Hc 3 Flashcards

1
Q

Hoofdvraag durkheim

A

Hoe is sociale orde mogelijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Durkheim en sociale veranderingen

A

Durkheim stelde dat sociale veranderingen resulteren in verschillende onderliggende bindingen tussen mensen (samenleven en solidariteit).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Durkheim en paradigma

A

Structureel functionalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Durkheim maakte zich zorgen over

A

Durkheim maakte zich zorgen over de ontwrichtende werking van politieke en economische revoluties van de 18e en 19e eeuw. Hij onderzocht dit en zag dat er andere vormen van solidariteit gaan ontstaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Anomie

A

Mensen weten niet meer welke normen voor hen gelden in een snel veranderende samenleving. Je verliest contact met de normen in jouw samenleving. Dit is anomie.

—> hoge mate van normloosheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Verschil sociologie en filosofie

A

Het verschil met de filosofie liet hij zien door empirisch (en vergelijkend) onderzoek te doen in plaats van te filosoferen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verschil sociologie en psychologie

A

Het verschil met de psychologie liet hij zien door uit te gaan van de invloed van de samenleving in plaats van uit te gaan van het individu. Verder stelden hij dat de samenleving zijn eigen ‘feiten’ construeerden en zich zo onderscheidt van de psychologie. Hiermee bedoelt hij dat een samenleving meer is dan enkel individuen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale feiten

A

Een sociaal feit ontstaat dus door hoe wij met elkaar samenleven zoals de rechtstaat, je vriendengroep, etc. Je kan het niet terugbrengen naar één individu. Als je één individu spreekt weet je ook niet meteen hoe een familie in elkaar steekt. Sociale feiten zoals tradities, waardes, religies of wetten hebben invloed op het gedrag van de mensen in de maatschappij.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Agency

A

is de handelingsvrijheid die mensen hebben. (produceren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Structure

A

De structuur is hetgeen wat mensen maken wat op jou een bepaalde invloed heeft zoals je tennisvereniging. (reproduceren)

Mensen hun gedrag wordt bepaald door de setting waarin ze functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Vb agency en structure

A

jongen en het meisje in de film blue lagoon hadden de vrijheid (agency) of ze met elkaar een relatie wilden en konden kiezen hoe ze deze relatie wilden vormgeven. De baby had minder handelingsvrijheid dan zijn ouders, want hij werd al geboren in een structuur. Mensen zijn dus in staat tot sociale vrijheid, maar ze komen wel in sociale structuren terecht die we zelf hebben gemaakt. In veel theorieën zie je een nadruk op agency of structure. Je hebt handelingsvrijheid als mens maar er is wel een bestaande structuur. Als je gaat voetballen bij de tennisvereniging is dit niet de bedoeling, maar je kan wel een nieuwe trainingsmanier bedenken. Dit is de manier waarop je met elkaar omgaat in de tennisvereniging.
De hedendaagse sociologie zoekt naar verbindingen tussen agency en structure.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 Belangrijkste werken durkheim

A

1893 Division of labour in society
1895 Rules of the sociological method 1897 Suicide
1912 Elementary form of religious life

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Division of labour in society

A

Dit werk gaat over de overgang van de traditionele naar moderne samenleving. Het gaat over dat mensen steeds meer taken aan het verdelen zijn. Deze arbeidsdeling/taakdifferentiatie komt door de groeiende bevolkingsdichtheid. Je kan niet allemaal meer een eigen stukje land houden, dus zal je taken gaan verdelen. Als er meer mensen bij elkaar komen kan je allemaal een efficiënt stukje van het werk doen. Allerlei mensen doen verschillende taken die allemaal belangrijk zijn voor het geheel, maar zelfstandig kan het niet in zijn/haar levensonderhoud voorzien (buiten salaris). Dit levert wel geld op, maar geen levensmiddelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Automatische/mechanische solidariteit

A

Oude samenleving

Deze
vorm van solidariteit is afkomstig van gelijkenis. Je weet min of
meer wat de andere doet. Ze lijken op jou dus je denkt niet na over solidariteit. De meeste mensen zijn zelfvoorzienend en er was een collectief bewustzijn, want jullie hadden dezelfde ideeën. Dat is maar in weinig geëvolueerde samenlevingen. In deze samenlevingen is er repressief recht. Als iemand zich misdraagt in een kleine gemeenschap wordt diegene verbannen. Je zal diegene dan ook nooit meer zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Organische solidariteit

