HC week 6 Flashcards

1
Q

Wat is immunologische tolerantie en wat is de functie daarvan?

A

Immunologische tolerantie is het gecontroleerd niet reageren van lymfocyten op (auto)antigenen, waartegen potentieel een reactie kan plaatsvinden.

Het voorkomt reactiviteit tegen autoantigenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is anergie?

A

Vorm van perifere tolerantie
Inactieve van lymfocyten door binding van (auto)antigeen aan de antigeenreceptor in afwezigheid van co-stimulatoire signalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Via welke mechanismen onderdrukken regulatoire T-lymfocyten de immuunrespons?

A
  • wegvangen groeifactor IL-2 door hooog-affiene receptor CD25
  • productie van suppressieve cytokinen IL-10 en TGF-beta
  • wegvangen CD80/86 costimulatie door CTLA-4
  • productie van cytotoxische granzyme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Op welke manieren kan er een doorbaak van tolerantie plaatsvinden?

A
  • polyclonale activatie
  • activatie door superantigenen
  • molecular mimicry
  • ‘bystander’ activatie
  • vrijkomen afgeschermde autoantigenen
  • neoantigenen
  • Treg-defect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn modulerende factoren bij de ontwikkeling van auto-immuniteit?

A
  • genen
  • hormonen
  • omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke omgevingsfactoren kunnen bijvoorbeeld een rol spelen bij ontwikkeling van AIZ?

A
  • Infecties (virussen, bacteriën, parasieten)
  • Voeding (vitaminen, gluten)
  • Geneesmiddelen
  • Zonlicht (UV, vitamine D)
  • Trauma
  • Stress
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Noem 4 voorbeelden van non-MHC genetische componenten die een rol spelen bij ontwikkeling van AIZ?

A
  • FOXP3: defect in Treg
  • AIRE; verminderde klonale deletie tbv centrale tolerantie inductie
  • CTLA4: verlaagde Treg supressie
  • C1q: gestoorde opruiming apoptotische cellen (complementsysteem)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de genetische component MHC een belangrijke factor bij het ontwikkelen van (bepaalde) AIZ?

A

Sommige HLA-types presenteren bepaalde (auto)antigenen beter dan andere HLA-types

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is auto-immuniteit?

A

normale immunologische reactie op lichaamseigen structuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn auto-immuunziekten?

A

abnormale immunologische reacties op lichaamseigen structuren > daardoor verstoring homeostase > daardoor weefselbeschadiging en functieverlies > daardoor ziekte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het klinisch belang van het aantonen van auto-antistoffen?

A
  • diagnose/classificatie AIZ
  • bepalen prognose (afhankelijk van concentratie)
  • monitoring van ziekte-activiteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

What are biologics?

A

A biologic is a therapeutic product, created through the genetic manipulation of living cells, that is not chemically synthesised.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe kan variatie ontstaan bij de productie van biologics?

A
  • translation mistakes
  • posttranslational modification; phosphate and various lipids and carbohydrates attachment
  • proteolytic cleavage following translation; by changing the chemical nature of an amino acid (e.g., formylation)
  • storage conditions may be permissive for certain degradation pathways such as oxidaation, deamidation, or aggregation
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvan is de de reactie op immuuncomplexen bij immunologische nierziekten sterk afhankelijk?

A

de localisatie van de immuuncomplexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke factoren bepalen de plaats van neerslag van immuuncomplexen bij immunologische nierziekten?

A
  • plaats van het antigeen
  • lading en grootte van het immuuncomplex
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de limbus van het oog?

A

overgang cornea-sclera (een referentiepunt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de iris van het oog?

A

diafragma met pupil als centrale opening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat gebeurt er met de voorste oogkamer als de cornea geperforeerd wordt?

A

deze collabeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het corpus ciliare, en wat is diens functie?

A

irisbasis achter de iris
functie: produceert kamerwater (en is sterk doorbloed)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waardoor wordt de lens gevoed en waaraan hangt de lens?

A

voeding: kamerwater
opgehangen aan corpus ciliare met zonulavezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is het pars plana van het oog?

A

intra-oculair gedeelte tussen corpus ciliare en retina, ca. 3-4 mm posterior van de limbus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waaruit zijn tranen opgebouwd, en waardoor worden deze onderdelen geproduceerd?

A
  • mucus (conjunctiva)
  • water (traanklier)
  • oliefilm (klieren van Meibom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waardoor worden tranen afgevoerd?

A

actief via traanpunten, canaliculi traanzak en traanbuis door canalis nasolacrimalis in neusholte onder onderste concha

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke spieren zijn verantwoordelijk voor het openen van de ogen en door welke zenuw wordt deze aangestuurd?

