H2 Flashcards
Linkage studies
studies die proberen om een cultureel aspect te meten wat volgens de hypothese de culturele verschillen veroorzaakt en daarop volgend wordt dit op empirisch wijze gelinkt aan het gemeten culturele aspect en een afhankelijke variabele.
- unpacking linkage studies
- experimenten
Unpacking linkage studie
cross-culturele vergelijkingen die de content van globale concepten van de cultuur terugbrengen tot specifieke, meetbare psychologische constructen en hiervan de bijdrage aan culturele verschillen onderzoeken.
Experimenten
studies waarbij onderzoekers proefpersonen willekeurig in condities indelen om oorzaak-gevolg reacties te meten.
Exploratief vs hypothese toetsend
: exploratieve studies onderzoeken het bestaan van gelijkenissen of verschillen in een cultuur; hypothese studies testen waarom culturele verschillen bestaan.
Aanwezig vs afwezigheid van contextuele factoren
contextuele factoren zijn variabele die culturele verschillen kunnen uitleggen.
Kwalitatieve vs kwantitatieve verschillen
kwalitatieve studies gaan kijken of constructen daadwerkelijk anders zijn in andere culturen; kwantitatieve studies gaan kijken of er verschillen zijn in niveau of scores van bepaalde constructen.
Individueel vs ecologisch meetniveau
individueel meetniveau gaat voor één individu; ecologisch meetniveau gaat over een heel land of cultuur. Multi-level studies hebben een dataverzameling van zowel individueel als ecologisch niveau.
Kwalitatief onderzoek
֍ Natuurlijke omgeving, zoals een veldonderzoek, interviews.
֍ Afhankelijk van interpretatie van onderzoeker.
֍ Lastig om procedures te documenteren, omdat er interpretatie bij komt
kijken er zijn geen cijfers, maar een verhaal.
֍ Onderhevig aan bias.
Kwantitatief onderzoek
֍ Onafhankelijke en afhankelijke variabele.
֍ Quasi-experimenten.
֍ Lastig om variabelen te controleren.
֍ Post hoc culturele interpretaties, eveneens zijn deze onderhevig aan
bias.
Ecologische misvatting
stelt dat als je metingen verricht op nationaal niveau je geen conclusies terug van trekken op individuen. Dit komt omdat de distributies overlappen, waardoor de verschillen binnen groepen groter zijn dan verschillen tussen groepen. Dit betekent dat een persoon van een bepaalde cultuur ook stereotyperend gedrag van een andere cultuur kan vertonen, maar omdat de uitkomst gemiddeld genomen is, is dit niet terug te vinden in de data. Andersom, uitspraken doen over nationaal niveau op basis van individuele data, kan wel. Ecologische misvattingen ontstaan doordat het geen dichotomie (scheiding/ opsplitsing tussen 2 concepten) bestaat, maar er overlapping is. Echter, men denkt wel in vormen van dichotomie, zoals IND-COL, interdepence-independence en zwart-wit, maar deze kloppen niet. Doordat we denken in dichotomieën denken we dat alle Japanners collectivistischer zijn dan Amerikanen.
Bias
zijn systematische afwijkingen/ errors die de vergelijkbaarheid van de data in gevaar brengt over steekproeven heen, door de verschillen in interpretatie.
Random error
zijn onvoorspelbaar en kunnen niet worden gerepliceerd door het experiment te herhalen, ze blijven altijd bestaan en zijn dus niet erg.
Systematic error
zijn consistente fouten die zich blijven herhalen op dezelfde plek ondanks het experiment herhaald wordt.
Construct bias
betekent dat het te meten construct niet identiek is over groepen. Geluk kan in verschillende culturen anders worden geuit/ ervaren. In Westerse culturen is men vooral bezig met prestatie waarvan ze een positief affect/ geluk krijgen. Terwijl in niet-Westerse culturen men zich vooral bezig houdt met een interpersoonlijke verbondenheid waar er een balans bestaat tussen positief en negatief affect. Dit zou hun geluk brengen.
De beste manier om construct bias te proberen voorkomen is de theoretische conceptualisatie specificeren.
Method bias
betekent dat er verschillen tussen culturen kunnen worden aangetoond die er in werkelijkheid niet zijn. Neem als voorbeeld de lagere prevalentie van sociaal wenselijke antwoorden bij online vragenlijsten in vergelijking met papieren vragenlijsten.
• Steekproeven: bias bij steekproeven gaat over een cross-culturele variatie in je steekproef, zoals verschillen in gender, educatie, SES of urbanisatie.
• Instrumenten: bias bij instrumenten gaat over de bekendheid met de stimuli. Sommige culturen zijn bekender met bepaalde stimuli dan anderen. Nederlanders weten veel meer over kroketten dan Chinezen. Tevens worden er steeds meer andere routines gebruikt, waardoor standaard taken zoals “hoe begint een kleuter zijn dag” lastig worden, omdat iedereen een andere ochtendroutine heeft.
• Schaalgebruik (response bias): bias bij schaalgebruik gaat over dat verschillende culturen anders omgaan met bepaalde antwoordschalen.
֍ Acquiescence: mensen zijn jaknikkers waardoor ze het eens zijn onafhankelijk van de inhoud. Dit komt vaak voor bij mensen met een lage SES uit collectivistische contexten.
֍ Extreme responding: het gebruik van hele hoge of hele lage antwoorden (helemaal mee eens of helemaal mee oneens). Aziaten gebruiken vaker de middenweg, terwijl Westerse mensen meer extreme antwoorden op de schaal geven.
֍ Referencegroupeffect:deantwoordenvanmensenwordenbeïnvloedt door hun impliciete sociale vergelijking met anderen.
• Afname/ procedure: bias bij afname houdt in dat de afnamecondities en hoe de test wordt afgenomen, invloed hebben op de uitkomsten.
֍ Ambigue instructies.
֍ Interactie tussen onderzoekers en participant.
֍ Communicatie problemen, zoals taal en taboe onderwerpen.