A

Iedereen doet verschillende dingen als gevolg van de toenemende arbeidsdeling. Er is sociale cohesie door wederzijdse functionele afhankelijkheid. Je kan niet zomaar iemand in Tilburg in elkaar slaan, want straks is het de buschauffeur en deze heb je nog nodig. Deze solidariteit is niet gebaseerd op gelijkheid, maar omdat we begrijpen dat we van elkaar afhankelijk zijn. Het gemeenschappelijke bewustzijn is relatief klein, maar het individuele bewustzijn relatief groot. In deze samenlevingen is er restitutief recht. Dat houdt in dat na de straf de persoon in kwestie weer terug in de samenleving komt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Pathologische vormen van arbeidsdeling

A

Anomische arbeidsdeling
Afgedwongen arbeidsdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Anomische arbeidsdeling

A

overdreven en contraproductieve vormen van specialisatie. Dit is werk waarvan bijna niemand het merkt als het weg zal vallen. Niet meer zinvol. Denk hierbij aan consultants

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Afgedwongen arbeidsdeling

A

sommigen mensen krijgen posities waar ze geen recht op hebben op basis van hun capaciteiten. Als de ouders een bepaald beroep hebben, dan gaan de kinderen dit ook doen. Je komt op een bepaalde plek door de vriendjespolitiek en niet door je capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Boek: rules of the sociological method

A

n dit boek legt hij de nadruk op het sociale en er is maar beperkte ruimte voor individualiteit. De sociologie richt zich op wat mensen samen maken met hun gedrag. Het sociale is een voorwaarde voor mensen. Sociale feiten, zoals wetten, tradities en gewoontes, zullen gewoon blijven voortbestaan. Als er individuen sterven dan worden deze namelijk opgevolgd.
Durkheim ziet de samenleving als een organisch geheel. De maatschappij werd gezien als een menselijk lichaam. Elk orgaan heeft een functie voor het voortbestaan en als er iets niet werkt dan moet het hersteld worden. Alle elementen in de samenleving hebben een functie voor het voortbestaan van de samenleving. Functionele analyse;

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Functionele analyse

A

Bij een functionele analyse kijken we naar de gevolgen van een sociaal feit voor het gehele systeem

21
Q

Misdaad

A

Misdaad is afwijking van het normale en komt in elke samenleving voor. Dit laat zien wat tegelijkertijd ook gezien wordt als normaal gedrag. Het bevordert de sociale cohesie door te definiëren wat afwijkend gedrag is. Het is misdadig omdat het gros van de samenleving dit gedrag niet accepteert. Zolang je als samenleving geschokt bent over deviant gedrag, dan zie je wat we normaal vinden. Misdaad kan ook leiden tot nieuw gedrag. Wat eerst afwijkend is kan normaal worden, denk aan homoseksualiteit of euthanasie. We hebben een aantal van deze dingen genormaliseerd. Afwijkend gedrag is dus ook vaak een voorbode van een nieuwe moraliteit. Maar dit kan ook andersom. Eerst was cocaïne bijvoorbeeld een medicijn, maar tegenwoordig wordt dit gezien als deviant gedrag.
Marx zet in op een snelle radicale verandering, terwijl dit volgens Durkheim vaak veel meer geleidelijk gaat.

22
Q

Hoe worden mensen onderdeel van de samenleving volgens Durkheim

A

Mensen moeten grenzen krijgen van hun omgeving. Dit komt omdat mensen wezens zijn met grenzeloze verlangens. Je zal je moeten conformeren aan de regels van de groep waar je bij wil horen. Het zorgt ervoor dat je als lid onderdeel wordt van de samenleving en is dus een belangrijk onderdeel van het maatschappelijke integratieproces.

23
Q

Vrij mens is geen mens meer;

A

Voor Durkheim is een mens iemand die gesocialiseerd is. De normen en waarden van een samenleving zijn erg belangrijk voor je en je houdt je daar dus aan. Dan ben je gesocialiseerd.

24
Q

Boek; suicide

A

Suïcide is een extreem individualistische daad en daarmee zou het typisch
voer voor psychologen zijn, maar de socioloog achter de zelfdoding is
Durkheim. Hij maakt gebruik van de relatief jonge statistiek en kwam erachter
dat zelfdoding sociale regelmatigheden vertoont. Hij zag dat bepaalde
groepen vaker zelfmoord plegen dan andere groepen. Zo is er meer
zelfdoding in Noord-Europa dan in Zuid-Europa en meer onder Protestanten
dan onder de Katholieken, maar meer onder de Katholieken dan de Joden.

