HC 1, Inleiding en antieke filosofen Flashcards

1
Q

Synoniem epistomologie

A

Kennisleer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Synoniem kennisleer

A

epistemologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is wetenschapsfilosofie?

A

Dit is een filosofische reflectie op wat wetenschap is, doet en aan kennis genereert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voorbeeldvraag van wetenschapsfilosofie

A

Waarom vallen Stephen Hawkings beweringen over zwarte gaten binnen het domein van de wetenschap, en beweringen over witte geesten niet?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is er moeilijk aan ‘wetenschap’

A

We hebben wel een idee van wat wetenschap is, maar geen helder antwoord, we gebruiken het woord wel goed en kunnen mensen wijzen op foutief gebruik, maar wat is wetenschap nu precies?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 onderdelen van de vraag ‘Is psychologie wetenschap?’

A

Kennis, kunde en karakter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kennis (onderdeel van de vraag is psychologie wetenschap)

A

Je moet weten wat de verschillende antwoorden zijn die in de geschiedenis van het denken over de wetenschap geven zijn op de vraag ‘wat is wetenschap?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Kunde (onderdeel van de vraag is psychologie wetenschap)

A

De vaardigheid om kritisch te reflecteren op vragen als ‘Is psychologie wel een wetenschap?’ ‘Is het terecht dat wetenschap het monopoly heeft op kennisverwerving?’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarom is de replicatiecrisis van belang voor dit vak?

A

Wijst dit misschien op een pseudowetenschap?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Karakter (onderdeel van de vraag is psychologie wetenschap)

A

Kennis en kunde hebben beide als doel om karakter te bouwen. Je wil goede mensen afleveren. Door kritisch na te denken wordt je een betere wetenschapper en dus een betere burger

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar begon wetenschapsfilosofie mee?

A

Epistemologie. Vroeger dachten ze enkel over kennis en niet over wetenschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 3 vragen stelt epistemologie

A
  1. Wat is zekere kennis?
  2. Hoe kunnen we de kennis rechtvaardigen?
  3. Wat is de bron van kennis?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de 2 traditionele posities voor de antwoorden op de vragen van epistomologie

A

Rationalisme en empirisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rationalisme

A

Echte kennis is afkomstig van de ratio, de rede en het verstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Empirisme

A

Echte kennis is afkomstig van de zintuiglijke ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Scepticisme

A

Ik weet niets zeker, en dat weet ik niet eens zeker. Er is geen kennis mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke stroming volgde socrates?

A

Scepticisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Socrates over kennis

A

Perhaps the conclusion must even be that we do not know anything at all, and never will. Je kunt alles betwijfelen.

Als je niet uit kunt leggen hoe je weet dat de maan rond is kun je dus niet zeggen dat de maan rond is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Socrates zijn dood

A

Hij werd veroordeeld tot de gifbeker voor het verpesten van de jeugd en voor atheisme. Hij kreeg deze dus eigenlijk voor kritisch denken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke stroming volgde Plato?

A

Rationalisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Centrale bewering rationalisme

A

Echte kennis komt (deels) voort uit het goed gebruiken van je verstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is gerelateerd aan de centrale bewering van rationalisme

A

Nativisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Nativisme

A

Er bestaat ingeboren kennis, als baby weet je al dingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Plato van een leerling van

A

Socrates

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke taak heeft plato?

A

Hij moet zelf met een nieuw wereldbeeld komen omdat socrates met de mythologie gebroken had

25
Q

Anamnesis

A

Als je geboren wordt heb je alle kennis al

26
Q

Wat denkt plato dat er na je dood gebeurd?

A

Reincarnatie

27
Q

Hoe legt Plato uit dat je al kennis hebt voor je geboren wordt?

A

Door reincarnatie. Je ziel was voor je geboorte in de wereld van vormen en ideeen

28
Q

Wereld van vormen en ideeen

A

Volgens Plato de plek waar echte kennis zit. Het is een soort van hemel. Je ziel leert hier dingen, en weet dus alles al. Bij je geboorte verlies je deze kennis

29
Q

Episteme

A

Kennis van hoe de dingen zijn

30
Q

Doxa

A

Mening over hoe de dingen zijn

31
Q

Hoe zag plato kennis

A

Kennis is een ware en gerechtvaardige overtuiging

32
Q

Heraclitus

A

Panta rhei

33
Q

Panta rhei

A

Alles stroomt, alles in onze wereld veranderd continu. Er is dus eigenlijk niets, dus we kunnen ook niets weten > scepticisme

34
Q

Bekende uitspraak van Heraclitus

A

Je kunt niet 2x in dezelfde rivier stappen. Zowel de rivier als jij verandert. Alles is in een continue veranderende wereld. Alles is in fluxe

35
Q

Platos allegorie van de grot

A

Het is alsof we vastgeketend zitten en enkel de schaduwen op de muur kunnen zien. Omdat we verder niets anders gezien hebben gaan we ervanuit dat dat echt is. Wanneer je losgeketend zou worden zou je in het begin niet geloven dat de wereld, met zijn 3d dingen en kleuren echt is.

36
Q

Ho beschreef plato zijn bevindingen?

