HC. 8. 2 myelodysplastisch syndroom Flashcards
1
Q
wat is MDS
A
een klonale aandoening van de hemotopoietische stam/progenitorcellen, gekenmerkt door ineffectieve hematopoiese (te veel onrijpe cellen in het beenmerg –> cytopenie (= anemie, neutropenie en trombocytopenie) en de neiging tot leukemische evolutie
2
Q
wat is de incidentie van MDS?
A
- het is een ziekte van oudere leeftijd > 50 jaar
- mannen hebben het vaker dan vrouwen
- ongeveer 500 nieuwe patiënten per jaar
- de incidentie stijgt
3
Q
welke symptomen passen bij MDS?
A
- vermoeidheid en/of kortademigheid –> door anemie
- terugkerende infecties –> door neutropenie
- bloedingsneigingen –> trombocytopenie
dysplasie is niet bewijzend voor MDS maar past er wel bij
4
Q
welke vormen van MDS zijn er?
A
- primaire MDS (de novo): onbekende etiologie, maar mogelijk speelt de expositie aan carcinogenen of spelen erfelijke factoren een rol
- secundaire MDS (therapiegerelateerde): ontstaan van MDS door een behandeling met chemo- of radiotherapie voor een andere maligniteit.
kan bijv door: alkylerende middelen of topoisomerase II-remmers. latentie tijd voor deze twee middelen is 5-15 jaar en 1-2 jaar.
5
Q
hoe wordt de prognose van MDS bepaald?
A
aan de hand van een IPSS-R scoring systeem:
- cytogenetica
- beenmerg blasten (%)
- hemoglobine
- bloedplaatjes
- ANC (neutrofielen)
hoe lager de score hoe beter het risicoprofiel
6
Q
hoe worden volgens IPSS-R risicogroepen gedefinieerd?
A
- zeer laag: score <1.5 –> mediane overleving van 8.8 jaar
- laag: score 1.5-3 –> mediane overleving van 5.3 jaar
- intermediair: score 3 - 4.5 –> mediane overleving 3 jaar
- hoog: score 4.5 - 6 –> mediane overleving 1.6 jaar
- zeer hoog: score > 6 –> mediane overleving 0.8 jaar.
7
Q
A