HC5 Borderline persoonlijkheidsstoornis Flashcards
DSM-5 criteria borderline persoonlijkheidsstoornis
Een pervasief patroon van instabiliteit van interpersoonlijke relaties, zelfbeeld ena ffecten, en uitgesproken impulsiviteit, beginnend in de vroege volwassenheid en aanwezig in verschillende contexten, zoals aangegeven door vijf of meer van de criteria
5 of meer van de criteria voor borderline persoonlijheidsstoornis
- Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te vermijden
- Een patroon van onstabiele en intense persoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselende uiterste van idealisering en devaluatie
- Identiteitsverstoring: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfbesed
- Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die potentieel schadelijk zijn voor zichzelf
- Herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen, of zelfmutilatie
- Affectieve instabiliteit door een duidelijke reactiviteit van de stemming
- Chronische gevoelens van leegte
- ongepaste, intense woede of moeilijkheden om woede onder controle te houden
- Voorbijgaande, stressgerelateerde paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve symptomen
Borderline persoonlijkheidsstoornis criteria domeinen
- Affectieve criteria
- Interpersoonlijke criteria
- Gedragscriteria
- Cognitieve criteria
Affectieve criteria borderline
- Affectieve instabiliteit als gevolg van duidelijke reactiviteit van de stemming
- chronische gevoelens van leegte
- ongepaste, intense woede of moeite om woede te beheersen
–> instabiliteit: snelle en intense emotionele ontregeling, langzame terugkeer naar basislijn, stemmingswisselingen, woedebeheersing, vooral bij afwijzing of conflict
Interpersoonlijke criteria borderline
- Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te voorkomen
- Patroo van onstabiele en interpersoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselende extremen van idealisering en devaluatie
–> overgevoeligheid in relaties, meer negatieve verwachtingen, verlatingsangst etc.
Gedragscriteria borderline
- Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die mogelijk zelfbeschadigend zijn
- herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen
–> als vorm van ontoereikende emotieregulatie vertonen borderlin patiënten impulsief/destructief gedrag
Cognitieve criteria borderline
- Identiteitsstoornis: duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel
- Voorbijgaande, stressgerelateerde paranoïde gedachten of ernstige dissociatieve symptomen
- extreme evaluaties van zichzelf en anderen
- paranoïde ideeën
- waantrouwen
- kunnen emoties en gevoelens niet goed analyseren
Kenmerken borderline persoonlijkheidsstoornis
- Emotionele ontregeling
- Hoge niveaus van impulsiviteit die leiden tot zelfbeschadiging en suïcidaliteit
- verstoord interpersoonlijk functioneren bestaande uit onstabiele hechte relaties die gepaard gaan met vasthoudende gehechtheid, angst om in de steek gelaten te worden en intense conflicten met intieme partners
- instabiliteit is stabiel in borderline
Identiteitsstoornis
- Crit 3 borderline
Duidelijk en aanhoudend instabiel zelfbeeld of zelfgevoel. Mensen hebben moeite met de definitie van zichzelf. Dt komt vaak doordat ze in de kindertijd niet gestimuleerd zijn om hun eigen wensen en doelen na te streven
Idealisering/devaluatie
- crit 1 en 2 borderline
- Verwoede pogingen om echte of ingebeelde verlating te voorkomen
- een patroon van onstabiele en interpersoonlijke relaties gekenmerkt door afwisselende extremen van idealisering en devaluatie
–> bijv. suïcidaal gedrag wordt ingezet om mensen aan je te binden en bij je te laten blijven
Impulsiviteit
- crit 4 en 5 borderline
- Impulsiviteit op ten minste twee gebieden die mogelijk tot zelfbeschadiging leiden ( geld uitgeven, seks, middelenmisbruik, roekeloosheid, autorijden, eetbuien, etc)
- Herhaaldelijk suïcidaal gedrag, gebaren of bedreigingen of automutilerend gedrag
–> risicovol gedrag kan emoties reguleren
Alternatief model Borderline
- Criteria A
Matige of grote stoornis in het functioneren van de persoonlijkheid, die tot uiting komt in kenmerkende moeilijkheden op twee of meer van de volgende vier gebieden
- Identiteit
- Zelfsturing
- Empathie
- Intimiteit
Identiteit
- alternatief model borderline
