Hfdst 8 Flashcards
Loopbaanveranderingen - Seymour Lieberman 1956
Loopbanen kunnen gedrag dicteren, wat op zijn beurt karakter kan bepalen. Dit kan ook met rollenspellen (zoals bij acteurs)
Acties met associaties bij oppervlakkige verwerking
Dit is omdat sommige acties, zelfs simpele spierbewegingen, worden geassocieerd met
instemming, plezier, en toenadering terwijl andere acties worden geassocieerd met hun
tegenstellingen
Zelfs bewegingen (toehalen-> positief als wegduwen -> negatief) kunnen invloed hebben op een attitude object
Wells & Petty 1980
Schudden van hoofd, ja en nee, zijn ondersteunend voor de positie van het bericht
Zelfperceptie theorie - Darryl Bem’s 1972
Mensen leiden hun eigen attitudes af door eigen gedrag te observeren en te plaatsen in de situaties waarin het plaatsvindt.
(Opmerken dat je meer naar de sportschool gaat -> dan ben ik fanatiek en sportief ). Dit geldt alleen wanneer de keuzes vrijwillig gemaakt zijn. Een kind wat wordt gedwongen mee te gaan naar religieuze bijeenkomsten ziet zichzelf niet als religieus
Voet tussen de deur techniek
Iemand eerst vragen een kleine gunst te doen, waarnaar je een groter verzoek neerlegt. Hiermee wordt het zelfperceptie proces geactiveerd. Hierbij zijn twee punten ondersteunend;
- Het initiële gedrag is vrijwillig gekozen
- De initiële actie moet significant of onderscheidend zijn om interferentie over zichzelf en hun attitude te maken . Het moet kenmerkend genoeg zijn.
Bijzonder bruikbaar bij mensen die gezondheids-gerelateerd gedrag willen verbeteren
Wanneer veranderen actie-naar-attitude inferenties attitudes?
Wanneer mensen de capaciteit of de motivatie gevonden hebben om na te denken over de veranderingen
Voet tussen de deur effecten zijn het meest effectief
Wanneer iemands cognitieve bronnen zijn uitgeput, en zijn minder waarschijnlijk wanneer mensen de kans hebben om te denken over de situatie
Actie naar attitude inferenties zijn het meest waarschijnlijk wanneer
attitudes ongevormd zijn, of onbelangrijk.
Cognities
Kennis van acties
Leon Festinger 1957
Dissonantie (oncomfortabele staat van spanning) ontstaat door de realisatie dat belangrijke overtuigingen, attitudes en kennis van acties (cognities) inconsistent zijn met elkaar
De vier stappen die noodzakelijk zijn om cognitieve dissonantie te laten veroorzaken en vervolgens attitude te veranderen volgens Festinger
- Het individu neemt de actue als inconsistent waar. Dit heeft voornamelijk invloed op positieve en belangrijke beelden van onszelf
- Het individu neemt de actie waar als vrijwillig gekozen
- Het individu ervaart oncomfortabel fysiologische arousal.
Inconsistentie tussen gedrag en overtuigingen verbetert prestaties op simpele taken maar
verslechtert prestaties op moeilijke taken, de klassieke impact van arousal op prestatie.
Komt bij veel mensen tot uiting als ‘schuldgevoel’ - Het individu wijdt de arousal aan de inconsistentie tussen attitude en actie.
- Hierna willen mensen de dissonantie ook graag reduceren
Insufficient justification effect
Onvoldoende rechtvaardigingseffect
Effort justification effect
Mensen veranderen hun attitude om hun lijden te rechtvaardigen.
Voorbeeld: Ontgroenen, een slachtoffer van geweld die het zichzelf toeschrijft als verdiende loon
Post-decisional regret effect
Achteraf beslissings spijt effect
Steele, Southwick & Critchlow (1981)
Alcohol en drugs verminderen cognitieve dissonantie. Het meest voor de hand liggende alternatief is door het gedrag te veranderen