HC2 Normale ontwikkeling van spellen Flashcards
Spellen
Manier waarop je een woord moet schrijven, schrijfwijze van een woord
Orthografie
Vorm waarin woorden geschreven worden
4 principes Nederlandse spelling
- Fonologisch (= basisprincipe)
- Morfologisch
- Etymologisch
- Syllabisch
Fonologisch principe
Basisprincipe = je schrijft zoals je het hoort
Uitgangspunt = uitspraak
Vooral in eerste leerjaar gebruikt
Morfologisch principe
= vormleer = wijze waarop woorden gevormd zijn
2de tot 6de leerjaar
Morfeem
Kleinste eenheid van een taal met een zelfstandige betekenis en/of grammaticale functie
Soorten morfemen
- Vrije morfemen: kunnen als zelfstandig woord voorkomen (huis)
- Gebonden morfemen: kunnen niet afzonderlijk voorkomen
Morfologische procedures
- Samenstellingen
- Afleidingen
- Verbuigingen
- Vervoegingen
Morfologische deelprincipes
- Principe van gelijkvormigheid: morfeem zoveel mogelijk op dezelfde manier schrijven (uitzondering buis)
- Principe van analogie of overeenkomst: woorden die gelijk zijn gevormd/opgebouwd, worden op dezelfde manier geschreven (uitzondering = hij wacht)
Etymologisch principe
Historisch gegroeide schrijfwijze bepaald door de herkomst
Niet geschreven hoe we de woorden horen en geen regels
3 types woorden etymologisch principe
- Inheemse woorden: vroeger uitspraakverschil bij ei/ij
- Leenwoorden: uit een vreemde taal, niet aangepast (carrière, computer)
- Bastaardwoorden: uit een vreemde taal, wel aangepast (calorie, sigaar)
Syllabisch principe
Syllabe = klankgroep meestal zonder betekenis
maar ≠ lettergreep
pet-ten = lettergreep
pe-ten = klankgroep
2 regels syllabisch principe
Verenkelingsregel: een lange klinker wordt aan het einde van een klankgroep verenkeld: je schrijft er maar één
Verdubbelingsregel: na een korte klinker aan het einde van een klankgroep verdubbel je de medeklinker van de volgende klankgroep
Fases spellingsontwikkeling
Spellingsontwikkeling loop parallel met de leesontwikkeling
- Elementaire spellingshandeling/aanvankelijk spellen
- Gevorderde spellinghandeling/gevorderde speller
- Geautomatiseerde spellinghandeling/eindfase einddoel
Noodzakelijke vaardigheden elementaire spellingshandeling
- Auditieve vaardigheden
- Visuele vaardigheden
- FGK
- Specifieke taalvaardigheden: abstracte begrippen, beheersing mondelinge taal, inzicht in com. functies en functies geschreven taal en motivatie
- Algemene taalvaardigheden: spraakmotoriek, schrijfmotoriek & algemene taalontwikkeling vd woordenschat
Elementaire spellinghandeling
Gesproken woord –> Auditieve analyse –> Temporele ordewaarneming –> FGK –> Geschreven woord
Gevorderde spellinghandeling
Hoorstrategie
Regelstrategie
Onthoudstrategie
Geautomatiseerde spellinghandeling
Spellen gebeurt onbewust, automatisch en direct en is in functie van de inhoud.
2 Spellingsmodellen
Twee-routemodel
Connectionisme
Twee-route model
- Indirecte route (auditieve/fonologische route): via een omweg komen tot het orthografisch beeld van een woord
- Directe route (lexicale route): zonder omweg, rechtstreeks het geschreven woord
Versnellingstheorie (fasetheorie)
Beeld opgeslagen in mentale lexicon, onderdeel van langetermijngeheugen.
Woorden of woordvormen met hun:
- Fonologische/akoestische/articulatorische identiteit
- Morfologische identiteit
- Semantische identiteit
- Pragmatische identiteit
- Orthografische identiteit
Connectionisme
Veel schrijven –> Sterke verbindingen tussen foneemclusters en grafeemclusters maar ook tussen woordbeeld/klankbeeld en betekenis. Knopen worden makkelijker geactiveerd
Spellingsstrategieën
- Fonologische strategie
- Regelstrategie
- Woordbeeldstrategie
- Analogieprincipe
- Hulpstrategie
Fonologische strategie
= Je schrijft wat je hoort
- Elementaire spellingshandeling: woorden opsplitsen in afzonderlijke fonemen
- Klankclusterstrategie
- -> Bepaalde foneemclusters hebben 1-1 relatie met grafeemclusters: ng, nk, ooi, aai, oei
- -> Eerst inprenten en op basis van schrijfervaring en frequentie van voorkomen leer je het woord vanbuiten
Regelstrategie
Welke spellingsregels zijn er?
Woordbeeldstrategie
Woorden als geheel opslaan/onthouden, waarom?
- Etymologisch principe
- Automatisatie
- Hoogfrequente woorden: omdat je het woord al zo vaak geschreven hebt
Analogieprincipe
Schrijven op basis van analogie door gebruik te maken vd reeds aanwezige spelling van onderdelen van bepaalde woorden
- Op basis van klank (dromen - komen)
- Op basis van betekenis (verouderen - oud)
Hulpstrategie
Hulpmiddel, ezelsbruggetje
Niet gebaseerd op inzicht of principe, meestal zelf verzonnen en persoonlijk
Welke strategie kies je?
Op basis van didactische leeftijd (= spellingservaring)
- beginnende spellers: fonologische strategie
- ervaren spellers: flexibel gebruik van stategieën
Op basis van het te schrijven woord
- hoorwoorden, regelwoorden, weetwoorden en net-als woorden
Didactiek spelling
Geïsoleerde aanpak in de klas: enkel oefenen op spelling tijdens de spellingsles Stapsgewijze instructie: - Aanbieden v bordwoorden - Vaststellen v overeenkomsten tussen woorden - Bepalen vd strategie - Formuleren vd strategie - Oefenen - Terugblikken en evalueren
Nadeel: geen automatische transfer naar echte schrijven
Instructieprincipes didactiek
Inprenten
- van KTK
- van klankclusters gekoppeld aan grafeemclusters
- van woorden
Werken naar analogie
Aanleren van regels
- leren van een regel
- deductief (aanbrengen) of inductief (zelfontdekkend)
- via een regel
- via een algoritme/stappenplan
- via analogie
Effectieve werkvormen om spelling van woorden te leren
- Woord hardop lezen, daarop hardop spellen (zonder visueel beeld)
- Visueel dictee
- Spellingsprobleem in een woord aanduiden
- Mondeling spellen
- Grafeemselectie (woord hardop lezen; daarna uit twee alternatieven het juiste woordbeeld aanduiden)
Niet effectieve werkvormen om spelling van woorden te leren
- Woorden hardop lezen
- Woorden overschrijven
- Woorden opschrijven
Beste aanpak spelling
Combinatie van geïsoleerde en geïntegreerde aanpak