HC: Respiratoire insufficiëntie Flashcards

1
Q

Wat is respiratoire insufficiëntie?

A

ademhalingsinsufficiëntie waardoor er hypoxemie ontstaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn globaal twee oorzaken van respiratoire insufficiëntie?

A

longfalen en pompfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

welke twee oorzaken zijn er van longfalen voor respiratoire insufficiëntie?

A

o Hypoxie
o Gaswisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke vijf oorzaken zijn er van hartfalen voor respiratoire insufficiëntie?

A

o Hypercapnie, hypoxemie
o Spierfunctie
o Ademarbeid
o Chemoreceptoren
o Centraal zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bij welke mmHg of kPa spreken we van hypoxemie?

A

<75 mmHg of <10 kPa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn 5 oorzaken van hypoxemie?

A
  1. Lage partiele zuurstofdruk
  2. Diffusiestoornis
  3. Absolute rechts-links shunt
  4. Relatieve shunt (met lage V/Q verhoudingen)
  5. Hypoventilatie (hypoxie i.c.m. hypocapnie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is een voorbeeld van een lage partiële zuurstofdruk?

A

bijvoorbeeld in de Himalaya, of andere hoge gebergten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is een diffusiestoornis?

A

longfalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn voorbeelden van een absolute rechts-links shunt?

A

AV-malformatie bij Renla-Osler-Weber/ open foramen ovale

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de oorzaak van hypoventilatie?

A

pompfalen (ademmechanica of aansturing longen wd uitputting)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarom hebben mensen met een diffusiestoornis (zoals bij ILD) vaak hier geen last van in rust?

A

In rust is de perfusie nog wel voldoende, maar bij inspanning is er meer nodig wat het lichaam niet kan ‘compenseren’. Tijdens inspanning is er een hoog hartminuutvolume waardoor een korte transit-time in longcirculatie.

Iemand met een diffusiestoornis zal eerder last hebben van V/Q mismatch dan van diffusiestoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er kan een pathologische verandering zijn in het membraanoppervlak dat een diffusiestoornis veroorzaakt. Welke ziekten zijn hier voorbeelden van?

A

pneumonectomie, longemfyseem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Er kan een pathologische verandering zijn in de membraandikte dat een diffusiestoornis veroorzaakt. Welke ziekten zijn hier voorbeelden van?

A

ILD

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het probleem bij een anatomische rechts-links shunt?

A

zuurstofarm (veneus) bloed mengt zich met arterieel bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe kan een anatomische rechts-links shunt gecompenseerd worden?

A

niet (wordt wel wat hyperventilatie ingezet om de druk hoger te maken maar echt helpt dit niet)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is een voorbeeld van een intrapulmonale en intracardiale anatomische rechts-links shunt?

A
  • intrapulmonale shunt (zoals longembolie)
  • intracardiale shunt
    o patent foramen ovale en rechterbozemdruk verhoogd
    o atrium of ventrikelseptumdefect (: begint als Li-rechts shunt)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het ijzermengersyndroom?

A

baby’s hadden failure to thrive, die op een begeven moment ineens blauw warden. Er was een ventrikel-septum defect bij deze kinderen. Bij geboorte is er hoge druk in het linker ventrikel (er is dus aanvankelijk sprake van links-rechts shunt) waardoor er overperfusie is van de long. Doordat er overperfusie is van de long -> vaatremodellering van de long -> arteriolen worden dikker en stijver -> weerstand long groter -> druk in long > systemische druk -> shunt gaat van rechts naar links -> kinderen worden blauw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verstoort een VQ mismatch de O2 of CO2 transport?

A

Beide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarom is er zelden hypercapnie bij VQ mismatch?

A

door toename ventilatie overige longdelen goede eliminatie CO2 (lost goed op)

20
Q

Waarom is er wel hypoxemie bij VQ mismatch?

A

toename in ventilatie compenseert O2 opname niet (O2 lost slecht op)

21
Q

Wat is de V/Q waarde bij normale ventilatie en perfusie?

A

V/Q = 1

22
Q

Wat is de V/Q waarde bij fysiologische dode ruimte (ventilatie maar geen perfusie)?

A

V/Q > 1

23
Q

Wat is de V/Q waarde bij fysiologische shunt (perfusie maar geen ventilatie)?

A

V/Q <1

24
Q

(herhaling) er kunnen 4 categorieën van V/Q mismatch worden ingedeeld:
- absolute rechts-links shunt (V/Q = 0)
- relatieve shunt (V/Q laag)
- relatieve dode ruimte (V/Q hoog)
- absolute dode ruimte (V/Q -> oneindig)

Noem voor elke categorie een oorzaak

A
  • Absolute rechts-links shunt (V/Q = 0): intracardiaal, intrapulmonaal
  • Relatieve shunt (V/Q laag): primair bij atelectase, pneumonie secundair aan dode ruimte
  • Relatieve dode ruimte (V/Q hoog): primair bij emfyseem, secundair aan shunt)
  • Absolute dode ruimte (V/Q -> oneindig): anatomische dode ruimte (tachypnoe) of alveolaire dode ruimte (embolie, bullae)
25
Q

Wat zijn de referentiewaarden van pH, paCO2 (in kPa) en HCO3 (in mmol/l)

A

pH: 7.35 - 7.45
PaCO2: 4.8-6.1 kPa
HCO3-: 22-26 mmol/l

26
Q

Dyspnoe en obesitas… de arteriële bloedgas is als volgt: pH: 7.39, pCO2: 7.5 kPa, HCO3 33 mmol/l, pO2 8.3 kPa, Sa)2 93%.

Wat is hier het probleem

A

Zuurstofgehalte is laag en koolstofdioxide is hoog -> waarschijnlijk pompfalen (pH, CO2 is normaal HCO3 is verhoogd)

27
Q

Hypercapnie kent fysiologisch gezien 1 oorzaak. welke?