Duidelijk verarmd, slecht ontwikkeld of onstabiel zelfbeeld, vaak geassocieerd met buitensporige zelfkritiek; chronische gevoelens van leegte; dissociatieve toestanden onder stress
Zelfsturing
- alternatief model borderline
Instabiliteit van doelen, aspiraties, waarden of carrièreplannen
Empathie
- alternatief model borderline
Beperkt vermogen om de gevoelens en beheoften van anderen te herkennen geassocieerd met interpersoonlijke overgevoeligheid; percepties van anderen die selectief bevooroordeeld zijn in de richting van negatieve eigenschappen of kwetsbaarheden
Intimiteit
- alternatief model borderline
Intense, onstabiele en conflicterende hechte relaties, gekenmerkt door wantrouwen, behoeftigheid en angstige preoocupatie, met echte of ingebeelde verlating; hechte relaties worden vaak gezien in extremen van idealisering en devaluatie en afwisselend van overtrokkenheid en terugtrekking
Alternatieve model borderline
- Criteria B
Vier of meer van de volgende zeven pathologische persoonlijkheidskenmerken, waarvan er minstens één (5) impulsiviteit, (6) het nemen van risico’s of (7) vijandigheid:
1. emotionele labiliteit
2. angst
3. afscheidingsonzekerheid
4. depressiviteit
5. impulsiviteit
6. risicobereidheid
7.vijandigheid
Emotionele labiliteit
- alternatieve model borderline
Negatieve affectiviteit –> onstabiele emotionele ervaringen en frequente stemmingswisselingen; emoties die gemakkelijk worden opgewekt, intens zijn en/of niet in verhouding staan tot gebeurtenissen en omstandigheden
Angst
- alternatieve model borderline
Negatieve affectiviteit –> intense gevoelens van nervositeit, gespannenheid of paniek, vaak als reactie op interpersoonlijke spanningen: zich zorgen maken over de negatieve effecten van onaangename ervaringen uit het verleden en toekomstige negatieve mogelijkheden; zich angstig, ongerust of bedreigd voelen door onzekerheid; angst om uit elkaar te vallen door controleverlies
Afscheidingsonzekerheid
- alternatieve model borderline
Negatieve affectiviteit –> angst voor afwijzing door en/of scheiding van belangrijke anderen, geassocieerd met angst voor buitensporige afhankelijkheid en volledig verlies van autonomie
Depressiviteit
- alternatieve model borderline
Negatieve affectiviteit –> frequente gevoelens van neerslachtigheid, ellendigheid en/of hulpeloosheid: moeite met herstellen van dergelijke stemmingen; pessimisme over de toekomst; doordringende schaamte; gevoelens van inferieure eigenwaarde; zelfmoordgedachten en suïcidaal gedrag
Impusiviteit
- alternatieve model borderline
Ontremming –> in een opwelling handelen van reactie op onmiddelijke prikkels; tijdelijk handelen zonder een plan of overweging van de resultaten; moeite met het opstellen of volgen van plannen; een gevoel van urgentie en zelfbeschdigend gedrag onder emotionele stress
Risico’s nemen
- alternatieve model borderline
Ontremming –> betrokkenheid bij gevaarlijke, risicovolle en mogelijk zelfbeschadigende activiteiten, onnodige en zonder rekening te houden met de gevolgen; gebrek aan bezorgdheid over iemand beperkingen en ontkenning van de realiteit van persoonlijk gevaar
Vijandigheid
- alternatieve model borderline
Antagonisme –> aanhoudende of frequente boze gevoelens; boosheid of prikkelbaarheid als reactie op kleine minachtigen en beledigingen
Stigma van borderline
- ze zijn maniulatief
- Ze overdrijven
- ze zijn moeilijk te behandelen; lastig
- ze zijn snel boos
–> vaak negatief en beoordelend beeld, ook door zorgprofessionals
Borderline patiënten afwijzen
Sommige psychologen willen helemaal geen borderline patiënten en wijzen ze af
- ‘behandelingsresistent’
- persoon zoekt zelf hulp en dit kan het verergeren
Interventies borderline voor therapeuten
Gaat tegen de stigmatisering in
- voorlichting en correctie van de misvattingen
- nieuwe vaardigheden; positieve behandelingsresultaten
- Dieper begrip door sociale interacties en persoonlijke verhalen
- eendaagse professionele workshop (STEPPS)
- workshop over borderline en Dialectische GedragsTherapie
Geschiedenis borderline
- vroeg 20e eeuw: dominantie van psycoanalystisch denken –> neurose en psychose
- Stern: beschrijft borderline als tussen neurose en psychose in
- Kernberg en Grinker en Gundersorn
- ICD-10: emotioneel instabiele persoonlijkheidsstoornis
- 10% poliklinisch en 20% klinisch
Neurose en psychose
Neurose: chronisch gespannen en angstig zijn, snel ontregeld zijn op emotioneel vlak, zonder psychotische belevingen (= wanen/hallucinaties)
