogelijk is.
Als de opbrengstwaarde van een product lager ligt dan de vervangingswaarde van de opgeofferde productiemiddelen vormt de opbrengstwaarde de basis voor de waardering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe zou u verspillingen ook kunnen definiëren?

A

Onder offers wordt verstaan het totale bedrag aan opgeofferde productiemiddelen, de kosten vormen daarvan het gedeelte dat rationeel is opgeofferd, terwijl de verspillingen het gedeelte vormen, dat niet doelmatig is besteed.

17
Q

Schets het onderscheid tussen kosten en uitgaven en geef een voorbeeld.

A

Sommige gelduitgaven kunnen niet of niet onmiddellijk als kosten worden aangemerkt. (ieder jaar zal een gedeelte van de uitgaven als kosten worden beschouwd)
Sommige kosten hoeven helemaal niet met gelduitgaven gepaard te gaan. (als u als leider van een eenmanszaak uw eigen geld en arbeid in uw zaak steekt, is er sprake van kosten zonder dat u gelduitgaven doet)

18
Q

Hoe worden constante of vaste kosten ook wel genoemd?

A

Capaciteitskosten

19
Q

In welk verband staan de rentekosten t.o.v. de eerstgenoemde kostensoorten?

A

Rente is geen zelfstandig kostenpost, maar een kostenpost die bij elk van de andere kostensoorten moet worden ingecalculeerd.