Hersenzenuwen Flashcards

1
Q

Welke hersenzenuwen zijn er om te testen?

A

Op Ons Oude Tuin Terras At Frits Verse Groenten Van Albert Heijn

  1. Olfactorius
  2. Opticus
  3. Occulomotorius
  4. Trochlearis
  5. Trigeminus
  6. Abducens
  7. Facialis
  8. Vestibulocochlearis
  9. Glossopharyngeus
  10. Vagus
  11. Accesorius
  12. Hypoglossus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe testen we de Olfactorius?

A

Sensibel; waarnemen van geur

Kun je testen door dingen te laten ruiken. Dit doe je door de patiënt de ogen dicht te laten doen en één neusgat af te sluiten van beneden en te vergelijken om en om. Kan helpen om er een multiple choice vraag van te maken.

Dit onderzoek doe je op de indicatie “hebt u reukverlies”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe testen we de N. opticus?

A

Sensibel; gezichtsvermogen

Testen we aan de hand van vier testen:

  1. Visuskaart; afstand van 6 meter gaan staan. Bij verminderde visus kan de patiënt proberen door een stenopeïsche opening te kijken, dit zal de breking verbeteren (verbeterde accommodatie; teken voor bril nodig). Wanneer dit het zich niet verbeterd is er een probleem met het netvlies of de N. opticus.
  2. Blikveld test (confrontatie methode van Donders); recht tegenover de patiënt zitten, vragen of deze het linkeroog sluit en strak aan kijkt terwijl onderzoeker rechter oog sluit. Met je vingers in de kwadrantveld zitten en vingers bewegen.
  3. Pupil test; als je naar het oog toeschijnt hoort de pupil te vernauwen en andersom, beide pupillen horen te vernauwen door m. sfincter pupilae (indirecte vernauwing). Wanneer een oog niks doet probleem met de N. Occulomotorius of probleem op hersenstamniveau = licht-stijf; pupil reageert niet op licht. N. Occulomotorius kan bij bloeding in de verdrukking komen –> late reactie.
  4. Fundoscopie = oog spiegelen; hiermee kun je het oog spiegelen en ook de N. opticus. Alleen weten dat het bestaat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe testen we de N. Occulomotorius?

A

Motorisch; oogbewegingen, accommodatie, vernauwen pupil en ooglid

  1. Kijk naar de ooglid spleet links en rechts (m. levator palpebrae)
  2. Pupilreflex (licht)
  3. Oogbewegingen (m. rectus superior, inferior, medialis en obliquus inferior)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe testen we de N. abducens?

A

Motorisch; oogbewegingen

Abduceren; beweegt het oog naar buiten middels de m. rectus lateralis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe testen we de N. trochlearis?

A

Motorisch; oogbewegingen

Beweegt de oogbol naar linksbeneden middels de m. obliquus superior.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar letten we nog meer op bij de motorische zenuwen van het oog?

A
  1. Stand van het oog; kijk naar de oogstand in rust, daarna pas oogbewegingen laten maken. De oogstand is te testen door de Hirschstand test. Hierbij komt de reflectie van licht (puntjes in pupillen) niet symmetrisch terecht wanneer de oogbolstand afwijkt. Normaliter in je pupil en iets naar mediaal.
  2. Convergentie test: bij vinger belangrijk dat hoofd stil blijft, vragen of patiënt oog dubbel ziet middels convergentie reactie –> vinger naar neus; controleren of niet dubbel ziet, hierbij zou je ook kunnen zien dat pupil vernauwd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Extra testen voor het oog?

A

Ooglid hangt ongeveer tot aan begin iris (rand hoornvlies / iris). Bij ptosis is er sprake van hangend ooglid; richting pupil. Vragen hoelang al !!

Wanneer wit tussen ooglid en iris in ontspannen toestand kan uitpuilende oogbol  ziekte van gravis (schildklier).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe testen we de N. trigeminus?

