Hfst 0/1: inleiding + centrale zenuwstelsel Flashcards

1
Q

Functionele beeldvorming technieken (4)

A

PET, fMRI, ERP/EEG, MEG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Letselstudies

A

De enige techniek waarbij men oorzakelijkheid kan vaststellen via TMS of patiëntenonderzoek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anterieur

A

(ook wel rostraal) voorkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

posterieur

A

(ook wel caudaal) achterkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

superieur/dorsaal

A

boven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

inferieur/ventraal

A

onder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

mediaal

A

binnenkant/midden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

lateraal

A

buitenkant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

sagitale sneden

A

Sneden van achter naar voor van de hersenen zodat 1 hemisfeer wordt afgebeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Coronale sneden

A

Sneden van links naar rechts zodat beide hemisferen worden afgebeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Horizontale sneden

A

Sneden horizontaal op de hersenen, waarbij beide hemisferen worden afgebeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

ventriculair systeem

A

Dit zijn onderling verbonden holtes die zich in de hersenen bevinden. In deze ventrikels bevindt zich het hersenvocht (= cerebrospinaal vocht). Dient ter bescherming van de hersenen en het aanvoeren van voedingstoffen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Dermatomen

A

Gebied v.d. huid dat op zelfde plaats in ruggengraat het CZS binnengaat. Hoe hoger op het lichaam, hoe hoger het wordt aangestuurd door het zenuwstelsel in de ruggengraat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dorsaal op de ruggenmerg

A

(achteraan) informatie van lichaam naar hersenen = sensorische info

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ventraal op de ruggenmerg

A

(vooraan) motorische zenuwen die commando’s vanuit de hersenen naar de effectoren sturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de medulla

A

Deel van de hersenstam, waarin zich de cellichamen van de craniale zenuwen bevinden. Deze hebben sensorische en motorische controle over delen van het hoofd en de organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Nervus Vagus

A

Deel van de medulla, die signalen uitstuurt naar de ingewanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

reticulaire formatie

A

Deel van de medulla. Zorgt voor arousal, regulatie slaap-waak cyclus en het gemoed.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Raphé Nuclei

A

Deel van de reticulaire formatie. Dit zijn neurotransmitters die serotonine afstoten en regelen dus het gemoed. Reguleert bepaalde circuits.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Pons

A

Deel van de medulla. Ligt ventraal in de hersenstam en vormt de brug tussen het cerebellum en de rest van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Locus coereleus

A

Deel van de/het pons. Regelt via noradrenaline het adaptief gedrag (exploit/explore).

22
Q

Het cerebellum

A

Verbonden met de hersenen via de Pons. Zorgt voor de precisie en coördinatie van motoriek door het produceren van forward models.

23
Q

Tectum

A

Deel van de middenhersenen, zorgt voor sensorische functies via superieure (visueel) en inferieure (auditief) colliculi. + (occuli)motorische oriëntatiereacties.

24
Q

tegmentum

A

Deel van de middenhersenen, die dopamine regulerende kernen bevatten (VTA en substantial nigra)

25
Q

Hypothalamus

A

Deel van het diencepahlon. Zorgt voor homeostatische regulatie en regeling van het hormonale systeem.

26
Q

Thamalus

A

Deel van het diencepahlon. Doorschakelstation van sensorische en motorische informatie vanuit en naar de cortex.

27
Q

magnocellulaire laag

A

Een laag met grote cellen in de thalamus die lichtgevoelig zijn.

28
Q

parvocellulaire

A

Een laag met kleinere cellen in de thalamus die kleurgevoelig zijn.

29
Q

Basale ganglia

A

Deel van de voorhersenen die dopaminebetrokken zijn. . Dopamine zorgt voor aansturing van de motoriek en het beloningsysteem. Substantia nigra projectieert naar de basale ganglia.

30
Q

levodopa

A

Een geneesmiddel tegen parkinson dat dopamine toedient. De juiste dosis is belangrijk!

31
Q

deep brain stimulation

A

men gaat bepaalde kernen (bv globus pallidus) stimuleren om zo de dopamine secretie te verhogen (om neuronen in basale ganglia te activeren)

32
Q

Limbisch systeem

A

Verzameling van structuren die allemaal samenwerken aan de emotionele verwerking. Zorgt voor de integratie van emotie-gerelateerde info. (thalamus, hypothalamus, amygdala en hippocampus)

33
Q

Cytoarchitectonische onderverdeling/Brodmann gebieden

A

Gebieden van de hersenen die een andere structuur en samenstelling hebben, 52 namen opgedeeld in 3 functies: sensorische gebieden, motorische gebieden en associatieve cortex.

34
Q

Retinotopische organisatie

A

De visuele informatie wordt gemapped in de visuele cortex in de hersenen.

35
Q

hemianopsia

A

Een beschadiging van de hersenen aan 1 kant van de hemisferen, waardoor met problemen heeft met dingen te zien in één visueel veld.

36
Q

quadranopsia

A

Een beschadiging van de hersenen aan één kwadrant van de hemisferen, waardoor met problemen heeft met dingen te zien in één kwadrant van het visueel veld.

37
Q

scotoma

A

Het is vooral de grootte die quadranopsia en scotoma onderscheidt.

38
Q

De weg die auditieve informatie aflegt

A

luchtdrukgolven -> projecties van trilhaartjes naar cochleaire nucleus -> superior olive -> inferieur colliculum -> thalamus -> auditieve cortex (bovenaan in de temporaal kwab)

39
Q

Cochleaire nucleus

A

zorgt voor de volledige contralaterale en ipselaterale projectie van auditieve informatie (itt de visuele informatie)

40
Q

olfactorische en gustatorische cortex

A

Geuren worden snel doorgestuurd naar de amygdala, zonder dat er eerst gemapped moet worden op de cortex. Ook de hippocampus speelt een rol, want geuren kunnen herinneringen oproepen. + smaak, maar niet veel over geweten

41
Q

de somatosensorische cortex

A

zorgt voor de tastzin en de proprioceptie (= weten in welke toestand/houding het lichaam zich bevindt) via somatotopische mapping

42
Q

somatotopische mapping

A

Wat dichtbij elkaar licht in het lichaam, zal ook dichtbij elkaar liggen in de hersenen.

43
Q

Het primaire motorische gebied

A

Somatotopische mappen. Bij schade geen verlamming, enkel distonie (verzwakking).

44
Q

De frontale lob

A

Zorgt voor het plannen en sturen van gedrag (executieve functie).

45
Q

De pariëtale lob

A

Gaat informatie samenbrengen in het hersenen (zoals interne toestand + externe sensorische wereld, sensorische info + info in geheugen, zintuigmodaliteiten)

46
Q

alexie

A

schade in de pariëtale lob waardoor men geen letters meer kan herkennen.

47
Q

agrafie

A

schade in de pariëtale lob waardoor men geen letters meer kan schrijven.

48
Q

apraxie

A

schade in de pariëtale lob waardoor men geen handelingen meer op commando kan uitvoeren (wel nog spontaan)

49
Q

hemineglect

A

schade aan 1 kant in de pariëtale lob waardoor men geen aandacht meer kan richten op 1 deel vh visueel veld.

50
Q

dyscalsulie

A

schade in de pariëtale lob waardoor men problemen heeft met rekenen.

51
Q

De temporale lob

A

Zorgt voor het geheugen (hippocampus), object identificatie, emotie, sociale functies en auditieve verwerking.