H17 De politieke wereld Flashcards

1
Q

Wat is politieke psychologie?

A

= de studie van het politieke gedrag van het individu of een groep van individuen
waarbij dit gedrag verklaard wordt vanuit psychologische principes. Het is de studie van het individu.

Het is een rangebied tussen politicologie en psychologie, dat kijkt naar de interactie tussen het individu en instituties.

Maar is de kritiek van de leftist bias

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de invloed van de pedia op politiek volges Cohen (1963)

A

“the press may not be succesfull much of the time in telling people what to think, but is
stunningly succesful in telling its readers what to think about”

=> Agendasetting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is agendasetting?

A

= media bepalen mee welke thema’s aandacht verdienen, en dus belangrijk zijn. Sociale
media fungeren tegenwoordig als cue voor de andere media.

  • In onze maatschappij bedoelen we daarmee dat hoewel media in onze landen meestal niet rechtstreeks de mening van mensen willen sturen, bepalen ze toch welke politieke thema’s aan de orde zijn en genereren ze hier aandacht voor.
  • Framing
  • Media heeft niet alleen effecten via inhoudelijke aspecten maar ook vormelijke aspecten
  • nefaste effecten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is framing?

A

media fungeren als leidraad en filter, ze bieden een interpretatiekader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de nefaste effecten van media?

A

Gebruik van levendige beelden, eenvoudige rethoriek, … tast de wijze waarop mensen denken over deze topics aan.
* Inconsistente effecten op herinnering (beter of slechter)
* Cognitieve complexiteit daalt
* Begrip daalt, mensen weten niet zo goed waar het over gaat

De focus bij jourlanisten is politiek als strategisch spel (wie heeft ruzie met wie, zat bespreken ze,…) en bij het publiek handelt de politiek over inhoud en beleid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn volgens Converse (1964) de 3 vragen over de organisatie van politieke attitudes in het publiek?

A
  1. Kennen gewone mensen de betekenis van concepten zoals ‘conservatisme’?
  2. Gebruiken mensen ideologie om hun attitudes te ordenen? Indien dit zo zou zijn, verwacht men dat attitudes conservatief of progressief zijn?
  3. Zijn politieke atitudes stabiel doorheen de tijd?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg vraag 1: Kennen gewone mensen de betekenis van concepten zoals ‘conservatisme’ ? uit.

A

Hanteren respondenten termen zoals ‘conservatisme’ wanneer hen gevraagd wordt goede en slechte punten van de twee belangrijkste partijden en presidentkandidaten te beoordelen?

Types mensen:
* Een ideoloog
* Een bijna-ideoloog
* Groepsbelang
* Periodegevoelig
* De onwetenden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ideoloog?

A

kan verschillen tussen conservatief en progressief duiden en politieke partijen en opinies lokaliseren op het links-recht continuüm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een bijna-ideoloog?

A

kennen het verschil conservatieve en progressieve principes, zijn er niet heel zeker van en kunnen ze niet goed duiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een groepsbelang type?

A

zien politieke topics in termen van voordelen voor de ene of de andere groep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Way is een perodiegevoelig type?

A

men voelt aan dat goede tijden wellicht betekenen dat de partij en de president goed bezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de ontwetende typen?

A

weten niets over politieke kwesties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg vraag 2: : gebruiken mensen ideologie om hun attitudes te ordenen ? Indien dit zo zou zijn, verwacht men dat attitudes consistent conservatief of progressief zijn ? uit.

A
  • Attitude constraint: = de hoge correlatie tussen meningen over poltieke stellingen over politieke stellingen geeft blijk van een consistente modus van antwoorden, wat duidt op sturing vanuit een hogere-orde-organisatie
  • Elite steekproef (politici)
  • Electoraat (algemene bevolking)
  • Pseudo attitudes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe is de attitude consraint in de Elite steekproef?

A

de correlaties tussen de verschillende attitudes zijn tamelijk hoog, wat erop duidt dat de attitudes op de onderscheiden thema’s gebonden worden door een hogere orde factoren (links-rechts/ progressief-conservatief)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe is de attitude consraint in het electoraat?

A

nauwelijks consistentie tussen de thema’s genoterd, waardoor men kan besluiten dat er non attitudes in het electoraat aanwezig zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn pseudo attitudes?

A

volgens Converse fabriceren respondenten hun attitudes als het ware ter plaatse,
wanneer hen de vragen worden gestelt. Deze ‘non-attitudes’ of ‘pseudo-attitudes’ hebben niks vandoen met echte politieke attitudes (die wel verankerd zijn in het individu). Mensen vinden terplekke iets uit omdat ze geen attitudes hebben tegenover politiek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Leg vraag 3: zijn politieke attitudes stabiel doorheen de tijd ? uit.

A
  • Gewone bevolking heeft minder stabiliteit. Elke burger verandert wel eens van links naar rechts en omgekeerd
  • Politici blijven eerder stabiel. Ze zijn na 2 en 4 jaar nog steeds van dezelfde kant
  • Voorlopige conclussies?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Geef de voorlopige conclussies uit vraag 3: zijn politieke attitudes stabiel doorheen de tijd?

A

Wat met de representatieve democratie : hoe kan men een publiek representeren als dit publiek geen (cohorte en stabiele) mening heeft ?

Europa : de situatie is ernstig maar niet verloren
* Gramberg en Holmberg : constraint is matig, stabiliteit is hoog
* Converse en Pierce : stabiliteit is hoog
* Putnem, Leonardi en Nanetti : stabiliteit is hoog

Landen in omwenteling : inverse effecten (politici minder stabiel, bevolking meer stabiel)

Hare : meer aansluiten bij een partij en niet zelf nadenken => hoge contraint maar ook polarisatie

‘Black and white’ model

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het ‘Black and white’ model?

