HC 7 - Mededingingsrecht I: verplichtingen voor ondernemingen Flashcards
Höfner en Elser
Het begrip ‘onderneming’, dat centraal staat in de toepasselijkheid van het Europese mededingingsrecht, omvat iedere entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm, haar aard (privaatrechtelijk of publiekrechtelijk) en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. 2. Illustratie van een causaal verband tussen misbruik van machtspositie en het uitdelen van een exclusief recht (art. 102 jo. 106 VwEU) door het handhaven van een exclusief recht terwijl de publieke onderneming zelf niet in de vraag kan voorzien.
Diego Cali
Illustratie van de exceptie voor overheidsprerogatieven. Preventieve milieu-inspecties waarmee een privaatrechtelijk lichaam door de overheid is belast vallen buiten het bereik van art. 101 en 102 VwEU, ook als een vergoeding wordt verlangd ter financiering van deze taak. Naar aard en doel komen deze inspectietaken neer op het uitoefenen van prerogatieven inzake de bescherming van het milieu, een typisch overheidsprerogatief zonder economisch karakter dat de toepassing van de mededingingsregels van het Werkingsverdrag zou kunnen rechtvaardigen.
United Brands
Illustratie van een volledige toets van art. 102
VwEU;
2. Allereerst moet de relevante geografische en
productmarkt worden afgebakend. Bij de
productmarkt speelt een rol in welke mate
het onderzochte product substitueerbaar is
voor andere producten (kan worden afgeleid
uit prijsontwikkeling). Bij de geografische
markt speelt een rol waar de
mededingingsvoorwaarden gelijk zijn;
3. Na afbakening moet de machtspositie
worden vastgesteld, onder andere aan de
hand van het marktaandeel, financiële
reserves en potentiële concurrentie;
4. Na vaststelling van de machtspositie moet
worden beoordeeld of daarvan misbruik
wordt gemaakt. Bijvoorbeeld door beperking
van de leveringsvoorwaarden of het
hanteren van prijzen die niet in een redelijke
verhouding staan tot de economische
waarde van de geleverde prestatie.
Vereniging van Cementhandelaren
Het uitsluiten door een nationale vereniging van enige verkoop aan niet erkende wederverkopers kan het binnendringen van productenten of wederverkopers op de betrokken nationale markt verhinderen
Consten en Grundig
Het mededingingsrecht heeft een tweeledig
doel, namelijk marktintegratie en de
bescherming van de mededinging
(concurrentie);
2. Zowel verticale als horizontale
overeenkomsten kunnen onder art. 101
VwEU vallen;
3. De clausule “overeenkomsten welke de
handel tussen de lidstaten ongunstig kunnen
beïnvloeden” houdt in dat vast moet worden
gesteld of de overeenkomst direct of indirect
de vrije handel tussen de lidstaten op
zodanige wijze kan beïnvloeden dat de
verwerkelijking van de doelstellingen van
gemeenschappelijke markt wordt geschaad.
4. Als daarvan geen sprake is, is niet art. 101
VwEU van toepassing, maar het nationale
mededingingsrecht. Wel moet deze clausule
ruim worden opgevat (ook een versterking
van de binnenlandse positie kan de
tussenstaatse handel beïnvloeden).
Cartes bancaires
1. De vaststelling of een beperkende maatregel een strekkingsbeperking of een gevolgsbeperking is vindt plaats aan de hand van de economische ervaring die bestaat ten aanzien van een bepaalde afspraak. Daarbij spelen de bewoordingen, de context en de economische en juridische context van de afspraak een rol. Als de negatieve uitkomst van een bepaalde gedraging vaststaat op basis van de ervaring is sprake van een strekkingsbeperking en hoeven de daadwerkelijke gevolgen niet meer te worden onderzocht voor een verbod ex art. 101 VwEU. 2. Als er sprake is van een gevolgsbeperking moet er wel een marktanalyse plaatsvinden aan de hand waarvan het bestaan van een merkbare (netto)mededingingsbeperking moet worden vastgesteld.
Delimitis
Hier staat een exlusiviteitsovereenkomst centraal. Is naar ‘aard’ niet mededingsstrekkende beperking, dus gevolgenonderzoek. Stap 1: wordt de relevante markt afgeschermd door de ‘bundel’ van exlusiviteitsovks en zo ja stap 2. draagt de ovk ‘in aanzienlijke mate’ bij aan het marktafschermingseffect.
Pierre Fabre
In pricipe is selectieve distrubitie geen inbreuk op art 101(1) VWEU, mits er aan een aantal criteria is voldoen (r.o 41). Echter wordt in Pierre Fabre een ondergrens hieraan gesteld. Verbod online verkoop voor cosmeticaproducten is een beperking van mededinging naar strekking.
Wouters
Een besluit van de Nederlandse Orde van Advocaten is een besluit van een ondernemersvereniging. Daarbij is niet van belang dat het gaat om een semipubliek orgaan: de advocatuur bestaat uit een economische activiteit en er is geen sprake van een overheidsprerogatief of een nietmarkteconomische activiteit; 2. Een beperking van de mededinging (zoals i.c. het samenwerkingsverbod met accountants) kan echter gerechtvaardigd zijn als deze ertoe strekt het goede verloop van de hang van zaken van de beroepsgroep te verzekeren en niet verder gaat dan noodzakelijk om dit doel te bereiken.
(De Wouters-rechtbaardiging wordt ‘gelezen’ uit 101 lid 1 VWEU. Kan sprake zijn van een mededingsbeperking maar die kan gerechtvaardigd worden door ‘dwingende reden van algemeen belang’ die noodzakelijk zijn voor het bereiken van dit doel.
AKZO Chemie BV
Bij 50% of meer marktaandeel wordt verondersteld dat er sprake is van een machtposititie. Te lage prijzen om concurrentie uit te schakelen is voorbeeld van machtsmisbruik ex art 102 VWEU.
Hoffman-La Roche
Het is sinds het arrest van het Hof van Justitie in Hoffmann-la Roche/Commissie31 vaste jurisprudentie dat een dominante onderneming die zijn klanten aan zich bindt door een verplichting of een toezegging om zich uitsluitend bij haar te bevoorraden, misbruik maakt van haar machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU. Deze jurisprudentie geldt ongeacht de vraag of in ruil voor de exclusiviteit een korting wordt verstrekt.
(Getrouwheidskortingen altijd verboden)
Magil
Leveringsweigering is misbruik van machtspositite ex art 102 VWEU, vaak wel meer onderzoek voor nodig