Psychose: verlies van de realiteit en werkelijkheid
Epidemiologie Borderline
- punt prevalentie: 1-2.7%
- life time prevalentie: 6%
- psychiatrische ambulante patiënten: 15-20%
- psychische intramurale patiënten: 15-40%
- man-vrouw verdeling is 50-50 (in samples 75% vrouw –> bij forensisch meer mannen)
- hogere prevalentie bij jongere individuen
Voorlopers van persoonlijkheidsstoornis bij 9-11 jarigen
- borderline kan in adolescentie gediagnosticeerd worden –> voorspeller van slecht psychosociaal functioneren op latere leeftijd een meer syndromale stoornissen
- persoonlijk leed hindert werk, relaties en recreatie
- kleine associatie met woonstatus
- sterk gerelateerd aan slecht functioneren kwaliteit van leven
- sterk gerelateerd aan het verblijven in psychiatrische inrichtingen (10-15%)
Comorbiditeit en borderline
- stemmingsstoornissen
- eetstoornissen
- middelenmisbruik
- andere persoonlijkheidsstoornissen
–> vooral bij klinische patiënten
Suïcide en borderline
- 1 op 3 doet een poging, gemiddeld 3.4 pogingen in het leven
- 8-10% mortaliteit (gem vòòr 40 jaar)
- risicofactoren: affectieve instabiliteit, depressieve stemming, intensiteit negatief affect en slechte psychosociale aanpassing
- 50 keer meer kans bij borderline
Functie van zelfbeschadiging
- tijdelijke verlichting overweldigende emoties
- zelfgerichte woede/straf
- anderen beïnvloeden
- sterven
Zelfverwonding
Gedraginen om opzettelijk toebrengen van directe fysieke schade aan het lichaam zonder de intentie om te sterven, vooral emotieregulatie.
- snijden
- krabben
- branden
- headbangen
- toepassen van giftige chemicaliën
–> positieve effecten leiden tot een maladaptieve coping
Verloop en prognose van borderline
93% laten min 2 jaar klinische remissie zien en na 10 jaar voldoen ze niet meer aan de criteria (wel latent aanwezig)
- 86% klinische remissie voor min 4 ajar
- 39.3 klinische remissie na 2 jaar
- 2/3 klinische remissie na 6 jaar
MAAR:
- 4.4% sterft aan zelfmoord
- 1/3 terugval
- 50% herstelt
Factoren voor een betere uitkomst van borderline
- hoge intelligentie
- talenten hebben
- uiterlijke kenmerken
Factoren voor een slechtere uitkomst van borderline
- laag opleidingsniveau
- lagere sociaaleconomische status
- als er nog steeds misbruik plaatsvindt
Etiologie
Verwijst naar de vele factoren die op elkaar inwerken om een ziekte te veroorzaken
- genen
- tegenspoed in de kindertijd: mishandeling en gehechtheid
Genen borderline
- verwanten van borderline hebben 4-20x vaak ook last van borderline
- bij monozygote tweelingen: 35% concordantie
- bij dyzygote tweelingen: 7% concordantie
- ongeveel 45% erfelijk, via verschillende genen
- daarnaast 555 verklaard door unieke omgevingsfactoren
Concordantie
Refereert naar de aanwezigheid van een eigenschap in beide leden van een tweelinge, oftewel de kans dat een paar individuen beide een bapaald kenmerk zal hebben
Serotonine en dopamine in borderline
45% van de genen zorgen voor borderline, vooral genen voor serotonine en dopamine levels
- serotonine: negatief affect en impulsiviteit
- dopamine: gerelateerd aan psychose, middelengebruik en woede
–> SSRI’s kunnen dus soms helpen of ondersteuning bieden
Omgeving als borderline factor
- Culturele overdracht –> leren van omgeving
- Vroege traumatische ervaringen, zoals mishandeling en hechtingsproblemen, komen vaker voor bij borderline (1/3 is comorbide met PTSD)
- sterke relaties tussen trauma en BPS (cross-sectioneel onderzocht)
Hechting als borderline factor
Ontwikkelingstrauma’s kunnen leiden tot onveilige hechtingsstijlen. Onveilig en ongeorganiseerde gehechtheid kan ten grondslag liggen aan een van de kernsymptomen van borderline, namelijk moeilijkheden in interpersoonlijke relaties
- overmatige betrokkenheid, vijandigheid en inconsistentie van de moeder
- lagen genegenheid van de ouders en aversieve opvoeding
- ouderlijke psychopathologie, ongevoelige communicatie, rolverwarring
- Voorspellers: minder emotionele warmte, overmatige bescherming en meer algemene psychopathologie bij de moeder
- moeders met borderline lijken afstandelijker, agressiever, gevoeliger en meer overbezorgd en terughoudender
Gen-omgevingsinteractie als borderline factor
Genen bepalen tot in hoeverre omgevingsinvloeden ons beïnvloeden, en omgeveningsinvloeden reguleren de genexpressie.
