HC 1-2 Normale ontwikkeling lezen en spellen Flashcards
Verschillende vormen van lezen
Technisch lezen
Begrijpend lezen
Studerend lezen
Belevend lezen
Alfabetisch schrijfsysteem
Eenheden uit de gesproken taal komen overeen met eenheden uit de geschreven taal
Logografisch schrijsysteem
Alle symbolen hebben een betekenis
Niet-transparante taal
Nederlands, geen een op een relatie tussen gafemen en fonemen
Leesontwikkeling
- Ontluikende geletterdheid
- Beginnende geletterdheid
- Gevorderde geletterdheid
Ontluikende geletterdheid
De spontane belangstelling van kleuters & peuters voor het geschreven en de inzichten die ze ontwikkelen in de functies van geschreven taal
–> Pre-alfabetisch
–> Partieel-alfabetisch
0-4 jaar
Pre-alfabetisch
kind herkent woorden op basis van visuele kenmerken
Bv. Coca Cola, Quick
Partieel-alfabetisch
wel kennis over letter-klank relatie, beperkt aantal letters
Bv. Eigen naam kunnen schrijven maar niks anders
Fonologisch bewustzijn
Gevoeligheid voor de fonologische structuur v woorden in een taal. Reflecteren over en manipuleren van een uiting (woord, lettergreep, klank), los van de betekenis. Geeft inzicht in de klankstructuur van een taal en het kunnen ‘goochelen’ met taal.
= abstracte vaardigheid
vanaf 3 jaar tot 9-12 jaar
Fonemisch bewustzijn
= al het auditieve nog verder verfijnen tot niveau van kleine units
Segmenteren (in stukken hakken) van spraakstroom (woorden) in klanken. Fonologisch BZ is noodzakelijk om tot het fonemisch BZ te komen.
Ontwikkelt niet spontaan
Gevolg van geletterdheid
Inzicht nodig dat afzonderlijke klanken overeenkomen met de klankvorm van een woord
Alfabetisch principe
Kinderen leren beseffen dat letters en lettercombinaties symbolen zijn om spraakklanken te representeren
TKK of FGK
Grafemen
Tekens voor een fonemen
Fonemen
Kleinste klankeenheden met een betekenisonderscheid
Allofonen
Klankverschillen zonder betekenisonderscheid
Bv. Huig-R en tongpunt-r
Fonologisch decoderen
De mogelijkheid om grafemen in fonemen om te zetten en dit inzicht te gebruiken om nieuwe woorden te decoderen
= de elementaire leeshandeling
Self-teaching mechanisme/hypothesis
Vakkundigheid om grafemen en grafeemclusters om te zetten in fonemen en deze kennis gebruiken om nieuwe woorden te vormen
Woordspecifieke kennis
Alle details van de schrijfwijze en de daarnaan gekoppelde klankcode en betekenis van het hele woord
Pijlers leesontwikkeling
Fonemisch bewustzijn
Orthografische component
Fonemisch bewustzijn als pijler leesontwikkeling
Kunnen isoleren van fonemen in woorden Multi-sensorisch inoefenen bevordert ontwikkeling van foneembewustzijn - rol van articulatie - grafemen visueel aanbieden - letters laten schrijven - ordenen van klanken
Orthografische component + niveaus
= Letters leren
Subwoordniveau
- Morfemen (snoep en snoepje)
- Rijm (boom room)
- Body (boom boos)
Woordspecifieke kennis
Verwerkingssnelheid bij woordherkenning afhankelijk van
- Eigenschappen vh te lezen woord
- Factoren bij de lezer
Gevorderde geletterdheid
Automatiseren en verhogen van leestempo, vlotter lezen & moeilijkere woorden lezen.
