H7: Attitudes Flashcards
Wat zijn attitudes?
- Een attitude is een aanngeleerde, algemene evaluatie van een object die met een bepaalde intensiteit wordt uitgedrukt
- Attitudes hebben betrekking op personen, objecten en ideeën
- De positieve en negatieve dimensie zijn onafhankelijk van elkaar
- Attitudes verschillen niet alleen op de evaluatieve dimensies, maar ook in termen van sterkte. Er zijn attitudes waarover we eerder onzeker zijn en waarbij het een tijdje duurt voordat we onze positie bepaald hebben, terwijl we over sterke attitudes heel zeker zijn. Sterke attitudes komen snel in ons bewustzijn, bijna zoals een reflex.
Geef de 4 reacties op attitudinale objecten
Geef de 3 componenten van attitudes
- Cognitieve component
- Affectieve component
- Gedragsmatige component
Leg de cognitieve component van attitudes uit.
- Bestaat uit gedachten en opvattingen over de attitude van het object
- Het afwegen van positieve/negatieve kenmerken
- staat centraal in ene klassieke theorie van attitudes, namelijk de **verwachting-waardetheorie. **
Wat is de verwachting-waardetheorie?
= theorie die stelt dat de attitude tegenover een object bepaald wordt door de verwachting dat een attitudeobject bepaalde kenmerken vertoont, maar ook door hoe sterk die kenmerken worden gewaardeerd.
Leg de affectieve component uit.
Een attitude-object roept affect op, waardoor we er positief of negatief tegenover ‘voelen’. Affectieve component van attitudes is het gevolg van leerproces:
- Klassieke conditionering: een neutrale stimulus die samen voorkomt met een aangename stimulus roept op dan duur zelf positieve emoties op. -
- Operante conditionering: affect ten aanzien van een stimulus wordt bepaald door beloning en straf. Indien een bepaalde attitude beloond wordt, stijgt de aantrekkelijkheid van het attitudeobject. Bestraffing leidt dan weer tot een negatieve attitude.
Leg de gedragscomponent van attitudes uit.
Attitudes brengen gedrag met zich mee maar ontstaan ook door de observatie van het eigen gedrag ten aanzien van een attitude object
Welke andere processen hebben, naast leerprcessen een impact op de afectgebaseerde attitudes?
- Loutere blootstelling
- Sociale vergelijking
- Gedragscomponent
Wat is loutere blootstelling? Wat is het effect hiervan op affectgebaseerde attitudes?
Door een herhaalde confrontatie is met een bepaald attitudeobject, hebben we de neiging dit object als positief te ervaren
Wat is het effect van sociale vergelijking op affectgebaseerde attitudes?
Sociale vergelijking kan tot negatieve of positieve evaluaties van attitudes leiden
Wat is het effect van de gedragscomponent op affectgebaseerde attitudes?
attitudes brengen gedrag met zich mee maar ontstaan ook door de observatie van het eigen gedrag ten aanzien van een attitude object
Welke functies hebben attitudes?
- waarde-expressieve functie
- Praktische utilitaire functie: Wanneer we beslissingen moeten maken helpen onze attitudes deze beslissingen makkelijker te maken
Wat is attitudesterkte? Geef de kenmerken
Over sterke attitudes is men zeker, men vindt ze belangrijk en ze komen snel in ons bewustzijn, bijna zoals een ‘reflex’.
- Er is een genetisch component : sterke attitudes hebben vaak een genetische component.
- Psychische kenmerken, zoals eigenbelang, of het feit dat de attitude verbonden is aan filosofische, politieke en religieuze overtuigingen.
- Steunen meestal op veel informatie en zijn gebaseerd op eigen ervaringen. Wanneer je veel weet over een onderwerpt gaan je attitude ernaar ook sterker worden.
Wat zijn zelfrapportagematen?
deelnemers geven hierbij hun voorkeur voor een attitudeobject aan. Expliciete attitudes, of attitudes waarvan we ons bewust zijn. Later werd ook gekeken naar impliciete attitudes deze opereren automatisch en we zijn er ons nauwelijks van bewust.
geef het verschil tussen expliciete en imliciete attitudes.
