H7: The attending brain Flashcards

1
Q

Rol pariëtale lobben in aandacht

A
  • zijn gespecialiseerd voor ruimtelijke verwerking
  • brengen verschillende soorten ruimtelijke representaties bij elkaar
  • zijn nodig voor actie (bv integratie van visuele ruimte met lichaamsruimte)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Van occipitale lobben naar pariëtale lobben

A

Dorsale stroom (“waar” -/”hoe” -stroom): loopt naar de pariëtale lobben (LIP en FEF)
- Lokaliseren van objecten in ruimte
- Belangrijke rol in aandacht en stuurt onze acties naar objecten

(Ventrale stroom (“wat”-stroom): loopt naar de temporale lobben (TPJ en VFC)
- Identificeren van objecten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Inhibition of return of remming van terugkeer

A

Een vertraging van reactietijd die wordt geassocieerd met het teruggaan naar een locatie waar je aandacht eerder op was gericht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Onoplettendheidsblindheid of ‘inattentional blindness’.

A

Niet bewust zijn van een visuele prikkel, omdat de aandacht er vanaf gericht is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Veranderingsblindheid of change blindness

A

Het verschijnen/verdwijnen van objecten niet opmerken in twee verschillende beelden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Object-gebaseerde aandacht

A

Wanneer twee objecten die op dezelfde ruimtelijke locatie transparant over elkaar heen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Salience map

A

ruimtelijke lay-out die de relevantste stimuli in de omgeving benadrukt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

LIP

A

Lateral Intraparietal area
- Motorische eigenschappen -> saccades genereren
- Sensorische eigenschappen (zowel geluiden als beeld) , maakt het mogelijk om geluiden te remmappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

FEF

A

Frontal eye field

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

TPJ

A

Tempoparietal junction

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

VFC

A

Ventral frontal cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dorso-dorsale route

A

LIP + FEF
= Oriënteren van aandacht binnen salience map

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Ventro-dorsale route

A

TPJ + VFC
= soort circuit-breker. Leidt aandacht weg van huidige focus. Hangt samen met detecteren van target

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Belang van LIP voor aandacht

A
  • Sparseness
  • Meer reactie op onverwachte prikkels
  • Meer reactie op taakrelevante stimuli
  • maakt coverte en overte oriëntatie mogelijk
  • codeert ruimtelijke ‘salience map’
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Verschil in hersenhelften mbt spatiale aandacht

A

Pariëtale lobben vertegenwoordigen een volledig gezichtsveld
maar op een graduele manier
- MAAR: rechter hersenhelft heeft dominantere rol in spatiale aandacht
- Mogelijk dat rechter IPS meer bijdraagt aan salience map

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Verschil in hersenhelften mbt non-spatiale aandacht

A
  • rechter TPJ heeft een belangrijker rol in de aandacht
  • rechter pariëtale kwab belangrijk voor het focussen op saillante stimulus; en linker pariëtale kwab voor focus op niet-saillante stimulus
17
Q

IPS

A

= Intrapariëtale sulcus
- Het oriënteren van richtingen activeert de IPS en de FEF, zelfs als geen overte motorrespons nodig was (als je dus niet met je ogen/hoofd moest bewegen)
- Gelijkaardig netwerk betrokken bij object-gerichte aandacht

18
Q

Balint-syndrome

A

schade aan beide pariëtale lobben en hebben ernstige ruimtelijke stoornissen.
Klinische kenmerken
- Simultanagnosie
- Optische ataxie
- Optische apraxie

Andere kenmerken
- normale visuele kenmerken
- kunnen aanraking op eigen lichaam WEL lokaliseren
- onvermogen tot lokaliseren van voorwerpen
- moeilijkheid lokaliseren van geluiden

19
Q

Simultanagnosie

A

onvermogen om meer dan één object tegelijk waar te nemen.

20
Q

Optische ataxie

A

onvermogen om in de juiste richting te reiken voor een object dmv visuele begeleiding

21
Q

Optische apraxie

A

problemen bij gebruik van gezichtsvermogen om oogbewegingen te maken, onvermogen om aandacht willekeurig van het ene object naar het andere te verschuiven

22
Q

Neglect

A

het onvermogen om zijn aandacht te richten op stimuli in de ruimte aan de
tegenovergestelde kant van de hersenlaesie
- ook ‘hemispatiaal neglect’,
‘visuospatiaal neglect’ of
‘visueel neglect’ genoemd

23
Q

kritiek gebied voor neglect

A

Rechter gyrus angularis van inferieure pariëtale kwab
- inclusief TPJ

24
Q

Blindsight

A

stoornis in de visuele waarneming waarbij men zich niet bewust is van een object dat in het gezichtsveld wordt aangeboden, maar wel in staat is dit object op onbewust niveau te identificeren

25
Q

Body neglect

A

Patiënten kunnen verwaarlozing van hun lichaamsruimte vertonen

26
Q

peri-persoonlijke neglect

A

atiënten verwaarlozing van
de ruimte vlak buiten hun lichaam vertonen, maar niet van het lichaam zelf

27
Q

Binnen-subject neglect of object-gebaseerde neglect

A

Patiënten met object-gebaseerde verwaarlozing kunnen lettervervangingsfouten maken in
woorden

28
Q

Tussen-subject neglect of space-based neglect

A

correct lezen maar geen hele woorden aan de linkerkant van een pagina kunnen lezen

29
Q

Egocentrische ruimte

A

een ‘map’ van de ruimte die opgesteld is vanuit de positie van het eigen lichaam van de waarnemer

30
Q

Allocentrische ruimte

A

een ‘map’ van de ruimte die opgesteld is vanuit de onderling relatieve positie van objecten ten opzichte van elkaar,
- opgeslagen in de hippocampus.

31
Q

Space-based neglect-dyslexia

A

Individuele woorden juist lezen, maar woorden op de linkerkant van een pagina niet.

32
Q

Object-based neglect-dyslexie

A

Letters aan de verwaarloosde kant vervangen door foute letters, zie tabel.

33
Q

Representatieve neglect

A

Verwaarlozing kan plaatsvinden voor ruimtelijke mentale beelden

34
Q

Perceptuele neglect

A

Verwaarlozing kan plaatsvinden voor ruimtelijke representaties die direct zijn afgeleid van perceptie