vanaf het 2de leerjaar
Leesstrategieën
Visueel niveau
- Elementaire leeshandeling
- Lezen m.b.v. clusters en spellingspatronen
- Lezen m.b.v. de visuele woordvorm
Morfologisch niveau
- Lezen m.b.v. morfologische analyse
Semantisch en syntactisch niveau
- Lezen m.b.v. context
Elementaire leeshandeling
m/aa/n = maan
Lezen m.b.v. clusters en spellingspatronen
str/ui/k = struik
str is een stuk van struik
Lezen m.b.v. de visuele woordvorm
circus
Lezen m.b.v. morfologische analyse
Voor- en achtervoegsels
ondiep, vriendelijk
Lezen m.b.v. context
ze bibberen van de…
kou
Leesmodellen
- Duale route model
- Fonologisch coherentie model/connectionisme
Duale route model
Bottom-up en top-down
Bottom-up (onderdeel duale route model)
Opbouw vanaf de bodem: visueel niveau
Grafemen –> Opbouw van woorden en woordgroepen –> Betekenis
- Indirecte woordherkenning via volledige verklanking (t/ie/n)
- Indirecte woordherkenning op basis van directe herkenning van woorddelen en verklanking (t/ien)
- Directe woordherkenning
Auditieve deelvaardigheden
- objectivatie
- discriminatie
- analyse
- synthese
- temporeel ordenen
- klankpositie bepalen
Visuele deelvaardigheden
- discriminatie
- analyse
- synthese
- spatieel ordenen
- letterpositie bepalen
Noodzakelijke vaardigheden voor indirecte woordherkenning
Auditieve deelvaardigheden
Visuele deelvaardigheden
(Taalvaardigheden = kennis van begrippen)
Top-down model
Herkennend en verwachtend lezen op basis van de context
Interactiemodel
Afwisseling tussen bottom-up en top-down, afhankelijk van leesmateriaal, lezen, omstandigheden,…
Connecttionisme
Netwerk van knopen: orthografische, fonologische en semantische knoop
Als je leest, activeer je een specifiek patroon van letter- en klankelementen, tussen al deze elementen groeien verbindingen. Ontstaan functionele eenheden (combinaties van verbindingen tussen letter- en klankkenmerken)
Covariaat lezen
= klankstructuur en visuele gaan elkaar wederzijds positief beïnvloeden
–> Veel lezen heeft invloed op spellingsontwikkeling en andersom
Voortdurende associatie tussen orthografie en fonologie –> versterking van 1 element tot versterking van het andere –> samengaan fonologische en orthografische unit in een steeds andere omstandigheid
Belangrijk leesmethoden
Goed
- Alfabetisch principe expliciet en systematisch aanleren
Slecht
- starten met hele woorden of zinnen
Begrijpend lezen
complex, multifactorieel, actief proces dat steunt op kennis, inzichten, attitudes, vaardigheden en op een aantal algemene cognitieve vaardigheden
Individu-gebonden tekstonafhankelijke factoren
- Decodeervaardigheden
- Woordenschatkennis
- Syntactische vaardigheden
- Leesstrategieën toepassen
- Algemene (achtergrond)kennis van onderwerp van de tekst
- Genetische basis
- Algemene cognitieve factoren: redeneren en geheugen
- Intrinsieke leesmotivatie
- Metacognitief bewustzijn
Individu-gebonden tekstafhankelijke factoren
- Kunnen omgaan met verschillende tekstsoorten
- Extrinsieke leesmotivatie
Verschillende tekstsoorten
- Informatieve tekst
- Amuserende/verhalende tekst
- Opiniestuk
- Persuatieve tekst
- Activerende tekst
Niet individu-gebonden tekstonafhankelijke factoren
- Didactiek van de leerkracht
- Leesmethode
Niet individu-gebonden tekstafhankelijke factoren
- Tekstorganisatie en tekststructuur: illustraties, opbouw …
Denkcategorie verbaal begrip
microniveau
Woorden
- betekenisnuances
- betekenis morfologisch bepaald
- betekenis syntactisch bepaald
Zinnen
- voegwoorden, anafora
Beeldspraak
Denkcategorie interpretatie (meso- en macroniveau)
Interpretatie op mesoniveau
- Elaboratieve inferenties (instrumentale, causale, categorale, logische)
- Overbruggingsinferenties (given new inferenties, anaforische inferenties)
Interpretatie op macroniveau
- Analyse en synthese
Infereren
Meest cruciale kenmerk van begrijpend lezen
voorspellen, afleiden, integreren, substitueren van informatie uit hetgeen tot dan toe gelezen is.
Gevolg = meer samenhangende en/of volledigere representatie van de tekst
Inferenties op basis van plaats in de tekst
Micro inferenties = dicht bij elkaar
Macro inferentie = verder van elkaar
Inferenties op basis van de bron
Tekst: overbruggingsinferenties
Opgeslagen voorkennis: elaboratieve inferenties
Overbruggingsinferenties + 2 subtypes
Koppeling maken met informatie uit vorige zinnen
Werkt met signaalwoorden en verwijswoorden
- Given new inferenties: in iedere zin een nieuwe gedachte en reeds vermelde gedachte
- Anaforische inferenties: anafora = verwijzingen naar eerdere zelfstandige naamwoorden of voornaamwoorden
Elaboratieve inferenties + 4 subtypes
Elementen afkomstig uit voorkennis toevoegen aan informatie in tekst
- Instrumentele: verwijzing naar het instrument waarmee de handeling wordt uitgevoerd (wordt niet expliciet vernoemd
- Causale: leggen van oorzakelijke verbanden tussen teksdelen
- Categorale: in deze inferentie staat het plaatsen van een begrip in een bepaald ordeningskader centraal
- Logische: verwant met het logisch denken
Denkcategorie extrapolatie
Verder redeneren o.b.v. tekst
- Voorspellen van verder verloop van het verhaal
- Toepassen van inhoud op nieuwe situatie
Denkcategorieën
Verbaal begrip (microniveau)
Interpretatie (meso- en macroniveau)
Extrapolatie (verder redeneren o.b.v. tekst)
Didactiek
5 onderling verbonden sleutels voor effectieve begrijpend leesdidactiek
- Sleutel ‘Functionaliteit’
- Sleutel ‘Interactie’
- Sleutel ‘Strategie-instructie’
- Sleutel ‘Leesmotivatie’
- Sleutel ‘Transfer’