A

m. levator palpebrae
n. oculomotorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke spieren zijn verantwoordelijk voor het sluiten van de ogen en door welke zenuw wordt deze aangestuurd?

A

m. orbicularis oculi
n. facialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke zenuw innerveert m. obl. superior van het oog?

A

n. trochlearis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke zenuw innerveert de m. lateralis van het oog?

A

n. abducens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke spieren in het oog worden geïnnerveerd door de n. oculomotorius?

A
  • superior
  • medialis
  • inferior
  • obl. inferior
29
Q

Welke zenuw verzorgt de sensorische innervatie van het voorhoofd, de neusbrug en neusrug?

A

n. trigeminus (n. V), 1e tak (n. ophthalmicus)

30
Q

Wat innerveert n. ophthalmicus sensorisch?

A
  • voorhoofd
  • neusbrug
  • neusrug
31
Q

Beschrijf de arteriële vascularisatie van het oog

A

Arterieel:
o Vrijwel alles via a. ophthalmica: aftakking van a. carotis interna
o Opsplitsing naar a. centralis retinae (gaat opticus in en perfundeert binnenste retina) en korte en lange ciliair arteriën (perfunderen choroidea en papilkop)
o Mediaal veel aftakkingen naar s. ethmoidalis (mediale deel orbita vaatrijk)

32
Q

Beschrijf de veneuze drainage van het oog

A

drainage mediale deel huid oogleden en neus via orbita (v. ophthlamica sup/inf naar o.a. sinus cavernosis)

33
Q

Welke structuren gaan door canalis opticus?

A
  • N. opticus
  • a. ophthalmica
34
Q

Welke structuren gaan door fissura orbitalis superior?

A
  • N. III-VI
  • v. ophthalmica, pars superior
35
Q

Welke structuren gaan door fissura orbitalis inferior?

A
  • n. infraorbitalis
  • takken van n. trigeminus voor de kaak/slijmvlies
  • v. ophthalmica, pars inferior
36
Q

Welke wanden in het oog zijn dunner dan de andere wanden?

A

orbitabodem (s. maxillaris dak) en mediale wand (s. ethmoidalis)

37
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een blepharitis?

A

de ooglidranden

38
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een conjunctivitis?

A

conjunctiva, slijmvlies

39
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een keratitis?

A

cornea

40
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een dacryocystitis?

A

traanzak

41
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een cellulitis orbitae?

A

oogleden/orbita

42
Q

Welk deel van het oog is ontstoken bij een endophthalmitis?

A

ooginhoud

43
Q

Wat zijn de kenmerken van een conjunctivitis?

A

roodheid, irritatie, oedeem, secretie

44
Q

Waardoor zijn er normaal weinig infecties van de conjunctiva?

A
  • lysozym in tranen en microbioom
45
Q

Welke verwekkers zijn meestal verantwoordelijk voor een ophthalmia neonatorum binnen 24u na geboorte?

A

S. aureus
S. pneumoniae
H. influenzae

46
Q

Welke verwekkers zijn meestal verantwoordelijk voor een ophthalmia neonatorum binnen 1-2 dagen na geboorte?

A

N. gonorrhoeae

47
Q

Welke verwekkers zijn meestal verantwoordelijk voor een ophthalmia neonatorum binnen 5-19 dagen na geboorte?

A

Chlamydia trachomatis

48
Q

Wat zijn de kenmerken van een acute bacteriële conjunctivitis?

A
  • Meestal unilateraal begin, 1-2 dagen later bilateraal
  • Roodheid conjunctiva, irritatie, pussige uitvloed,
  • S. aureus, Str. Pneumoniae, H. influenzae
  • Duur: 7-14 dagen
  • R/ Meestal spontane resolutie evt. Desinfectans (povidon-jood)
49
Q

Wat zijn de kenmerken van een virale conjunctivitis?

A
  • Roodheid conjunctiva, waterige secretie, soms bloederig,
  • Pharyngitis, koorts,
  • Pre-auriculaire en submandibulaire lymfadenopathie
  • Spontane resolutie binnen 1 tot 2 weken
  • Cave besmettelijkheid:
    o Entero, coxsakie- en adenovirus (shipyard eye)
    o Kinderen in zwembaden, bezoekers poliklinieken
  • Incubatietijd: 7-10 dagen
  • R/ desinfectans (povidon-jood)
50
Q

Wat zijn de kenmerken, belangrijkste verwekker en het beloop van chronische blepharo-conjunctivitis?