A

te lage alveolaire ventilatie

28
Q

Als we kijken naar de formule: PaCO2 = k x VO2/Va. Welke conclusies kan je hieruit opmaken?

A

PaCO2 is recht evenredig met constante k en CO2 productie. PaCo2 is omgekeerd evenredig met alveolaire ventilatie.

29
Q

In de formule: VA = VE - VD, waar staat elk onderdeel voor?

A

Va = alveolaire ruimte. Ve = totale capaciteit. Vd = dode ruimte

30
Q

Welke twee oorzaken kan alveolaire hypoventilatie hebben?

A
  1. Hypoventilatie (Ve is te laag)
  2. Dode ruimte ventilatie (Vd te hoog)
    a. Absoluut (anatomisch)
    b. Relatief
31
Q

Wat voor compensatie is er vaak bij verhoogde dode ruimte ventilatie?

A

hyperventilatie (Ve omhoog)

32
Q

We hebben 4 ‘smaakjes’ voor het zuur-base evenwicht, respiratoir, metabool, danwel met of zonder compensatie. Welke vorm zal nooit in de praktijk voorkomen?

A

Respiratoire alkalose

33
Q

Voorbeeld 1
pH: 7.23, PaCO2: 3.5 kPA, HCO3- 18 mmol/l
Wat is hier de diagnose?

A

-> acidose (pH te laag) -> metabool want bicarbonaat is te laag en CO2 is niet hoog.

34
Q

Voorbeeld 2
pH: 7.52, PaCO2: 7.0 kPa, HCO3- 45 mmol/l
Wat is hier de diagnose?

A

-> alkalose (pH te hoog) -> bicarbonaat is te hoog (metabool) + CO2 te hoog (verwacht je juist laag bij respiratoir, longen zijn aan het compenseren)

35
Q

Voorbeeld 3
pH: 7.20, PaCO2 8.6 kPa, HCO3- 40 mmol/mol
Wat is hier de diagnose?

A

-> acidose (pH te laag) -> CO2 is hoog -> respiratoire acidose metabool gecompenseerd

36
Q

Wat zijn oorzaken voor metabole acidose (TER ILLUSTRATIE)?

A

Verhoogde productie:
- Ketoacidose (DM, alcohol, vasten, leverfalen)
- Lactaatacidose (sport, shock, hypoxie)
- Intoxicaties (salicylaat, methanol, aspirine)
Verminderde excretie:
- Nierinsufficiëntie → uremie
Verlies van HCO3-
Proximaal - tubulaire acidose
Distaal - tubulaire acidose
Hypo-aldosteronisme

37
Q

Wat zijn oorzaken van respiratoire acidose (TER ILLUSTRATIE)?

A
  • Chronisch: COPD/emfyseem
  • Acuut: Neuromusculair bv myasthenie
38
Q

Wat zijn oorzaken van respiratoire alkalose (TER ILLUSTRATIE)?

A
  • CZS: CVA, meningitis
  • Koorts
  • Angst
  • Hyperthyreoïdie
39
Q

Wat zijn oorzaken van metabole alkalose?

A
  • Hypokaliemie / K+ depletie
  • Braken (→ hypokaliëmie)
  • Brandwonden
  • Alkalische ingestie (bijvoorbeeld loog drinken
40
Q

Bij behandeling van respiratoire insufficiëntie wordt de behandeling ingezet op de oorzaak (longfalen/pompfalen). Wat zijn respiratoire behandeling-opties?

NB: bij pompfalen wordt niet het hart genoemd, maar de pompkracht van de longen/ademhalingsspieren!

A

o Zuurstofsuppletie: neusbril, non-rebreathing masker
 Neusbril = 5L (volume verdubbelen, zit op jezelf op 6L/min)
 Non-rebreathing masker = 15L
o Ventielmasker wordt in dit ZK niet veel gebruikt.
o High flow nasal oxygen (HFNO)
 Hele hoge zuurstofstroom via de neus (geen beademingsapparaat)
 Kan je FiO2 van 100% aanbieden
o Extracorporal membrane oxygenation (ECMO)

41
Q

Bij behandeling van respiratoire insufficiëntie wordt de behandeling ingezet op de oorzaak (longfalen/pompfalen). Wat zijn cardiale behandeling-opties?

A

o Non-invasieve beademing: CPAP, BiPAP
o Invasieve beademing
 Pas als de CO2 gaat oplopen
o ECMO (bloed gaat door externe oxygenator, soort hart-long machine)
o Overig: revalidatie, voeding, Diamox, zuurstof afbouwen

42
Q

Wat is respiratoire distress?

A

NIET hetzelfde als insufficientie, waarbij er iets mis is met de gaswisseling

43
Q

Inschatting van noodzaak om te intuberen hangt niet alleen af van mate van respiratoire insufficientie maar ook van mate van respiratory “distress”. Dit is een klinische diagnose. Waar kijken we klinisch naar om dit in te schatten?

A
  • Hulpademhalingsspieren
  • Interocostale intrekkingen
  • Tachypneu
  • Zweten, tachycardia
  • Pulsusparadoxus
  • Moeiteomtespreken
  • Onrust,agitatie
  • Sufheid
44
Q

Wat is Respiratoire Dyspnoe?

A

*Gesignaleerd in brein door weging van ademarbeid en koolzuurspanning (PaCO2)
*Secundaire factoren zoals PaO2, receptoren in borstkas en pulmonale vaatbed
*Ademarbeid is afhankelijk van totale ventilatie (VE) en ademmechanica
* Luchtwegweerstand
* Long compliantie
* Thoraxwand compliantie

45
Q
A