25
Q

Waarom zie je regelmatigheden in suicide

A

Als je er vanuit gaat dat het enkel
een individualistische daad is dan zou je deze patronen niet vinden.
Het zou kunnen dat Noord-Europeanen vaker een ziektebeeld hebben en dat
ze daarom vaker zelfmoord plegen. Dit bleek echter geen correlatie te zijn.
Kan het komen door werkloosheid? Je voelt je dan geen gewaardeerd lid van de samenleving en je zou vaker zelfmoord plegen. Dit bleek niet zo te zijn en er was meer werkloosheid in Zuid-Europa. Zijn er misschien andere regels over zelfmoord? Is het in Noord-Europa meer toleranter? In alle settingen zie je een afkeuring van zelfmoord, dus dit was ook geen relatie. Dit komt omdat het niet bevorderlijk is voor de samenleving. Het kan zo zijn dat katholieken er andere ideeën over hebben en dat ze minder zelfmoord plegen dan protestanten, dit bleek ook niet zo te zijn. Er bleef uiteindelijk één ding overeind en dat was in hoeverre mensen geïntegreerd zijn in de samenleving. Katholieken zijn hechter dan Protestanten (omdat protestanten zelf de Bijbel lezen en het zelf moeten interpreteren, terwijl Katholieken dit elke zondag samen in de kerk doen). Iedere nieuwe eigen interpretatie van Protestanten leidde weer tot een scheuring. Verder was Noord-Europa minder hecht want het was veel Protestantser en dit propageert individualisme. Joden hadden de sterkste integratie. Dit kwam waarschijnlijk door de discriminatie die zij als groep hebben meegemaakt.

26
Q

Intermediaire groep

A

is een cluster personen waar je banden mee hebt. Denk hierbij aan je gezin of je kerkgenootschap. Jouw relatie met de samenleving wordt weergegeven door jouw intermediaire groepen. Deze groepen zijn de verbinding tussen de staat en het individu en zorgen voor orde. Ze zijn belangrijker dan de staat (volgens Marx en Hobbes) en leggen normen en waarden op aan de leden.

27
Q

Maar wat verklaart nou die integratiehypothese? Hoe leidt minder integratie tot zelfmoord?

A

Eén van de normen van deze religieuze groepen is de afkeuring van zelfmoord. Als je hechter bent met je groep dan houd je je eerder aan de waarden en normen van deze groep. De kans dat jij zelfmoord pleegt is dan dus een stuk lager.

28
Q

Conclusie suicide

A

Een sterke samenhang blijkt uit een laag zelfmoordcijfer. Gezinnen en kerkgenootschappen zijn intermediaire groepen en een van hun normen is afkeuring van zelfmoord. Naarmate de leden van de samenleving hechter in deze groeperingen zijn geïntegreerd, leven ze het verbod op zelfmoord meer na, en is de kans op zelfmoord kleiner.
Kortom: Hoe meer normnaleving, hoe kleiner de
kans op zelfmoord is. En dus ook de kans op afwijkend gedrag.

29
Q

4 vormen van zelfmoord

A

Egoïstische
Altruïstische
Anomische
Fatalistische

30
Q

Egoïstische zelfmoord

A

Er is sprake van te weinig integratie. Deze vorm treedt vaker op bij Protestanten, ongehuwde mensen, etc.

31
Q

Altruïstische zelfmoord

A

Iemand is overgeïntegreerd. Denk hierbij aan zelfmoordterroristen.

32
Q

Anomische zelfmoord

A

Je bent te weinig gereguleerd en pleegt zelfmoord na een plotselinge heftige maatschappelijke verandering. Dit zag je ook bij bepaalde financiële crisissen.

33
Q

Fatalistische zelfmoord

A

Je bent overgereguleerd. Denk aan de leden van een zelfmoordsekte. Je denkt dan zelf niet meer na

34
Q

Boek; elementary form of religious life

A

Dit boek gaat over hoe wij de wereld vormgeven en welke rol religie hier
dan in speelt.
Religie is een heel duidelijk normen en waardensysteem, dus dat is een
reden voor Durkheim om te onderzoeken hoe deze systemen dan ontstaan.
Hij ziet dat religie het gedrag reguleert en de sociale cohesie versterkt. In
elke maatschappij zijn er verschillen tussen het profane (het wereldse) en
het heilige/sacrale (speciaal/buitengewoon). De kern van elk geloof is om
dit profane en heilige van elkaar de scheiden. In een religie zijn er gevoelens
en gedragingen tegenover heilige voorwerpen (rituelen) en is er
vergoddelijking van de samenleving. Dat wil zeggen dat god en de
samenleving hetzelfde zijn. Voor Durkheim was religie hetzelfde als een
samenleving, want religie is een morele autoriteit over ons handelen. Alles
wat wij als individu doen, bedenken wij of het goed is in de ogen van God/jouw vriendengroep/jouw familie. De samenleving zit dus altijd op je schouder. Je kan niet puur individualistische beslissingen maken, want de structuur van de samenleving heeft een dwingende kracht op wat jij wel/niet besluit. Het maakt Durkheim niet uit of je God of de rede ziet als morele autoriteit.

