H9 Flashcards

1
Q

Emoties

A

kortdurende, neurofysiologische reacties aangewakkerd door een bepaalde trigger (gebeurtenis) die op een bepaalde manier geïnterpreteerd wordt.

Daarbij zouden emoties functioneel zijn, zoals bij walging. Dit zorgt ervoor dat men walgt van een bepaald soort voedsel wat niet meer goed is, waardoor we het niet eten en niet ziek worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Universalisme

A

Processen in emoties zijn hetzelfde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Relativisme

A

Emoties zijn verschillend tussen culturen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Paul ekmann

A

Ekman raakte geïnspireerd door Darwins ideeën en stelde dat er zes verschillende, universele, aangeboren basisemoties zijn: boosheid, walging, verrassing, blijdschap en verdriet (later ook minachting). Ekman kwam op deze emoties door onderzoek te doen in culturen waar nog geen ervaring was met het Westerse leven: universality studies. In ongeletterde stammen ging Ekman kijken of ze de universele emoties konden herkennen, en dit was het geval.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kritiek paul ekkman

A

• Forced-choice paradigma: er moest een keuze gemaakt worden uit 6 antwoordopties, een openvraag had wellicht andere antwoorden laten zien.
• Ecologische validiteit: kunnen deze resultaten generaliseerd worden naar het
echte leven, waarbij er geen foto’s zijn maar echte gezichtsuitdrukkingen
(geminimaliseerd) en andere dingen meespelen, zoals de context.
• Keuze van de antwoorden: als er een positief gezicht wordt getoond en er zijn
5 negatieve en 1 positief woord, dan wordt de keuze erg makkelijk.
• Herkenning: lager in niet Westerse culturen (Europa 97% blijdschap, Afrika
68%).
• Cut-off point: Ekman had een vrij laag standaard voor universalistische
emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Display rules; regulatie van basisemoties

A

Display rules worden gereguleerd door front-end-calibration, waarbij bepaalde gebeurtenissen een emotie triggeren, maar deze gebeurtenissen hebben een andere culturele betekenis en kunnen in verschillende culturen verschillende emoties teweeg brengen. De culturele betekenis heeft invloed op het wel of niet ontstaan van een emotie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Decoding rules

A

die we aanleren over hoe emoties geïnterpreteerd moeten worden. Sommige culturen zien emoties als minder/ meer intens dan andere.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

In-group advantage

A

stelt dat individuele emoties van leden van de in-group beter kunnen herkennen dan die van andere culturen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Socially engaging emotions,
Collectivistisch

A

emoties die ontstaan door
thema’s van sociale interdependentie en relaties met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Socially disengaging emotions,
Individualistisch

A

emoties die ontstaan als resultaat van thema’s die gebaseerd zijn op interdependentie en autonomie
van het zelf en de gescheidenheid van anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Emotionele complexiteit, oosten

A

positieve en negatieve emoties kunnen
tegelijk voorkomen en worden ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypercognitie

A

relatief grotere hoeveelheden en vormen van kennis, bewustzijn en gedachten hebben over iets dan normaal, zoals veel woorden hebben om emotionele staten te beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hypocognitie

A

relatief weinig vormen van kennis, bewustzijn en gedachtes hebben over iets dan normaal, zoals het gebrek aan woorden om emotionele staten te beschrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Culturele display rules

A

zijn cultuur specifieke normen over of en hoe een emotie geuit mag worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Deamplificatie

A

Verzwakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Amplificatie

A

Versterken

17
Q

Neutralisatie

A

Niet tonen

18
Q

Kwalificatie

A

Ander emotielabel eraan hangen

19
Q

Maskeren

A

Andere emotie tonen

20
Q

Simuleren

A

Emotie tonen terwijl je er geen ervaart

21
Q

Display Rule Assessment Inventory

A

waarbij mensen gevraagd worden naar verschillende display strategieën. In Aziatische culturen zijn de display rules sterker in publieke ruimtes waarbij ze minder emoties uiten.

22
Q

Dimensionele aanpak

A

Bij de dimensionale aanpak gaan wetenschappers kijken hoeveel dimensies er nodig zijn voor het beschrijven van emoties.

23
Q

Osgood dimensionele aanpak

A

evaluatie, potency (controle over de emotie), activity (mate van energie).

