Histologie Flashcards

1
Q

Wat zijn de vier lagen waaruit de wand van de gastro-intestinale stelsel bestaat?

A

Mucosa
Submucosa
Muscularis propria
Serosa of adventitia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

In tegenstelling van de wand van de rest van GI stelsel is de oesofagus en anus beklaag met wat?

A

Plaveiselcelepitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt het punt in de maag waar plaveiselcelepitheel overgaat in cilindrisch epitheel?

A

De Z-lijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke laag van de wand van GI stelsel heeft de oesofagus niet?

A

Serosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat voor spierweefsel heeft de bovenste 1/3 van oesofagus?

A

Dwarsgestreept spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat voor spierweefsel heeft de onderste 2/3 van oesofagus?

A

Glad spierweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welk extra laag spierweefsel heeft de maag aan de luminale zijde en wat doet dit laag?

A

Een laag oblique spierweefsel dat voedsel fijn maalt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke cellen in de maag produceren maagzuur en intrinsiek factor?

A

Parietale cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke cellen in de maag produceren pepsinogeen?

A

De hoofdcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke cellen in de maag produceren muceus vocht?

A

Slijmnapcellen en muceuze halscellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke cellen in de maag produceren GI hormonen?

A

entero-endocriene cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Slijmbekercellen in de duodenum wordt afgewisseld met wat voor klieren en waarom is dat?

A

Klieren van Brunner die slijm en bicarbonaat uitscheiden om de zure maaginhoud te neutraliseren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Slijmbekercellen in de jejunum en ilium wordt afgewisseld met welke cellen waarom is dat?

A

Crypten van Lieberkühn met cellen van Paneth. Deze cellen hebben een anti-microbiele functie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

In welke deel van de dunne darm bevindt zich de plicae van Kerching?

A

In de jejunum zodat de oppervlak hiervan nog groter wordt en zo meer nutriënten geabsorbeerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe heten de lymfoide noduli van de ilium?

A

Peyerse platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom is de epitheel van de dunne darm extra kwetsbaar voor factoren die celgroei remmen?

A

Omdat het een zeer hoge turnover heeft

17
Q

Heeft de epitheel van de dikke darm villi? Wat heeft het wel?

A

Nee maar wel crypten van Lieberkühn

18
Q

Hoe heten de drie longitudinale banden van glad spierweefsel die op de buitenkant van de colon aanwezig zijn? Waarvoor zorgen die?

A

Taenia coli die zorgen voor de typische haustrae

19
Q

Wat zit in het midden van de hexagonale vorm van een leverlobulus?

A

De centrale vene (V. porta)

20
Q

Wat is de portale triad?

A

Hepatische arteriole
Portale venule
Biliaire ductulus

21
Q

Via wat stroomt het bloed vanuit de portable traid toe naar de centrale vena?

A

Sinusoide (cappilairen die uit gefenstreerde endotheelcellen bestaat)

22
Q

Hoe heet het ruimte tussen den hepatocyten en endotheelcellen in de lever? Welke cellen zitten hier en wat doen ze?

A

Daar tussen ligt de ruimte van Disse, waarin stellaatcellen aanwezig zijn die vet en vitamine A opslaan.

23
Q

Welke cellen liggen met microvilli aan de sinusoiden vast en wat wordt er achter de sinusoiden gevormd?

A

Hepatocyten

Kleine galgangen worden erachter gevormd

24
Q

Waar bevinden zich Kupffercellen en wat doen ze?

A

Die bevinden zich in de sinusoiden en die hebben een immunologische functie.

25
Q

Hoe en waar liggen de acinuscellen in de pancreas?

A

Ze liggen in het exocriene klierweefsel circulair verspreid, rondom een ductus intercalaties.