H6: The seeing brain Flashcards
Fovea
Hoogste concentratie van kegeltjes en dus grootste gezichtsscherpte
Kegeltjes
= gespecialiseerd voor hoge niveaus van lichtintensiteit en detectie van verschillende golflengtes
Staafjes
Gespecialiseerd voor lage niveaus van lichtintensiteit (nacht)
Geniculostriate pathway
Van retina naar primaire visuele cortex (V1) aan de achterkant van het brein via LGN
LGN
= the lateral geniculate nucleus
- onderdeel thalamus
- tussenstation oog en visuele cortex
- 1 LGN per hersenhelft
-> verdeelt informatie over oppervlak van retina, objecten uit rechts in gezichtsveld vallen aan linkerkant van de retina van beide ogen en projecteren naar de linker LGN
Parvocellulaire lagen
of P-lagen
-> lagen van informatie die LGN vanaf de retina doorstuurt
Bovenste 4 neuronale lagen die kleine cellichamen bevatten
=> reageren op details en betreffen kleurvisie
Magnocellulaire lagen
of M-lagen
Onderste twee lagen die grotere cellichamen bevatten
=> Reageren op grotere delen van het gezichtsveld en zijn gevoeliger voor beweging
SCN
=suprachiasmatic nucleus
- in hypothalamus
=info over dag en nacht, biologische klok
Simple cells
cellen die heel gevoelig zijn voor licht in een bepaalde oriëntatie op een welbepaalde plaats in het receptieve veld. Reageren door de responsen van verschillende LGN
center-surround-cellen te combineren.
Complex cells
simple cells gecombineerd.
- Reageren ook oriëntatie-selectief
- Reageren niet op afzonderlijke lichtpunten, enkel stimulatie langs de hele lengte.
Blijven stabieler reageren voor variaties van posities in hun receptief veld, zolang de oriëntatie optimaal blijft.
Hypercomplex cells
Liggen buiten V1, opgebouwd uit de responsen van verschillende
complex cells.
Reageren enkel op
- bepaalde oriëntaties
- specifieke lengtes.
Corticale blindheid
als primair visuele cortex aan één kant beschadigd is, blindheid betreft dan maar één kant van de ruimte
Extratriate of prestriate cortex
Occipitale cortex buiten V1 dat V4 bevat, voor verwerking van kleur, en V5 (of MT; mediaal temporaal) voor beweging
Ventrale stroom
= wat-stroom
- loopt vanuit V1 in occipitale cortex naar V2 en V4 in temporale cortex, die verantwoordelijk zijn voor objectherkenning, geheugen en semantiek
Dorsale stroom
=Waar-stroom
- Loopt vanuit V1 in occipitale cortex naar pariëtale cortex, die verantwoordelijk is voor ruimtelijke positie, beweging en aandacht
Cerebrale achromatopsie
= niet waarnemen van kleur, alles zien in grijswaren
≠ kleurenblindheid
Cerebrale Akinetopsie
= niet waarnemen van visuele bewegingen
Kleurconstantie
Kleur van een oppervlak als constant wordt waargenomen, zelfs wanneer deze in verschillende lichtomstandigheden wordt belicht
- behouden door V4
Structural description
= Overeenkomsten zoeken met eerder opgeslagen 3D beschrijvingen over de structuur van objecten
- STAP 3 van objectherkenning: matchen met opgeslagen structurele beschrijving
Apperceptive agnosia
= betekenis van objecten niet kunnen vatten door defect op het niveau van objectperceptie
= stoornis bij vormen van coherente representatie
Associatieve agnosie
= betekenis van objecten niet kunnen vatten door defect op het niveau van semantisch geheugen
= stoornis in herkenning ondanks intacte representatie
Integrative angnosia
=onvermogen om delen in gehelen te integreren bij visuele perceptie
- type apperceptieve agnosie
Objectoriëntatie agnosie
= onvermogen om oriëntatie van een voorwerp te extraheren ondanks juiste objectherkenning
PPA of Parahippocampal place area
reageert meer op scenes dan objecten
EBA
= Extrazone body area
reageert meer op menselijk lichaam dan op gezichten, scenes of objecten
FRU of face recognition units
op gezicht gebaseerde opgeslagen structurele beschrijvingen waarop gezichten worden gematcht
- gezichtsherkenningsmodel van Bruce en Young: stap 2
PIN
= Person identity nodes
abstracte beschrijving van mensen die perceptuele kennis en semantische kennis met elkaar koppelt
- gezichtsherkenningsmodel van Bruce en Young: stap 3
Direct visual processing
= afzonderlijke route voor onbekende gezichten
- gezichtsherkenningsmodel van Bruce en Young: stap 4
Core system (gezichtsherkenningsmodel van Haxby)
Kernsystemen die betrokken zijn bij gezichtsherkenning
-> visuele analyse
- Lateral fusiform gyrus= FFA
- Superior temporal sulcus=STS
Extended system
(gezichtsherkenningsmodel van Haxby)
Andere hersenregio’s die input van het cure system ontvangen, maar die niet essentieel zijn voor gezichtsperceptie
-> verder verwerking adhv andere neurale systemen
STS
= superior temporal sulcus
De verwerking van het dynamische aspect van gezichten
- zowel bekende als onbekende gezichten
FFA
= fusiform facial area
of lateral fusiform gyrus
= het herkennen van gezichten
Prosopagnosie
=storing in gezichsverwerking waarbij geen problemen zijn bij vroege visuele analyse
– problemen bij herkennen van eerder wel bekende gezichten