24
Q

Russel dimensionele aanpak

A

evaluatie en activiteit (mate van arousal).

25
Q

Fontaine et al dimensionele aanpak

A

evaluatie, potency, activiteit en unpredictability.
Zowel angst of boosheid zijn hoog in arousal, maar over boosheid is meer controle dan over angst. Daarentegen komt angst vaker voor als iets onverwachts is, dan boosheid.

26
Q

Emotion word approach

A

Bij deze benadering wordt er gekeken naar woorden die gebruikt worden voor emoties, en vooral naar de woorden die in een cultuur wel voorkomen en in de andere niet.
• Leedvermaak: wel een woord in Duitsland, niet in Amerika. Hierdoor ontstond de hypothese wat Nederlanders vaker leedvermaak ervan dan Amerikanen.
• Yügen (iets mooi vinden): bestaat zowel in Japan als in Engeland, maar niet in
Nederlander. Echter, we ervaren de emotie wel.

27
Q

Componentiele benadering

A

Raramuri indianen hebben maar één woord om zowel schaamte als schuld te ervaren. Om te onderzoeken of ze daadwerkelijk geen onderscheid tussen de emoties maakte is er een componentiële benadering gebruikt:
• Appraisal.
• Action tendency.
• Psychological response.
• Experience (feeling/ thoughts).
• Expressive behavior.
Al met al ervaarde de Raramuri indianen wel degelijk een onderscheid tussen schaamte en schuld. Waardoor men tot de conclusie is gekomen dat de aan- of afwezigheid van een woord niet zoveel zegt over de aan- of afwezigheid van de emotie.

Deze bevindingen worden ook gevonden wanneer we praten over benijden en afgunst (envy in het Engels). Ondanks dat er geen apart woord voor beide is, ervaren Amerikanen alsnog beide emoties.

28
Q

Trots en cultuur

A

Trots lijkt sterk te verschillen tussen culturen. De ervaring die een Westerling of Japanner heeft over de emotie trots is daarbij anders.
-disengaging
- engaging

29
Q

Disengaging, oosten

A

afstand nemen van anderen en jezelf niet beter op stellen dan anderen. Aziatische culturen evalueren trots als negatief.

30
Q

Engaging, westen

A

afstand verkleinen van anderen en jezelf even groot opstellen om trots te uiten.

31
Q

Trots uiten

A

De uiting van trots is daarentegen wel universeel: men maakt zich groot waardoor er aandacht naar de prestatie wordt getrokken en anderen opmerken dat men iets goed kan wat een sociale status geeft. Zelf blindgeborenen hebben dezelfde uiting van trots.

Echter, het is ook dat de culturele verschillen zich vooral in de uiting van trots bevinden, niet zozeer in de fenomenologische ervaring. Mensen is Oosterse culturen willen trots minder vaak tonen dan mensen uit Westerse culturen (deamplificatie vs. amplificatie). Hierdoor zitten er culturele verschillen in de kwantiteit van de uiting, niet de kwaliteit. Tevens is de intensiteit van de uiting afhankelijk van de sociale situatie

32
Q

Trots als positief

A

Trots als positief: zorgt voor een goed gevoel, aandachtrekken naar kwaliteiten en prestaties bevorderen de perceptie van status.

33
Q

Trots als negatief

A

om als vergelijking gebruikt te worden, voelt negatief. Tevens zorgt het uiten van trots voor een afgunst bij anderen en dat resulteert in minder goede interpersoonlijke attitudes (mensen gaan iemand zien als minder leuk).

De negatieve kant van trots komt doordat het voor de tegenpartij pijnlijk is om verslagen te worden. Dit zorgt voor een onzekerheid over de eigen prestaties, omdat ze zichzelf steeds vergelijken met degene die boven hun staat (upward comparison).

34
Q

Trots als sociale emotie

A

mensen modereren selectief hun trotsuiting om relaties te behouden en daarbij komende status (maintain social order)

35
Q

Emotie uiting is sociaal afhankelijk

A

Trots;

• Niet relevant: zoals Olympische spelen → geen relaties te behouden met het publiek → dus veel uiting,
• Wel relevant: zoals Nationale kampioenschappen → wel relaties te behouden met het publiek of tegenstanders → dus uiting onderdrukken.