A
  • Irritatie, roodheid, crustae lidranden
  • S. Aureus
  • Chronische verloop, geen spontane resolutie
51
Q

Waaruit bestaat de behandeling van chronische blepharo-conjunctivitis?

A

ooglid hygiëne:
o Hete kompressen + mechanisch poetsen lidrand met wattenstaafjes verdunde ..
 Het kompressen zodat kliertjes en kanaaltjes goed doorlopen zodat de S. aureus daar niet in kan nestelen en zich kan vermenigvuldigen en die reactie kan opwekken die korsten oplevert.

52
Q

Wat is de behandeling van chronische conjunctivitis door C. trachomatis?

A

azithromycine 1 gram po eenmalig en partner/ouders behandelen

53
Q

Wat zijn belangrijke kenmerken van chronische conjunctivitis door Chlamydia trachomatis?

A
  • Chlamydia trachomatis:
    o Hyperemie, weinig pus
    o A, B, Ba, C: klassiek endemisch trachoom: littekens  blindheid
     Met name in Afrikaanse landen
     Verlittekening conjunctiva is zodanig dat het oog dichttrekt/niet meer kan functioneren.
    o D-K: meest voorkomende soa
  • 4-20% van vrouw tijdens partus C. trachomatis in cervix: baby conjunctivitis, pneumonie
  • Incubatie: 6-19 dagen, duur: maanden-jaar
54
Q

Waardoor wordt een cornea normaal beschermd tegen een keratitis?

A
  • intact epitheel
  • verversing tranen en knipperen
  • lysozym, Ig in traanvocht, microbioom
55
Q

Noem een aantal symptomen van keratitis

A
  • Pijn, fotofobie, roodheid conjunctiva
  • Verminderde visus
  • Lokale vertroebeling (ulcus) cornea door migratie van ontstekingscellen
56
Q

Wat zijn risicofactoren voor een keratitis?

A
  • zachte contactlenzen na beschadiging (65%)
  • niet chirurgisch trauma (25%) (wond, vreemd lichaam, toxisch)
  • gecontamineerde contactlensvloeistof of kunsttranen
57
Q

Wat zijn bacteriële en virale verwekkers van keratitis?

A
  • Bacterieel:
    Staphylococcen, Streptococcen, Pseudomonas spp., Enterobacteriaceae
  • Viraal:
    Herpes simplex virus
    Herpes Zoster
58
Q

Wat is de behandeling van een keratitis?

A
  • Kweek / PCR
  • Direct start met zeer frequent topicaal antibiotica, evt. in opname
  • Bij herpetische keratitis start topicaal antivirale druppels
59
Q

Wat zijn de kenmerken voor een post-septale cellulitis orbitae?

A

Post-septaal is visus bedreigend en geeft roodheid conjunctiva, proptosis van het oog, visusdaling, relatief afferent pupildefect (RAPD), bewegingsbeperking

60
Q

Wat is de behandeling van een cellulitis orbitae?

A

chirurgische drainage puspocket + antibiotica

61
Q

Wat is een risicofactor voor een dacryocystitis?

A

obstructie traanbuis, waardoor stase traanafvoer

62
Q

Wat is een endophthalmitis?

A

snel progressief intra-oculaire infectie met potentieel blindheid tot gevolg

63
Q

Wat zijn symptomen van een acute postoperatieve endophthalmitis?

A
  • rood, pijnlijk oog, visusdaling
  • veel ontstekingscellen in de voorste oogkamer: hypopyon
64
Q

Wat is de bron van 80% van de acute postoperatieve endophthalmitiden?

A

conjunctiva, ooglid, neus

65
Q

Wat zijn risicofactoren voor een acute postoperatieve endophthalmitis?

A
  • duur en soort operatie
  • diabetes mellitus
  • immunosuppressie
66
Q

Welke micro-organismen zijn de meest frequente verwekkers van acute postoperatieve endophthalmitis?

A
  • coagulase negatieve stafylokok (CNS): 40%
  • S. aureus (20%)
  • Pseudomonas aeruginosa: 25% (vooral contactlensvloeistof)
67
Q

Welke micro-organismen zijn de meest frequente verwekkers van late-onset postoperatieve endophthalmitis?

A
  • Propionibacterium acnes: 65%
  • coagulase negatieve stafylokok: 15%
68
Q

Wat zijn mogelijke bronnen van endogene endophthalmitis?

A
  • intravasale katheters
  • iv drugsgebruik
  • endocarditis
  • osteomyelitis
  • darmcarcinoom
69
Q

Wat zijn de meeste frequente verwekkers van endogene endophthalmitis?

A
  • N. meningitidis
  • S. aureus
  • Candida