HC5 Dyscalculie Flashcards

1
Q

Typisch leren

A

Leren met normale variatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Atypisch leren

A

= Leerproblemen

Problemen met schoolse vaardigheden

  • leesproblemen
  • spellingsproblemen
  • rekenproblemen

Problemen op basis vd vermoedelijke oorzaak

  • leermoeilijkheden
  • leerstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leerstoornis

A

= primair leerprobleem
Gevolg van tamelijk geïsoleerde problemen die zich manifesteren in het leren van schoolse vaardigheden
- Dyslexie en dyscalculie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Leermoeilijkheden

A

= secundair leerprobleem
Gevolg van omstandigheden buiten het leren vd vaardigheid zelf
- in de omgeving vh kind
- in een ander probleem vh kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intergenerationele multiple deficit model

A

ZIE SCHEMA

Genetische factoren
Breinstructuur- en functie
Cognitieve processen
Gedrag(sstoornissen)

Interactie met ouders maar ook met omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dyslexie op beschrijvend niveau = gedragsniveau

A

= objectief waarneembaar gedrag

= datgene wat we zien en horen wanneer een cliënt leest en/of spelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Definitie Dyslexie

A

Dyslexie is een specifieke leerstoornis die zich kenmerkt door een hardnekkig probleem in
het aanleren van accuraat en vlot lezen en/of spellen op woordniveau, dat niet het gevolg is van omgevingsfactoren en/of lichamelijke, neurologische of algemene verstandelijke beperking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Onderdelen definitie dyslexie

A
  • Specifiek: specifiek primair probleem
  • Significante achterstand
  • Accuraat: lezen wat er staat
  • Vlot: lezen moet geautomatiseerd zijn
  • Hardnekking: probleem gedurende 6 maanden aanwezig ondanks interventies gericht op verhelpen
  • Niet gevolg van een ander probleem: exclusiefactor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Classificatiecriteria dyslexie

A

A. Moeite met aanleren en gebruiken van schoolse vaardigheden persisterende aanwezigheid van minstens 1 (van lezen v woorden, begrijpend lezen, spellen, schriftelijke expressie) gedurende minstens 6 maanden, ondanks interventies
B. Vaardigheden zijn lager dan verwacht op basis van leeftijd + beïnvloeden schoolse functioneren/dagelijkse leven negatief
C. Problemen beginnen gedurende de schooljaren, kunnen onopgemerkt blijven totdat de taakeisen te groot worden
D. Problemen zijn niet exclusief het gevolg van andere problemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Ernst bepalen

A

Licht
- Enige moeilijkheden met leervaarigheden. Cliënt kan compenseren of functioneert goed met nodige aanpassing of ondersteuning

Matig
- Duidelijke moeilijkheden met leervaardigheden. Beheerst vaardigheden niet zonder periodieke, intensieve en gespecialiseerde ondersteuning tijdens de schooljaren, mogelijks aanpassingen/vormen van ondersteuning nodig

Ernstig = ernstige moeilijkheden met leervaardigheden
Beheerst vaardigheden niet zonder aanhoudende individuele en gespecialiseerde ondersteuning tijdens het grootste gedeelte vd schooljaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Operationaliseren van definities: Criteria

A

Criterium van achterstand/ernst
Criterium van harnekkigheid
Criterium van exclusiviteit

Extra
Criterium van last
Discrepantiecriterium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Criterium van achterstand/ernst

A

Ernstige achterstand op gebied van lezen en/of spellen
onder percentiel 10 in vergelijking met normgroep
RIZIV betaald terug van percentiel 16

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Criterium van herdnekkigheid/didactische resistentie

A

Adequate instructie en oefening hebben aantoonbaar onvoldoende resultaten = 6 maanden therapie

Problemen zijn niet van voorbijgaande aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Criterium van exclusiviteit

A

Exclusie van leerproblemen tgv algemene problemen in het kind of problemen in omgeving
Milde vorm - comorbiditeiten
Problemen worden niet volledig verklaard door andere codities in of buiten het kind Bv. langdurige ziekte, verandering van school

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Comorbiditeit

A

Gelijktijdig optreden van 2 of meer stoornissen
Bij dyslexie meer kans op ADHD, dysfasie of ADD

Successief = iets begint en andere stoornis komt erbij
Simultaan = tegelijk optreden binnen hetzelfde of een ander domein
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Dyslexie op cognitief niveau

- deterministische en probablistische modellen

A

Deterministische = 1 oorzaak

  • preventieve zorg
  • opnemen in diagnostiek en/of/behandeling

Probablistische = multifactorieel bepaald

  • samenspel van factoren
  • risicofactoren (verhoogt kans dat de stoornis ontstaat)
17
Q

Cognitieve risicofactoren

A

Fonologisch deficit hypothese
Snelbenoemen
Visuele aandachtsspanne hypothese
Sensomotorische problemen

18
Q

Fonolofisch deficit hypothese

A

Fonologie kan niet goed verwerkt worden door de gebrekkige representaties vd klankstructuur in het geugen. Koppeling fonologie aan orthografie onvoldoende –> Invloed op orthografische representaties

19
Q

Taken die vallen onder fonologische vaardigheden

A

Fonologisch bewustzijn (= primaire risicofactor voor dyslexie)
Verbale kortetermijngeheugen
- non-woord repetitietaak
- Onthouden en herhalen van reeksen cijfers, letters; woorden
Letterkennis
Paarsgewijs leren

20
Q

Snelbenoemen

A

Zo veel mogelijk een set bekende symbolen benoemen (prentje/voorwerpen, kleuren, letters of cijfers)

Sterkste voorspeller voor leesvaardigheid/dyslexie
Geen of zwakke relatie met spelling

21
Q

Visuele aandachtsspanne hypothese (VAS)

A

Aantal orthografische elementen dat in één oogopslag verwerkt kan worden

Dyslectici hebben een specifiek tekort in de VAS, fonologische vaardigheden zijn een tussenliggend proces

22
Q

Sensomotorische problemen

A

Komen vaker voor bij dyslectische dan bij niet-dyslectici

Weinig bewijs voor deze risicofactor van dyslexie

23
Q

Conclusie voor dyslexie op cognitief niveau

A

Samenspel van specifieke en minder specifieke risicofactoren op cognitief vlak.
Tekort in fonologisch bewust zijn = primaire risicofactor
Snelbenoemen is sterk gerelateerd aan lezen
Vas ook risicofactor voor lezen

Verder onderzoek is noodzakelijk

24
Q

Neurobiologie van dyslexie

A

Niet-invasieve beeldvormingstechnieken zoals EEG en MRI
Voordelen
- structureel en functioneel
- lokaal en connecties
- tijdens lezen en tijdens leesgerelateerde taken
- bij grote groep
- bij jonge kinderen

25
Q

Neuro-functionele basis van dyslexie

A

Verminderde activatie temporo-pariëtale crotex en occipito-temporale cortex
Problemen met visuele woordherkenning, zwakke fonologische vaardigheden

Hyperactivatie bilateraal in gyrus frontalis inferior en in rechter achterste delen

Deel vh complex leesnetwerk functioneert niet optimaal

26
Q

Neuro-anatomische basis van dyslexie

A

Structurele afwijking in de linken Temporo-pariëtale cortex

27
Q

Dyslexie op genetisch niveau

A

Dyslexie komt vaker voor in bepaalde families
79% vd verschillend in leesvaardigheid kunne verklaard worden door genetische verschillen
21% door omgevingsverschillen

Kans op dyslexie neemt toe wanneer er aanwijzingen zijn voor een erfelijke aanleg