Expliciete attitudes = attitude die door een persoon bewust gerapporteerd worden, bv zelfrapportage
Impliciete attitudes = een attitude die zich situeert in het automatische niveau en haar basis vindt in de organisatie van materiaal in het geheugen, bv verborgen metingen
Geef de kenmerken van zelfrapportage
Attitudeschalen waarbij deelnemers hun (bewuste) voorkeur voor een attitudeobject aangeven —>
expliciete attitudes:
- Likertschalen
- Semantisch differentiaal
Maar echter zijn er vertekeningen: er kan sociaal wenselijk worden geantwoord (zeker bij gevoelige onderwerpen) of er doet zich een instemmingstendens voor (mensen zijn eerder geneigd om akkoord te zijn met alles)
Wat meten verborgen metingen?
Non-verbaal gedrag: Gelaatsuitdrukkingen, stem, lichaamshouding, hoofdbewegingen, nadeel: kunnen min of meer geacteerd worden.
Fysiologische metingen: arousal metingen zoals hartslag, galvische huidreflect alleen geven deze geen informatie aan de richting van de attitude.
Gelaatselektromyogrraaf 5EMG)– sensoren op het om tot in zekere mate de niet observeerbare gelaatsuitdrukkingen te kunnen meten. Elektro-encefalcofrafie (EEG) en fMRI – amygdala
Wat is een impliciete attitude?
- een attitude we niet kunnen rapporteren omdat we er ons niet bewust van zijn.
- Gebaseerd op automatische processen.
Wat is de impliciete associatietest?
- Categorisatie van enkelvoudige stimuli – zo snel mogelijk een stimuli toewijzen aan een categorie. Zo snel mogelijk een positieve en negatieve woorden toewijzen aan categorieën (bv goed of slecht)
- Categorie van combinaties van stimuli
- Verschil in reactie tijd tussen stimuli geeft vooroordeel aan
Geef de betekenis van IAT en andere impliciete maten.
- Aanvankelijk heel sterke claims met betrekking tot IAT en andere impliciete maten in het voorspellen van individueel gedrag (bv discriminatie)
- kritiek op de sterkte van die claims (bv Arkes & tetlock, 2004; Oswald et al. 2013)
- Tegenwoordig beseft men steeds meer dat betrouwbaarheid en validiteit ook van de IAT toch te wensen overlaat.
- Tegengeadviseerd om IAT scores te gebruiken om een persoon te classificeren als meer of minder geneigd om bepaald gedrag te stellen
- IAT meer reactietijden, die beïnvloed worden door aanwezigheid van stereotypen/associaties, was niet noodzakelijk hetzelfde al als het steunen van die stereotypes of er zichtbaar naar gedragen
- Mensen opdelen in categorieën volgens IAT is niet verantwoord
- Het meten van impliciete attitudes op groepsniveau kan dan wel weer betekenisvol zijn.
Eerder dan op individueel niveau: voorspellend voor sterkere algemene aanwezigheid van
vooroordelen en discriminiatie in die samenleving - IAT scores bij minderheidsgroepen kunnen vanuit deze optiek geïnterpreteerd worden: grotere saillantie van de stereotypes en vooroordelen, meer geconfronteerd met deze sterke associaties.
Wat is het verband tussen attitudes en gedrag?
Het verband tussen attitudes en gedrag is afhankelijk van de mate waarin het gedrag beredeneerd of spontaan ontstaat. Wanneer binnen enkele seconden een beslissing moet genomen worden spreken we van spontaan gedrag. Attitudes voorspellen spontaan gedrag accuraat indien ze toegankelijk zijn.
- Dubbele dissociatie
Geef de theorie van beredeneerd gedrag.
Theorie van beredeneerd gedrag = de theorie stelt dat attitudes ten opzichte van een specifiek gedrag samen met subjectieve normen en waargenomen controle het gedrag bepalen.
- gedrag wordt minder door algemene attitudes beïnvloedt dan door attitudes over het specifieke gedrag
- Gedrag wordt ook beïnvloedt door subjectieve normen, opvattingen over wat a,deren vinden wat men moet doen
- Gedrag wordt bepaald door mate dat men gedrag onder controle meent te hebben
- Vaak voert men vooropgestelde intenties niet volledig uit, of kan men die niet uitvoeren
wat is overreding van communicatie?
Wanneer we andere proberen te beïnvloeden hebben we keuze uit twee opties: enerzijds overtuigen we met inhoudelijke argumenten, anderzijds trachten we door uiterlijk vertoon en het bespelen van emoties iemand op andere gedachten te brengen. Overreding, overtuiging: het proces van attitudeverandering.
Geef de twee wegen voor overreding.
De centrale weg
De perifere weg