HC week 9 Flashcards
Wat zijn complicaties van een orgaantransplantatie?
- Nabloeding
- Andere chirurgische complicatie
- Infecties
- Afstotingsreactie
Welke factoren hebben invloed op de immunogeniciteit van een orgaan?
- variatie in MHC-expressieniveau
- variatie in aantal APC’s, met name DC’s
Wat is een directe T-cel alloreactie?
directe herkenning van vreemd, intact donor MHC door TCR van ontvanger
Wat is een indirecte T-cel alloreactie?
herkenning door TCR van ontvanger van vreemde donor MHC peptiden (of andere allo-peptiden), gepresenteerd door eigen MHC
Welke 3 typen afstotingsreacties onderscheiden we?
1: hyperacuut, humoraal
2: acuut, cellulair en/of humoraal
3: chronisch
Waardoor ontstaan hyperacute afstotingsreacties?
door gepreformeerde allo-antistoffen tegen donor MHC en AB0 bloedgroep
Hoe komen we aan de allo-antistoffen tegen HLA-moleculen bij een hyperacute afstotingsreactie?
- eerdere transplantatie
- zwangerschap
- bloedtransfusie
Waardoor ontstaan acute afstotingsreacties?
door inductie adaptieve allo-immuunrespons tegen donor MHC
Waardoor ontstaan chronische afstotingsreacties?
door zowel allo-immuunresponsen als niet-immunologische oorzaken
Noem een aantal niet-immunologische oorzaken van chronische afstotingsreacties
- hypertensie
- hyperlipidemie
- geneesmiddelentoxiciteit
- virale infecties
- late effecten van ischemie-/reperfusieschade
- terugkeer van oorspronkelijke ziekte
Noem drie histologisch zichtbare veranderingen bij vaatschade bij een chronische afstotingsreactie
- proliferatie van myofibroblasten
- hypertrofie tunica intima
- neo-intima
Noem 4 factoren die een effect hebben op de kwaliteit van het gedoneerde orgaan
- ziekte of trauma waaraan donor is overleden
- duur hersendood
- mate ischemie-/reperfusieschade
- operatieprocedure
Wat zijn donor-derived infecties?
infecties van de recipient door micro-organismen die meetransplanteren met het orgaan
Welk type infecties heb je in de eerste maand na transplantatie?
- donor derived
- nosocomiaal
- recipient derived
Welk type infecties heb je tussen 1 en 12 maanden na transplantatie?
- reactivatie latente infectie
- opportunistische infectie
Welk type infecties heb je vanaf 12 maanden na transplantatie?
- community acquired
- late intracellulaire infecties
- kanker (huid, PTLD)
Wat zijn de kenmerken van CMV-syndroom?
- koorts
- spierpijn
- gewrichtspijn
- beenmergsuppressie
Wat zijn de kenmerken van CMV-ziekte?
- hepatitis
- colitis
- retinitis
- pneumonitis
Waarop duidt CMV D+/R+?
cave reactivatie
Waarop duidt CMV D+/R-?
cave primo infectie CMV -> profylaxeWa
Waarop duidt CMV D-/R+?
cave reactivatie
Hoe kan je CMV ziekte voorkomen?
- profylaxe: valganciclovir per os 1x 450 mg dagelijks
- pre-emptieve therapie: regelmatig CMV-DNA meten en indien hoger dan bepaalde waarde: start therapie met valganciclovir 2x 900 mg per os en verminderen immuunsuppressie
Hoe kan je CMV ziekte behandelen?
- Verminderen immuunsuppressie
- Ganciclovir iv of valganciclovir 2x 900 mg per os
Wat toont serologie bij een primo infectie VZV?
- IgM positief
- IgG positief
Wat toont serologie bij een reactivatie VZV?
- IgM negatief
- IgG positief
Wat is de behandeling van VZV?
- aciclovir
- valaciclovir
Hoe presenteert een rejectie van een niertransplantatie zich meestal?
Meestal: heel weinig tot geen klachten
Rejectie is ontsteking, dus ip zijn de ontstekingsverschijnselen (tumor, dolor, rubor, calor, functio laesa) aanwezig, maar mede door de goede immuunsuppressie meestal alleen:
* Functio laesa = verminderde nierfunctie = lagere GFR
* Soms koorts, soms pijn, soms zwelling
* Oedeem en hypertensie
Wat zijn de karakteristieke afwijkingen in nierbiopt bij een T-cel gemedieerde rejectie (TCMR)?
- interstitieel infiltraat
- tubulitis
- vasculitis / arteritis
Wat zijn de karakteristieke afwijkingen in nierbiopt bij een antistof gemedieerde rejectie (ABMR)?
- glomerulitis
- peritubulaire capillaritis
- vasculitis / arteritis
- complement 4d depositie
Beschrijf de rejectiebehandeling van een niertransplantatie
Eerstelijnsbehandeling; hoge dosis corticosteroïden
* 3 dagen methylprednisolon (solumedrol) 500-1000 mg/dag
Tweedelijnsbehandeling; anti-T cel therapie
* Polyklonaal antilichaam anti thymocyten globuline (ATG)
* Monoklonaal antilichaam (alemtuzumab)
Behandeling bij ABMR is niet duidelijk
* Bij aantoonbare antistoffen; plasmawisseling + IVIG
* Aanvullende therapie?
Door welke factoren wordt immunologische reactiviteit na niertransplantatie bepaald (de belangrijkste)?
- Antigeniciteit van orgaan
o HLA matching
o Ischemische reperfusieschade (want dan opregulatie van antigenen)
o Donor behandeling (minder afstoting bij donor behandeling)
Bijvoorbeeld de donor prednison geven
o Etc. - Activiteit van alloreactieve effector T cellen
o Immuunsuppressiva
o Leeftijd ontvanger
o Bijspelende infecties (o.a. CMV)
o Etc.
Welke cellen uit allogene transplantaat veroorzaakt GVHD?
- T-lymfocyten, vooral CD4+ Th-cellen
- Ook NK-cellen, Tc-cellen en APC’s
Wanneer kan GVHD ontstaan?
- Transplantaat bevat immunocompetente T-cellen
- Donor en ontvanger zijn HLA-incompatibel (allogene HSC-transplantatie)
- Ontvanger is immunodeficiënt (b.v. door ziekte, cytostatica, bestraling)
Wat is alloreactiviteit?
herkennen van vreemd MHC en de reactie hierop
In welke situaties kan GVHD optreden?
- allo-HSCT
- orgaantransplantatie (vooral van dunne darm)
- bloedtransfusie (bij pasgeborene, immuundeficiëntie pt., pt. die worden behandeld met hoge doses cytostatica)