HC 12 depressie Flashcards

1
Q

prevalentie mood disorders including MDD

major depressive disorder

A

44 miljoen in europa
- 54% recovers van MDD binnen 6 maanden
- 81% binnen 2 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verschillen in depressie

A

symptomen worden vastgesteld met een vragenlijst en disorder met een klinische assesment
unipolaire en bipolaire
reactieve komt door een gebeurtenis
endogeneous heeft geen duidelijke gebeurtenis

in de biologie maken we geen onderscheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

depressiegen

A

er is hier onderzoek naar gedaan, maar nog niet gevonden. hoe unidimensioneler de aandoening of consept is, hoe makkelijker een gen is te identificeren.

wel weten we dat inflammatiegenen een rol spelen bij kwaliteit van leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

theorieen over depressie

A
  • stress
  • noradrenergic
  • serotonin
  • inflammation
  • neuroplasticity
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

stress theorie

A

we zien bij depressieve mensen een verstoorde HPA-as.
stress zit hierdoor automatisch op een hoger level

ook bij latent vulnerability en treatment resistant depression

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

twee typen momoamines geassocieerd met depressie

A
  • catacholamines = varianten van aminozuur tyroisen; dopamine, norepinefrine, epinefrine
  • indoleamines/tryptamines = varianten van aminozuur trytophan; serotonine, melatonine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

normale process van norepinefrine afgifte en opname

A
  • tyrosine omgezet door enzymen in norepinefrine
  • word verpakt in vessel/granule
  • beschermt tegen MAO (wat norepi eet)
  • als voldoende in de vessel zit naar einde presynaptische neuron gebracht
  • hier gaat hij open en mag de norepi eruit
  • bind zich aan de adrenergic receptors
  • een deel word terugopgenomen en dan of opgegeten of ingepakt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

eerste actie punt norepinefrine hypothese

reuptake and synthesis

A

de eerste stap is omzetting.
AMPT is een medicament dat enzymen blokkeert die betrokken zijn bij de tyrosine omzetting, waardoor je depressie induceert. Dit bevestigt dat norepi betrokken is bij depressie

als je niet depressief bent doet het weinig, maar wel als je in remissie bent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

tweede actiepunt norepi

inhibition of MAO

A

MAO eet norepi, dus MAO inhiberen zorgt voor minder depressie
- MAOI is een medicament dat de effecten van MAO blokkeert

maoi = mono-amine oxidase inhibitor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

derde actiepunt norepi

storage en release

A

meer of grotere granules creeren.

reserpine zorgt ervoor dat granules lek gaan, waardoor de norepi eruit gaat en MAO het kan opeten en je dus depressie induceert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

4e actiepunt norepinefrine

inhibition of re-uptake

A

Normaliter word norepi teruggeschept in presynaptische neuron. Als dit teveel gebeurt heb je dus te weinig norepi in de spleet. Dus inhibitie re-uptake zorgt voor meer norepi.

TCA; tricyclische antidepressiva. blokkeren heropname mechanisme. stoppen iets in de “draaideur”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

5e punt van actie norepinefrine

blockage of autoreceptors

A

adrenergic autoreceptoren blokkeren zorgt ervoor dat het terugtrap mechanisme verstoort. A2 geeft het seintje om productie te stoppen dus niet meer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

verschillen en overeenkomsten serotonine en noradrenergic

A
  • tyrosine versus tryptophan
  • serotonerge receptors ipv adrenergic receptors
  • 5HT-2A serotonergic autoreceptors ipv a2 adrenergic autoreceptors

serotonine word ook gegeten door MAo en de actiepunten blijven hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

hoe werkt inflammatie en depressie

A

de hersenen hebben cytokine-receptoren en als pro-inflammatie levels verhoogd zijn ontwikkel je ziektegedrag en dat heeft overlap met depressie
ziektedgedrag
- apathie
- irritatie
- fatique en slechte slaap
- verhoogde pijngevoeligheid
- sociale isolatie
- anorexia

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

bewijs voor inflammatie

A
  • inflammatie creeren of administratie van cytokines leid tot depressiesyndromen
  • cytokine-veroorzaakte depressie reageert op antidepressiva
  • depressieve patienten laten inflammatie activatie zien
  • ernstigheid van symptomen is gerelateerd aan bloedcytokine levels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

neuroplasticiteit en depressie

A

verhoging in mono-amines leid tot een verhoging van neuroplasticiteit via de expressie van groeifactor. -> meer aanpassingen aan veranderingen

17
Q

bewijs neuroplasticiteit

A
  • depressie verlaagt BDNF in specifieke hersenregio’s
  • risicofactors voor depressie doen dat ook
  • recovery ban depressie verhoogt BDNF
  • innjectie van BDNF in de hersenen verbetert depressie
  • het is mechanisch plausibel want afname in BDNF levels veroorzaken verlaagde neurale plasticiteit en verhoogt reactiviteit van stresshormonen

BDNF = brain-derived neurothropic factor

18
Q

TCA’s

A

heeft geen specifieke effecten, naast re-uptake inhibitie van norepinefrine heeft het ook effect op ongerelateerde processen, omdat het ook aan andere receptoren bind.
veel bijwerkingen en een overdosis zorgt voor cardiac complications
ssri’s zijn selectiever

tricyclische antidepressive

19
Q

SSRI’s

A

selectief, maar even effectief vergeleken met TCA’s.
maar minder bijwerkingen en lagere risico bij overdosis en werkt beter met andere medicatie.
- Multifunctionality (side effect) = heeft wel selectief effect op hetzelfde proces, maar dit heeft andere functies in verschillende cellen. (5ht in het spijsverteringssyteem)

niet alleen voor depressie gebruikt, maar ook voor OCD, eetstoornissen en PMS

selective serotonine re-uptake inhibitors

20
Q

niet-farmaceutische behandelingen

A
  • ECT
  • nervus vagus stimulatie
  • lichttherapie
  • sint-janskruid
21
Q

depressie en somatische symptomen co-occurence

A
  • 40-60% heeft ook somatische symptomen
  • depressie vermindert effectiviteit van medische handelingen en verhoogt mortality (minder trouw medicatie etc.)
  • veel patienten worden niet erkend door de dokter
  • somatische klachten van depressieve patienten worden ook niet serieus genomen door dokters.
22
Q

depressogene psychosociale aspecten van somatische aandoeningen

A
  • omgaan met verlies en trauma
  • gelimiteerd bij self care, werk, sociaal leven en familie
  • onvoorspelbaarheid van het leven door de bedreigende aspecten van een ziekte
  • pijnlijke en invasieve behandelingen ondergaan
23
Q

depressogene psychobiologische aspecten van somatische aandoeningen

A
  • neurologische schade
  • effecten van hormoon verstoring
  • effecten van medicatie
24
Q

somatische aandoeningen met verhoogde cytokine levels

A
  • auto-imuumziektes
  • chronical viral en bacteriele infecties
  • obesitas
  • diabetes
  • cardiovascular disease
25
Q

depressie bij ouderen

A

25% van de ouderen heeft depressie door de medicatie die ze gebruiken