H10: The hearing brain Flashcards
Pure tonen
simpele geluiden in vorm van sinusgolf, uitgedrukt in drukverandering/tijd
Frequency sinusgolf
fysieke eigenschap van sinusgolf die betrekking heeft tot toonhoogte (pitch)
Amplitude sinusgolf
Fysieke eigenschap van sinusgolf die betrekking heeft tot luidheid
Fundamentele frequentie
de laagste frequentiecomponent van een complex geluid, die de
waargenomen toonhoogte bepaalt.
missing fundamental phenomenon
Wanneer de fundamentele frequentie niet
voorkomt in de reeks (bv 440, 660, 880 Hz), dan wordt de toonhoogte nog steeds waargenomen
als 220 Hz
Timbre
perceptuele kwaliteit van een geluid die ons in staat stelt om verschillende muziekinstrumenten te onderscheiden
Tonotopische organisatie van auditief systeem
=geluiden die dicht tegen elkaar liggen qua frequentie gerepresenteerd zijn door neuronen die ruimtelijk dicht bij elkaar liggen in de hersenen.
Amusia
= auditieve agnosie waarbij muziekperceptie meer is aangetast dan de perceptie van andere geluiden
-> ontbreken van muziekaal gehoor
Congenital amusia
of toondoofheid
= ontwikkelingsprobleem bij het waarnemen van toonhoogte verhoudingen
-> gelinkt aan toename grijze stof in auditieve cortex en frontale regio’s
Absoluut gehoor
of Absolute pitch of perfect gehoor
= vermogen om tonen muzikaal te benoemen zonder eerst een referentietoon te hebben gehoord
<-> toondoofheid
- Kleiner volume van regio’s in rechter superieure temporale cortex & planum temporale
Melodie
patroon van toonhoogtes over tijd heen
Pure woorddoofheid
type van auditieve agnosie waarbij patiënten wel omgevingsgeluiden en
muziek kunnen herkennen, maar geen spraak (lijkt te snel of vervormd). Ze kunnen wel zelf
spreken. Veroorzaakt door schade aan het linkerhemisfeer.
Coarticulatie
Opeenvolgende spraakgeluiden versmelten met elkaar door mechanische
beperkingen van articulatoren.
Diepe dysfasie
of deep dysphasia
onvermogen om non-woorden te herhalen, maken van
semantische fouten bij nazeggen (bv ‘kat’ horen, en ‘hond’ nazeggen).
= tekort in “hoe”-route, steunen op afgezwakte “wat”-route
Arcuate fasciculus
white matter tract waardoor de dorsale route (o.a. het pariëto-frontale circuit) langs gaat