HC1 + HS1&2 Flashcards
Sociologie
Een wetenschap die systematisch onderzoek doet naar menselijke samenleving. Waarbij er gekeken wordt naar het daadwerkelijk functioneren van de samenleving, waarmee gedrag voorspelt en gestuurd kan worden om de samenleving te verbeteren.
Voordelen sociologie
Debunking, begrip, empowering en (H) erkenning (kritisch denken)
Debunking
Alles in twijfel trekken, ook zaken die waar zijn bewezen.
Empowering
Sociologen kunnen aantonen welke groeperingen bevoordeeld of benadeeld worden, wat mobiliserend kan werken.
Nadelen sociologie
Alles verandert altijd,
balans houden tussen afstand betrokkenheid,
Theorieen snel onderdeel maatschappelijk debat (politieke lading)
Verschil psychologie en sociologie
Psychologie: individuele verklaring en sociologie: sociale verklaring
Margaret Thatcher blik op samenleving
Er bestaat niet zoiets als een samenleving, enkel individuen. Niet te verklaren, want mensen doen hetzelfde en beinvloeden elkaar.
Durkheim: mens is een dubbel wezen
Twee elementen in de mens: het individu (biologische zijn) en een sociaal wezen (onderdeel wil zijn van samenleving).
Reden zelfmoord
Niet individuele daad, maar sociaal bepaald door hoeverre iemand is ingebed in een bepaalde sociale groep. (integratie en regulatie)
Sociologische verbeelding
Wanneer persoonlijke problemen bij veel mensen in een samenleving voorkomt wordt het een sociaal probleem.
Sociologie als pseudowetenschap
Sociologie wordt gezien als pseudowetenschap, omdat het geen eigen object van studie is (fout). Sociologie leert men om kritisch te kijken naar alles wat vanzelfsprekend wordt aangenomen.
Sociologie vs common sense (Bauman)
Responsible speech ( verantwoorde argumentatie)
Size of the field (niet alleen eigen sociale wereld)
Making sense (verklaren gedrag)
Defamiliarize (debunking)
3 niveaus sociologisch onderzoek
Micro (familie/vrienden), meso (school/sport), macro (land/overheid) en interactie daar tussen
Onstaan sociologie
Veranderingen in structuren van de samenleving: Jagers verzamelaars –> Nomadische samenleving –> argrarische samenleving –> industriele samenleving
Eurocentriscme
De vijf samenlevingen zijn die geen opeenvolgende stadia of vooruitgang.
Technologische deternisme
Mensen bepalen zelf hoe ze technologie gebruiken (dus niet persee deternistisch). Kan wel voor problemen zorgen.
Maatschappelijke groei industriele revolutie
Groei kapitalisme, vrijheid/gelijkheid/solidariteit, religie minder invloed samenleving en groei steden zorgt sociale problemen.
Bendenker sociologie
Auguste Comte
wet der drie stadia (Comte)
Drie ontwikkelingsfase die voorafgingen aan het ontstaan van sociologie: Theologisch stadium, Metafysisch stadium en Wetenschappelijk stadium
Theologisch stadium
Verklaring door middel van geesten en goden
Metafysisch stadium
Verklaring door abstracte, filosofische speculatie over de “natuurlijke orde”
Wetenschappelijk stadium
Verklaring door wetenschappelijk onderzoek en objectieve waarneming.
Herbert Spencer
Opkomst sociaal-darwinistisch denken (survival of te fittest): alleen het beste blijft over.
Beschavingsarbeid
Midden en hoge klassen gingen zich bekommeren over de situatie van de arbeiders. Hierdoor disciplinering en volksopvoeding die leert vrij te zijn, maar zorgt dat arbeiders bepaalde manier gedragen.
Gegoede burgerij
Voorganger social work
Sociale kwestie
Ellende urbanisatie en industrialisatie, opkomst arbeidsbeweging, reactie liberalen vanuit eigenbelang
Paradigmata
Verschillende visies op de werkelijkheid die naast elkaar bestaan. Bijvoorbeeld optische illusie vrouw of heks.
Kuhn cycle
Normale wetenschap –> model drift –> model crisis –> model revolutie –> paradigma change –>
Model drift
Vraagstukken kunnen niet meer beantwoordt worden door bestaande theorieen (normale wetenschap kan niet meer).
4 paradigmata van de sociale wetenschap
1) structureel=functionalistische paradigma (Durkheim)
2) Conflictparadigma (Marx)
Interactionistische paradigma:
3) Symbolisch interactionistisch paradigma (Dui&Meet)
4) Rationele keuze paradigma (Weber)
Problemen Paradigmata
Beperkt en selectief door het beeld waarmee je naar de samenleving kijkt, positie socioloog bepaald deze kijk en partial perspectives
Partial perspectives
Er is geen compleet, overkoepelend beeld van hoe de samenleving werkt
Positivistische sociologie (Marx)
Volgens natuurkundige principes op zoek naar wetmatigheden. Op een deductieve manier (algemeen naar specifiek) met nadruk op empirische feiten.
Waarnemingsperspectief (Marx)
Onderzoekers bewaren de nodige afstand om nauwkeurige metingen te verrichten.
Humanistische sociologie (Weber)
Vorm van sociologie die probeert te begrijpen en interpreteren van het gedrag van mensen. De werkelijkheid wordt door de mensen zelf gecontrueerd (positivistsiche sociologie zegt dat er een objectieve werkelijkheid bestaat). Inductief (van observaties tot een theorie).
Deelnemersperspectief (Weber)
Onderzoekers nemen deel aan de samenleving, hebben contact met mensen om zo hun bestaan inhoud en betekenis te geven.
Kritische sociologie
Richt zich op de noodzaak tot sociale verandering oftewel het verbeteren van de samenleving. De wetenschap is neutraal/subjectief.