A

gemengd; sensibiliteit oog/gezicht/mond en kauwen

De N. trigeminus heeft drie takken:

  1. oftalnicus (wenkbrauw/hoofdhuid)
  2. maxillaris (wang/jukbeenderen)
  3. mandibularis (kaak)

Op deze drie niveaus onderzoek je de sensibiliteit (kan met stokje of strijken van de vingers). Links en rechts vergelijken (dover aan de ene kant?), belangrijk dat je hierbij niet over de middenlijn gaat.

M. maseter en M. temporalis zijn twee spieren van de trigeminus en behoren tot de kauwmusculatuur. Trigeminus is dan ook de zenuw die wordt verdoofd bij tandarts.

Maseterreflex –> bij naar beneden tikken kaak bij licht open mond hapt iemand (dat is pathologisch!!),

andere belangrijke reflex is de corneareflex. strijk over wit van oog van buiten naar binnen; zodra je cornea aanraakt sluit het oog. Was hiervoor je handen en gebruik een steriel gaasje.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe testen we de N. facialis?

A

Gemengd; gelaatsuitdrukking, smaak voorste 2/3 deel tong, regulatie traanvocht en speeksel

Eerst bekijken we het gelaat in rust en beoordelen op afhangende mondhoek, rimpels (links-rechts verschillen; zijde uitval), nasolabiale plooi.

Daarna opdrachten met het gelaat laten uitvoeren:

  • tanden laten zien
  • wenkbrauwen omhoog, knipperen, krachtig sluiten van het oog (let op wimpers, probeer voorzichtig te openen)
  • (kon) fluiten, lippen tuiten, wangen blazen,

Let ook op speekselvloed (facialis sluit de mond)1.

Facialis doet smaak (voorste 2/3 deel tong), ook geluid harder kunnen waarnemen  n. stapedius die vast zit aan m. stapedius (stijgbeugels) = hyper akkoesis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe testen we de N. vestibulocochlearis?

A

sensibel; gehoor en evenwicht

Om te onderzoeken of er sprake is van een geleidings- of een perceptieslechthorendheid worden de proeven van Rinne, Weber of Schwabach uitgevoerd. 512 Hz.

Bij de proef van Rinne wordt de stemvork aangeslagen en op het mastoïd van de patiënt geplaatst. Vraag de patiënt of hij de trillingen hoort en of hij wil aangeven wanneer hij de trillingen niet meer hoort. Op dat moment wordt de stemvork 2 cm voor het oor van de patiënt gehouden en gevraagd of hij de stemvork nu nog wel hoort. Bij rinne verwacht je dat je het beter/sterker hoort voor het oor want geluid is via lucht langer te horen dan via botgeleiding (mits er geen geleidingsprobleem is).

Proef van weber –> Bij de proef van Weber wordt de stemvork aangeslagen en op het midden van het hoofd of voorhoofd van de patiënt geplaatst. Vraag de patiënt waar deze het geluid waarneemt (links, rechts of in het midden). Lateralisatie van het geluid naar één kant is pathologisch. Bij geleidingsverlies lateraliseert het geluid naar het aangedane oor, bij perceptieverlies naar de gezonde kant; de andere kant is het aangedane binnenoor.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe testen we de N. glossopharyngeus / vagus?

A

gemengd; keelmotoriek, sensibiliteit palatum/farynx, smaak achterste 1/3e deel tong.

Smaak (achterste 1/3 deel tong), heeft takje die stembanden innerveert; hierdoor kun je hees worden, als dit lang duurt kan dit neurologisch zijn _–> dan kijken we naar dit takje.

Belangrijke reflex is de wurghalsreflex (kokhalzen). Motoriek gehemelte optrekken (lampje en “aah zeggen”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe testen we de N. accesorius

A

motorisch

M. trapezius, schouder laten optrekken. Hoofd naar links en naar rechts laten draaien voor de sternocleidomatoideus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe testen we de N. hypoglossus?

A

Motorisch

Motoriek van de tong; tong laten uitsteken (kijken of deze recht naar voren uitsteekt, naar links of rechts uitsteken is pathologisch) of in de wang drukken en dan voelen vanaf de buitenkant. Patiënten hebben slik- en articulatie problemen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly