H5 Flashcards

1
Q

Interculturele communicatie

A

belangrijk, omdat men over de hele wereld met andere culturen kan communiceren. Het is belangrijk om vele redenen:
• Communicatieve vaardigheden: zowel de mogelijkheid om te zenden als ontvangen, bepalen in hoeverre individuen, organisaties en landen in staat zijn om kennis te vergaren en toe te passen. Hoe beter de communicatie, hoe groter de kans op succes.
• Meer globalisatie (ook binnen landen).
• Informatie wordt steeds belangrijker: kenniseconomie, informatie speelt steeds
een grotere rol in basisprocessen van dagelijkse bezigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Lexicon

A

woorden in een taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Syntax en grammatica

A

regels over woordvormen en hoe woorden aan elkaar
gemaakt moeten worden om betekenis te krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Fonologie

A

Regels over hoe woorden moeten klinken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Semantiek

A

Betekenis van woorden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Pragmatiek

A

regels hoe taal gebruikt en begrepen moet worden in een sociale
context.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Fonemen

A

kleinste en simpelste eenheden van een klank.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Morfemen

A

kleinste en simpelste eenheden van betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sapir-whorf hypothese

A

stelt dat een linguïstisch systeem (taal) niet puur een instrument is om ideeën te produceren, maar het ook die ideeën vorm geeft. Taal zou invloed hebben op cognitie en cultuur.
Whorf deed een onderzoek waarbij hij Engels en Hopi vergeleek. Waarbij de Hopi geen notie van tijd in hun communicatie hadden, geen tegenwoordige of verleden tijd. Echter, begrepen de Hopi de notie van tijd wel, maar communiceerde ze er niet over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hypocognitie

A

relatief minder hoeveelheden en vormen van kennis, awareness en gedachten. Dit komt voor bij culturen met een gebrek aan woorden voor emotionele staten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hypercognitie

A

relatief grotere hoeveelheden en vormen van kennis, awareness en gedachten. Dit komt voor bij culturen die veel woorden voor emotionele staten hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewijs tegen sapir-whorf hypothese

A

• Berlin & Kay: de 11 termen voor basis kleuren zijn hiërarchisch universeel.
• Pinker: men kan denken zonder taal te gebruiken, zoals doven.
• Breugelmans & Poortinga: Rarmuri Indianen in Mexico hebben maar 1 woord
voor schaamte en schuld, maar maken cognitief wel een onderscheid tussen beide.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Taal en cultuur

A

Taal en cultuur beïnvloeden elkaar. Dit is te zien door het aantal fonemen dat gelijk is over culturen heen bij de geboorte van een baby. Op het begin zou een baby dus alle klanken over de wereld kunnen produceren. Door de jaren heen wordt hun geluidsproductie geschaafd en bekrachtigd door anderen vanuit hun cultuur. De cultuur levert de regels voor hoe iemand moet praten en taal te gebruiken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Taalverschillen in cultuur

A

• Lexicon: de cultuur beïnvloedt “self-other references”; hoe mensen zichzelf en anderen noemen. Zo verandert in sommige culturen (Japan) de manier hoe men over zichzelf spreekt wanneer hij/zij tegen iemand met een bepaalde status praat.
• Pragmatiek: high-context & low-context culturen.

Doordat taal verschillend is in culturen, kunnen er ook problemen ontstaat door wanneer iemand iets verkeerd verstaat, vertaald of oppakt. Naast dat taal bestaat uit woorden met bepaalde klanken, gaat het er ook om hóé je communiceert, bijvoorbeeld: intonatie, pauzes, het nemen van een beurt (status, beleefdheid), non-verbale uitingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Speech illustrators

A

spraak ondersteunde non-verbaal gedrag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Emblemen

A

cultuurspecifieke gedragingen die een unieke betekenis hebben,
zonder uitspraak; zoals duim en/of middelvinger opsteken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Paralinguïstische cues

A

aspecten van de stem die informatie overbrengen,
zoals toon, intonatie, toonhoogte, spraaksnelheid, gebruik van stilte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Proxemics

A

het gebruik van interpersoonlijke afstand binnen relaties.

19
Q

Haptics

A

het gebruik van aanraking in interpersoonlijke interacties.

20
Q

Oogcontact westen

A

oogcontact met en vragen stellen aan een autoriteit is een vorm van respect; in de rechtbank is de rechter aankijken een vorm van de waarheid spreken.

21
Q

Oogcontact navajo indianen

A

oogcontact en vragen stellen is een vorm van disrespect.

22
Q

Oogcontact turkije Marokko

A

in de rechtbank is naar beneden kijken een vorm van
beleefdheid en nederigheid.

23
Q

Low context (westen)

A

alle informatie voor het begrip van de communicatie zit in de boodschap. Er is geen sprake van ambiguïteit en er is weinig ruimte voor interpretatie.

24
Q

High context (Azië, Latijns Amerika en Afrika)

A

de bedoeling van de boodschap hangt samen met de fysieke setting of aangenomen waarden en normen. Lange-termijn relaties hebben ook high context, want een blik of gebaar is al voldoende om elkaar te begrijpen.

25
Q

Relational attunement

A

opmerkzaamheidenbegripvansubtieleofindirecte cues. Als je niet op de hoogte ben van de culturele cues, dan is het erg lastig om non verbale gedragingen, zoals cynisme, op te pakken.

26
Q

Intercultureel communiceren

A

de uitwisseling van kennis, gedachten, concepten en emoties met mensen van verschillende culturen.

Intercultureel communiceren is vaak nog lastiger dan intracultureel communiceren, want er is vaak verlies van de boodschap bij vertalingen. minder informatie uitgewisseld, door verschillende communicatiestijlen en vertalingen.

27
Q

Intracultureel comminiceren

A

de communicatie tussen mensen van dezelfde culturele achtergrond. meer informatie kan worden uitgewisseld, doordat er niet vertaald hoeft te worden.

28
Q

Messages

A

de informatie en betekenis die wordt uitgewisseld als mensen
communiceren.

29
Q

Encoding

A

het proces waarbij mensen informatie selecteren, inbedden en
signalen uitsturen.

30
Q

Signalen

A

observeerbaar gedrag waarin boodschappen gecodeerd zitten
tijdens communicatie.

31
Q

Channels

A

specifieke sensorische kanalen waarmee signalen worden
verstuurd en ontvangen, zoals spraak en lichaamstaal.

32
Q

Decoding

A

het proces waarbij signalen worden ontvangen en vertaald worden
naar begrijpelijke boodschappen.

33
Q

Encoding en decoding binnen culturen

A

De regels voor encoding en decoding zijn in iedere cultuur anders en deze leren we als kinderen aan via onze ouders en omgeving. In die regels zitten etnocentrisme (visie), culturele filters, emoties uiten en stereotypes. Mensen binnen culturen delen deze regels over encoding en decoding. Daarbij hebben mensen binnen culturen gedeelde verwachtingen als het gaat om communicatie, want ze weten bepaalde betekenissen van bepaalde boodschappen.

34
Q

Obstakels bij intercultureel comminiceren

A

• Assumptie van overeenkomsten.
• Verschillen in taal.
• Non-verbale misinterpretatie.
• Stereotypes.
• Negatieve evaluaties.
• Stress/ angst.
• Onzekerheid/ ambiguïteit.

35
Q

Face culturen

A

In face culturen is het belangrijk om geen gezichtsverlies te lijden, want dit zou leiden tot schaamte. In Oosterse culturen ligt vooral de focus op “saving face”. Het gaat er niet alleen om dat ik mijn eigen face verlies, maar ook om te zorgen dat iemand anders zijn/ haar face niet verliest. Ondanks dat dit vooral in Aziatische culturen terugkomt, wordt het ook in het Westen gebruikt, maar in mindere mate.

36
Q

Interculturele competentie

A

is het appreciëren van diversiteit en de mogelijkheid om effectief te communiceren in interculturele situaties op een goede manier.
• Awareness: het bewustzijn van eigen aannames, overtuigingen, waarden en biases.
• Knowledge: het begrijpen van de worldview van anderen.
• Skill: het gebruik van geschikte interventie strategieën en technieken.
• Mindfulness

37
Q

Culturele intelligentie

A

waarbij intelligentie de vaardigheid is om abstracte problemen op te lossen. Men is erachter gekomen dat culturele intelligentie bestaat uit 4 verschillende componenten:
• Motivatie.
• Cognitie.
• Metacognitief (awareness).
• Gedrag (skills).

38
Q

Interculturele competentie beïnvloeden/vergroten

A

• Stimulatie spellen: als verschillende culturen samen een spel moeten spelen, komen er botsingen tussen de culturen en moeten ze dit proberen samen op te
lossen.
• Discussiëren over zaken met leden van 2 culturen.
• Cursus Culturele Psychologie.
• Taal cursussen en culturele assimilaties: mensen krijgen een casus en moeten hier vragen over beantwoorden. Later krijgen ze de goede antwoorden en hiervan kunnen ze leren hoe mensen uit bepaalde culturen reageren op bepaalde gebeurtenissen.

39
Q

Voordelen tweetaligheid

A

• Hogere IQ scores op zowel verbale als non-verbale IQ testen.
• Superieure sociale kwaliteiten door het nemen van verschillende perspectieven.
• Beter in het leren van anderen talen.
• Verlating van Alzheimer dat onafhankelijk staat van het opleidingsniveau.
• Beter herstel bij een beroerte.

40
Q

Additieve tweetaligheid

A

het leren van een tweede taal heeft geen negatieve invloed op het leren van de eerste taal; beide talen zijn goed ontwikkeld.

41
Q

Substractieve tweetaligheid

A

het leren van een tweede taal verstoort het leren van de eerste taal, waardoor er vervanging plaatsvindt. Men is alleen goed ontwikkeld in de tweede taal.

42
Q

Succesive billingualism

A

het aanleren van een tweede taal na het beheersen van de eerste taal (= early language acquisition), komt vaak samen met subtractieve tweetaligheid voor.

43
Q

Simultaan bilingualism

A

direct twee of meerdere talen leren/ spreken (= additive/ life-long billingualism).

44
Q

Dynamisch constructivisme

A

Taal kan gebruikt worden als prime om te switchen tussen twee netwerken en geeft richting aan denken. Afhankelijk van de taal die je spreekt, verschilt je cognitie.
Er is een onderzoek gedaan met tweetalige Duitsers die Duits en Engels spreken. Er is een verschil of ze een goal- of action-orientation hebben.
• Engels: action orientation (aan het lopen).
• Duits: goal orientation (ergens naartoe lopen).
Het idee was dat mensen verschillende stimuli anders zouden interpreteren. Deze stimuli bestonden uit lopende personen en de participanten moesten deze beschrijven. Er was een low goal orientation (gewoon lopen), een high goal orientation (loopt ergens naartoe) en een intermediate goal orientation (niet helemaal duidelijk).
Bij een groep biculturelen werd alles in het Engels gedaan en bij de andere groep in het Duits. De biculturelen bleken inderdaad afhankelijk van de gebruikte taal in het experiment een goal- of action oriented beschrijving te geven. Deze studie is in lijn met de Sapir-Whorf hypothese: taal beïnvloedt cognitie