HC2 Epidemiologie, verloop en risicofactoren Flashcards
Prevalentie Clusters
Prevalentiecijfers variëren naargelang populaite, type beoordelaar (leken vs opgeleide clinci), type beoordelingen (zelfrapportage vs. interview).
Prevalentie Paranoïde persoonlijkheidsstoornis
1.1%
- individuen met een lager opleidingniveau en met familieleden met schizofrenie
Prevalentie Schizoïde persoonlijkheidsstoornis
0.9%
- 2x vaker bij mannen
Prevalentie Schizotypische persoonlijkheidsstoornis
0.6%
Prevalentie Histronische persoonlijkheidsstoornis
1.8%
- vaker bij vrouwen
Prevalentie Antisociale persoonlijkheidsstoornis
1.2%
- 4x vaker bij mannen; huwelijks en werk instabiliteit; lage educatie; 50% van de gevangenispopulatie
Prevalentie Borderline persoonlijkheidsstoornis
1.1%
- jongeren
Prevalentie Narcistische persoonlijkheidsstoornis
0.4%
- vaker bij mannen
Prevalentie Vermijdende persoonlijkheidsstoornis
1.5%
- minder gerelateerd aan demografische variabelen
Prevalentie Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
0.8%
- vaker bij vrouwen
Prevalentie Obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis
3.2%
- vakr bij mannen (oudere studies)
Algemene prevalentiecijfers
- Algemeen: 9.1%
- Cluster A: 2.9%
- Cluster B: 3%
- Cluster C: 2.8%
Stabiliteit van persoonlijkheidsstoornissen
Na verloop van tijd voldoen steeds minder mensen aan de criteria van persoonlijkheidsstoornissen.
- PS stelt dat dit levenslang en stabile aanwezig zou zijn
- maar na 10 jaar vervalt meeste van de criteria
Stabiliteit borderline persoonlijkheidsstoornis
- 93% van borderline PS patiënten bevinden zich in klinische remissie voor minstens 2 jaar
- 86% bevindt zich in klinishce remissie voor minstens 4 jaar
- 39.3% toonde klinische remissie aan na enkel 2 jaar
Geen PS maar wel problemen
Mensen ondervinden vaak nog steeds veel psychosociale problemen en persoonlijkheidsproblematiek
- 4.4% van de borderline pleegd suïcide
- 1/3 van de borderline ervaart opnieuw symptomen gedurende de 10 jaar follow-up
- slechts 50% herstelde van de diagnise, ne hebben een goed sociaal en beroepsmatig functioneren
Conclusie stabiliteit PS
Categorale diagnoses zijn niet zo stabiel en chronisch als gedacht, maar persoonlijkheidsstoornissen zijn wel stabieler dan klinische stoornissen, zoals een major depressieve disorder.
- mensen hebben 1 of meer symptomen en zijn stabiel (functioneren en kenmerken)
Beperking in het functioneren
Persoonlijkheidsstoonrissen gaan gepaard met beperkingen in relaties, werk, vrijertijdsbesteding en levenskwaliteit
- lineair negatief verband tussen aan criteria voor PS en kwaliteit van leven
Beperkingen van verschillende stoornissen
- obsessief comppulsieve en histronische PS zijn minder geassocieerd met beperkingen in het functioneren
- schizotypische, BPS en vermijdende PS hebben de meeste beperkingen in levenskwaliteit
- personen met PS gebruiken meer psychiatrische en gezondheidszorgdiensten, vooral afhankelijke persoonlijkheidsstoornis
- PS zijn geassocieerd met fysieke gezondheidsklachten: cardiovasculaire artritis, slaap, obesitas en pijn
Verloop borderline persoonlijkheidsstoornis
Boderline wordt het ergst ervaren in het midden van de twintiger jaren, met geleidelijke verbetering over een lange periode, een aanzienlijk deel van de patiënten vertoont remissie van de borderline PS in hun late 30-er jaren
Factoren bij borderline persoonlijkheidsstoornis
- Suïcide: emotioneel en seksueel misbruik door de ouders, volwassen tegenspoed, een familiegeschiedenis van geslaagde suïcide en slechte sociale cohesie
- de resultaten suggereren dat voor een aanzienlijk aantal patiënten met Borderline een goede uitkomst geassocieerd is met het vermijden van intieme relaties
- grootste risicofactoren: mishandeling, misbruik en traumatische ervaringen in de kindertijd
Verloop antisociale persoonlijkheidsstoornis
Deliquentie in de jeugd voorspelt antisociaal gedrag op volwassen leeftijd. De meeste personen met herhaaldelijk antisociaal gedrag als kind of adolescent blijven echter niet volharden in antiscoiaal gedrag als volwassenen. SOmmige antisociale gedragingen, zoals een vuurtje stoken, zijn vrij normaal voor de leeftijd, waardoor dit niet altijd doorslaat in ASPS in de volwassenheid
Sterke voorspellers van crimineel of gewelddadig gedrag op volwassen leeftijd
- lage opleiding van ouders
- slecht ouderlijk toezicht
- slechte opvoedingsvaardigheden
- grote gezinsgrootte
–> de gemeenschappelijke factor is gebrek van aanleren van basisregels en begrezen door ouders (slecht voorbeeld en slaan als straf/oplossing)
Verbetering in antisociale persoonlijkheidsstoornis
- werkstabiliteit: goede regels en begrenzing op werk
- geen alcoholmisbruik
- stabiele huwelijksregeling: partner zorgt voor regels en stabiliteit
Vroeg middelenmisbruik en ernstiger antisociaal gedrag zijn geassocieerd met slechtere symptomen op latere leeftijd
Verloop cluster C persoonlijkheidsstoornissen
Waar cluster A en B afnemen gedurende het leven, neemt cluster C juist toe. Dit komt o.a. doordat er bevestiging komst voor hun patrone gedurende het leven, waardoor mensen zich nog meer gaan afzonderen. Het patroon van ICPD is zelfs lonend, aangezien sommige banen het waarderen wanneer er erg secuur om wordt gegaan met zaken. Er zijn aanwijzingen dat het angstige cluster van persoonlijkheidsstoornissen meer uitsprokener wordt naarmate men ouder wordt.
- personen met een vermijdende PS waren 12 jaar later ernstiger verontrust
- onsessief-compulsieve PS komen meer voor bij ouderen dan bij jongere leeftijdsgroepen
Algemene cross-culturele aspecten
Persoonlijkheidsstoornissen worden vaak gezien als het resultaat van niet alleen biologische en omgevings-/ psychologische voorlopers, maar ook van sociaal culturele ervaringen. De Westerse cultuur is vaak erg individualistisch en prestatie gericht, maar er is geen bewijs gevonden dat dit zorgt voor een toename in PS. In welke omgeving je opgroeit heeft daarentegen wel invloed op persoonlijheidsstoonrissen:
- de toename van antisociale PS in sommige getoo’s van steden in Eu en de VS kan worden verklaard door een toename van middelenmisbruik en -afhankelijkheid, wat leidt tot crimineel gedrag om aan drugs te komen, in plaats van een daadwerkelijke toename van antisociale PS