35
Q

3 functies van religie

A

Sociale cohesie; Een religie kan mensen verenigen door de gelijkenis in normen, waarden en
religieuze rituelen.

Sociale controle; Een religie zorgt ervoor dat de conformiteit van de leden bevordert wordt.

Zin en doel geven aan het leven; Een religie geeft mensen het besef dat ze dienen voor een
groter doel

36
Q

Kern structureel functionalisme

A

dat elke samenleving een bepaalde samenhang vertoont, voor zover ze uit bepaalde groeperingen bestaat (een of andere structuur kent), en bepaalde algemeen geldende waarden en normen kent (dat wil zeggen een of andere cultuur bezit) en naarmate de leden van zo’n samenleving hechter in deze groeperingen zijn geïntegreerd, leven ze die waarden en normen meer na, wat in meer samenhang resulteert.

37
Q

Sociale cohesie

A

Sociale cohesie is de mate waarin leden van een samenleving vreedzaam samenleven. Vreedzaam betekent dus dat er orde is en geen geweld. Samenleven houdt in dat er sprake is van verbondenheid in plaats van onthechting

38
Q

Samenvattende vraag;

A

Hoe blijven mensen met elkaar verbonden in allerlei settingen

39
Q

Socialisatie

A

het proces van sociale ervaringen die ervoor zorgen dat mensen hun eigen mogelijkheden realiseren en hun cultuur eigen zullen maken. Je hebt als mens namelijk sociale ervaringen nodig om jouw cultuur te leren kennen. Verder vormen sociale handelingen ook de basis voor je persoonlijkheid, jouw manier van handelen, jouw manier van denken en jouw manier van voelen.

40
Q

Freud

A

Id; Defundamenteledriftenvaneenmens

Ego; De ego houdt de id in bedwang

Superego; Dewaardenennormenvanjecultuur.

41
Q

Sublimering

A

Dit is de omzetting van zelfzuchtige verlangens naar sociaal acceptabel gedrag.

42
Q

Piaget

A

Piget heeft vier fases van de cognitieve ontwikkeling onderscheden:
a. Sensorisch-motorische fase: In deze fase neem je de wereld alleen waar met je
zintuigen.
b. Pre-operationele fase: Tijdens deze fase begint het gebruik van taal, maar bepaalde
fenomenen worden nog niet goed begrepen zoals die van grootte, gewicht en
volume.
c. Fase van concrete bewerkingen: In deze fase leert het kind om causale verbanden te
leggen.
d. Fase van formele bewerkingen: In deze fase leren kinderen abstract en kritisch
denken.

43
Q

Lawrence kohlberg

A

a. Preconventionele niveau: Kinderen ervaren de wereld in termen van lust en onlust.
b. Conventionele fase: Kinderen hebben geleerd wat normen zijn en zijn minder
zelfzuchtig.
c. Postconventionele niveau: Op dit niveau denkt men na over dingen als vrijheid en
rechtvaardigheid.

44
Q

Carol gilligan

A

Gilligan deed onderzoek naar de invloed van sekse op moreel denken. Uit haar onderzoek bleek dat jongens uitgaan van een juistheidsperspectief en meisjes uitgaan van een zorg- en verantwoordelijkheidsperspectie

45
Q

George herbert mead

A

Mead ontwikkelde de sociaal-behavioristische theorie, waarbij sociale ervaringen bijdragen aan mensen hun persoonlijkheid. Kleine kinderen hebben nog weinig sociale ervaring en zullen bijvoorbeeld hun ouders imiteren.

46
Q

Erik h erikson

A

Volgens Erikson brengt elke fase van de ontwikkeling bepaalde uitdagingen met zich mee.

47
Q

Anticiperende socialisatie

A

De invloed van de peergroup wordt ook wel anticiperende socialisatie genoemd.

48
Q

Resocialisatie

A

Er zijn ook plekken waar mensen kunnen resocialiseren. Dit zijn plekken waarin een samenleving compleet geïsoleerd leeft, zoals in een gevangenis.