A

Hij schreef ze in dialoogvorm, met socrates als hoofdpersoon

37
Q

Meno

A
  • Slaveneigenaar
  • Vroeg zich af of zijn slaven ook aangeboren kennis hadden
  • Dit werd onderzocht aan de hand van een vierkant van 1 bij 1. De opdracht was om het vierkand 2x zo groot te maken. De slaaf tekent een vierkand van 2 bij 2. Dit klopt niet. Socrates tekent diagonalen in de door de slaaf getekende vierkant. De slaaf erkent dat socrates gelijk heeft
  • Doordat de slaaf zegt dat socrates gelijk heeft zou dit aan moeten tonen dat hij dit zelf herinnerd heeft
38
Q

Fouten bij het verhaal van meno

A
  • De slaaf krijgt woorden in zijn mond gelegd
  • De slaaf kan zien wat er gebeurd
39
Q

Wat voor type rationalist was plato?

A

En heule extreme. Bij algemene vragen pak je hem niet als voorbeeld

40
Q

Waar komt de term empirisme vanaf

A

Het latijnse experienta, wat een soort van ervaren betekend

41
Q

Wat is een geassocieerde bewering die hoort bij empirisme

A

Als alle kennis uit de ervaring via de waarneming voortkomt is er geen ingeboren kennis

42
Q

Empiristisch

A

De opvatting dat kennis voortkomt uit zintuiglijke waarneming

43
Q

Empirisch

A

De wetenschappelijke methode, waarbij men gebruik maakt van observeerbare of experimentele gegevens om conclusies te trekken over de wereld

44
Q

Tabula rasa

A

Door Aristoteles, je wordt geboren als een blank papier

45
Q

Waar komt de naam peripatisch principe vanaf

A

Aristoteles gaf wandelend les. Dit heette peripateo. Thomas van Aquino was degene die dit uiteindelijk de naam gaf

46
Q

Peripatisch principe

A

Nihil est in intellectu quod non prius fuerit in sensu

Niets is in het intellect dat zich niet eerst in de zintuigen bevond. Kennis komt voort uit het goede gebruik van zintuigen

47
Q

Is aristoteles echt een empirist?

A

Hij heeft wat rationalistische elementen in zijn epistemologie, dus een echte rationalist is hij niet. Aquino zei van wel, dus dat klopt niet helemaal

48
Q

Wat geeft Aristoteles als antwoord op de vraag hoe het kan dat we een algemeen beeld van een stoel hebben, als we enkel individuele stoelen kunnen zien?

A

Dit gaat aan de hand van inductie, of epagoge in het Grieks

49
Q

Inductie

A

Op basis van een aantal, maar niet alle waarnemingen waarin A B is, of op A B volgt, concluderen dat A altijd B is, of op A altijd B volgt

50
Q

Probleem met inductie

A

Op basis van waarnemingen kun je nooit alle opties testen. Je kunt wel zien dat deze 10 mensen sterfelijk zijn, maar je weet nooit zeker dat alle mensen dat zijn

51
Q

Hoe lost Aristoteles zijn inductieprobleem op?

A

Er is nog een tweede stap nodig, naast inductie. Je moet via je onfeilbare intellectuele capaciteit van de geest (nous) inzien dat abstracties als ‘ alle mensen zijn sterfelijk’ waar zijn. Dit is intuitieve inductie. Dit is een rationalistisch element in zijn epistomologie

52
Q

Hoe keken ze in de middeleeuwen tegen kennisleer aan?

A
  • De katholieke kerk had veel macht. Kwesties over kennis werden opgelost door of de bijbel te citeren, of door Aristoteles te citeren.
  • Er zijn 2 wegen tot de waarheid, openbarig en je verstand goed gebruiken
  • In de middeleeuwen stonden zowel de filosofie als de wetenschap min of meer stil
53
Q

Thomas van Aquino

A

Probeerde de christelijke leer met de opvattingen van Aristoteles, of De Filosoof hoe hij hem noemde, te verenigen

54
Q

Voorbeeld over Aristoteles koppelen aan de bijbel

A

Aristoteles vond dat stof iets in aanleg is. Een beeld is eigenlijk al aanwezig in het stuk marmer. Het kan hierna ook weer kapot. Dit is een proces van ontstaan en vergaan. Aquino stelt dat god dit proces van ontstaan en vergaan in gang gezet heeft. Hij is aristoteles onbewogen beweger ( de eerste oorzaak)

55
Q

Wat dacht Aristoteles over experimenten?

A

Ze vertellen ons niets over de natuurlijke wereld. Door dingen te manipuleren ging men tegen de natuur in en leerde dus ook niets over haar

56
Q

Inductie

A

Individueel geval naar resultaat naar regel
Inductie is geen geldige manier van redeneren, omdat je nooit alle opties kunt testen

57
Q

Deductie

A

Algemene regel naar individueel geval
Ik heb een zak gevult met witte bonen, dus als ik hier een boon uitpak zal deze wit zijn
Deductie is wel een geldige manier van redeneren

58
Q

Abductie

A

Redenering naar de beste verklaring. Er liggen witte bonen op de stoep, naast de zak met witte bonen. Ik gga er vanuit dat de bonen uit de zak kwamen
Geen geldige manier van redeneren

59
Q

Hoe kun je de drie redeneermanieren ook zien?

A

Inductie - ontdekken
Deductie - voorspellen
Abductie - Verklaren