- veranderde neurochemie is betrokken bij impulsiviteit en emotionele kwetsbaarheid
- veranderingen in stressresponsiviteit (hpa-as)
- hersenafwijking
- neurocognitief functioneren
- emotie (dis)regulatie
- (disfunctionele) hechtingsstijlen
Genen en neurochemie bij borderline
Serotonine: betrokken bij de regulatie van stemming en eetlustopwekkend gedrag
- 5HTT
- MAO-A
- TPH
Dopa,ine: betrokken bij beloningspaden in de hersenen en psychose
- DAT1 (woede en impulsiviteit)
- DRD2
- DRD4
Stress-respons systeem bij borderline
Cortisol bij stress –> chronische blootstelling levert negatieve effecten
- HPA-as is ontregeld
- Problemen bij onderdrukking van cortisolsecretie (door PTSS, trauma of depressie)
- afwijkingen in stressrespons
Breinafwijkingen en abnormaliteiten bij borderline
Gereduceerd volume van:
- hippocampus
- amygdala
- orbitofrontale cortex
- anterieuree cingulate gyrus
–> door overmatige stresservaringen
Frontolimishe systeem bij borderline
Ligt tussen de hersenstam en cortex en is betrokken bij basisprocessen van emoties, (emotioneel) geheugen, motivatie, beloning en straf. Het systeem reguleert gedrag, leren, emoties, langetermijngeheugen en motivatie
- bij borderline betrokken bij impulsiviteit, agressie, zelfbeschadigend gedrag en verlatingsangst
Neurocognitief disfunctioneren bij borderline
Neurocognitieve problemen met executief functioneren (planning, organisatie, overzicht, doelen kunnen nastreven) en geheugen
- presteren slechter op executief functioneren, geheugentaken etc.
Emotieregulatie bij borderline
Lijken overgevoelig voor negatieve stimuli –> kan leiden tot hypervigilantie (sensorische gevoeligheid) en overreactie op emotionele uitingen van anderen in sociale situaties. Slechter in kalmeren en minder emotieregulatiestrategieën
Hechting bij volwassenen en borderline
Vroege ervaringen met verzorgers leidt tot een intern werkmodel over interpersoonlijk fuctioneren
–> geeft toekomstige relaties vorm
- 6-8% van borderline is veilig gehecht
-50-88% is gepreoccupeerd
Kritische opmerkingen borderline
- de neurobiologie is meer suggestief
- slechte kindertijd leidt niet altijd tot borderline en andersom
Behandelingen voor bordeline
- dialectische gedragstherapie DBT
- schema therapie ST
- mentalization based treatment MBT
- transference-focused psychotherapy TFP
Dialectische gedragstherapie borderline
Emotioneel kwetsbare personen die opgroeien in een emotioneel ‘invaliderende omgeving’ lopen een bijzonder risico om een borderline persoonlijkheidsstoornis te ontwikkelen
- hoge score op emotionele kwetsbaarheid –> lage drempels voor emotionele reacties
- neiging intense emotionele reacties en moeite met opwinding te verminderen
Schema therapie borderline
Verschillende disfunctionele gezinskenmerken, zoals ontbering, afwijzing of onderwerping leiden tot frustratie van specifieke emotionele kernbehoeften van kinderen –> maladaptieve schema’s
- informatieverwerking verstoord door schema’s
Mentalization based treatment
Vroegtijdige emotionele verwaarlozing en biologische kwetsbaarheid leiden tot persoonlijkhiedsstoornissen door het verwerven van mentaliserende vaardigheden beperkt is
–> diathese stress modellen
Transference Focused Therapy
Overdracht verwijst naar gevoelens die een patient heeft ten opzichte van zijn therapeut. Deze gevoelens worden beinvloed door de relaties van de patient buiten de therapiekamer, vooral de relaties die de patient in zijn vroege leven had
- gericht op hier en nu
- afgesplitste delen van patient samenbrengen (integratie)
- evaluatie van gevoelens tijdens integratie
Big five bij borderline
- Hoge score op alle facetten van neuroticisme (angst, woede, depressie, zelfbewustzijn, impulsiviteit en kwetsbaarheid)
- lage score op facetten van agreeableness (vertrouwen, naleving en moraliteit)
- hoge score op fantasie
- lage score op liberalisme (openheid voor ervaringen en conscientiousness)
Richtlijnen in de behandeling van PS
Generieke behandelingen voor PD staan steeds meer in de belangstelling. Vergeleken met de specifieke behandelingen gebruiken deze behandelingen een meer generiek behandelmodel
- gestructureerd klinisch beheer SCM
- algemene psychiatrische behandeling GPM
- richtlijnondersteunende behandeling voor PD’s