A

= het model stelt dat de stabiliteit van attitudes in het electoraat nihil is, terwijl deze stabiliteit elitestreekproeven van politici bijna perfect is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Geef de kritiek op converse.

A

er was kritiek op de vraagstelling van de vragen, de thema’s en de affectieve
component (deze zou in de studie worden verwaardloosd ookal heeft deze een invloed). Ondanks de ramtische verschuivingen in vraagstelling die door de tijd heen werd uitgeprobeerd, blijkt steeds dat het publiek weinig constraint vertoont.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is partij-identificatie?

A

normale verkiezingsuitslag en identificatie is wel belangrijk. Amerikanen stemmen
dikwijls maar op democratie of republikeinen waardoor partij-identificatie vergroot wordt.

Amerikanen zijn ideologie-gestuurd in de zin dat ze zicht laten leiden door partijen, maar ze zijn weinig informatiegericht en kennen weinig van de politieke realiteit waardoor ze instabiele en inconsistente attitudes huldigen over specifieke topics.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Geef de klassieke studies naar ideologische attitudes.

A
  • De theorie van Jaensch (nazipsycholoog)
  • The Autoritarian Personality
  • De Fascismeschaal (of autoritarisme)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Geef de theorie van Jaensch

A
  • Synaesthesia
    -S-type : zwak, laf, weekhartig – de liberaal. Deze zou aan Synaesthesia leiden: alles loopt door elkaar (zelf de ervaringen van de zintuigen)
  • J-type : iemand waarbij de perceptie en gewaarwording sterk geordent zijn. Definitieve, juiste oordelen, is te vertouwen - een goede nazi
24
Q

Leg de The Authoritarian personality uit

A

Kwalitatief deel :
* klinische interviews, projectieve tests

Kwalitatief deel:
* covariatieprincipe : een racist of antisemiet zou politiek/economisch conservatief zijn, hij/zij zou een ethnocentrische ideologie aanghangen en, tenslotte, zou hij/zij een anti-democraat zijn.

25
Wat is de facismeschaal (of autoritisme)
meet de vatbaarheid voor extreemrechtse ideeën.
26
Geef de resultaten van Adorno (1950) naar het covariatieprincipe.
* Ze bevestigen dat het covariantieprincipe : zij bekwamen sterk positieve correlatie tussen antisemitisme, politiek-economisch conservatisme, enthnocentrisme en de F-schaal * Tal van onderzoeken bevestigen Adorno ook in Nederland en Vlaanderen. * Er is ook kritiek op de **extremismetheorie**
27
Wat is de extremismetheorie?
=> De theorie stelt dat een autoritaire syndroom en andere negatieve kenmerken zich zowel aan de extreem linkerzijde als de extreem rechterzijde manifesteren. **Eysench** : bepaalde regimes suggeren dat aanhangers van extreem-links eveneens autoriteit zijn. Politiek extremisme is een afzonderlijke dimensie, maar correleert niet met links/rechts. **Factor-analyse van politieke uitspraken** : links/rechts dimensie en tender vs toughmindedness * Tender : een eerder warme, menslievende houding * Tough : hardheid, de voorkeur voor koude relatio **Drie perspectieven van extremisme**
28
Geef de drie perspectieven van extremisme.
1. Op sommige kenmerker zijn extremen beter (bv politiek). 2. Hoe meer individuen zich aan de rechterkant van het politieke continuüm bevindt, hoe meer negatieve kenmerken deze persoon heeft. 3. Uitermate positief beeld van een gematigde persoon, terwijl extremisten zowel de linker- als rechterkant bepaalde negatieve kenmerken delen.
29
Geef de latere perspectieven op autoritarisme.
* 'Moder autoritarisme' - Altmeyer * Kritiek op Adorno e.a.
30
Wat is autoritarisme?
= aanhangen van traditionele waarden, gehoorzaamheid aan leiders en een negatieve oriëntatie tegenover personen die niet aan de algemeen geldende normen voldoen
31
Wat is modern autoritarisme? (Altermeyer)
* autoritarisme is aangeleerd. * Een straffende en strikte opvoeding zal eerder persoonlijkheden opleveren die hoog scoren op sociale conformiteit. * Een straffende opvoeding zal leiden tot angst en activeert de behoefte aan veiligheid en contrôle, die later haar uitdrukking vind in autoritarisme
32
Wat is de kritiek op Adorno?
**Theoretisch** : * psychodynamische onderbouw wordt niet aanvaard * sociale leertheorie (bestraffing leidt tot conformiteit en permissieve opvoeding leidt tot autonomie) **Empirisch - de F-schaal:** * RWA = convariantie van conventionalisme, autoriteire submissie en autoritaire agressie focus enkel op ideologisch rechts
33
Geef de RWA voorbeelditems
34
Wat is Sociale dominantie oriëntatie (SDO)? (Pratto e.a. 1994)
= een algemene en positieve attitude tegenover groepsongelijkheid, waarbij de verschillende groepen hiërarchisch gerangschikt worden. **Een uitbereiding op het SDO is ook wel het systeemjustificatietheorie genoemd** = de theorie die handelt van stereotypen en andere ideologische constructies om het bestaande systeem te legitimeren. Ideologieën die ongelijkheid promoten kunnen enkel maar effect hebben als ze wijdverspreid en geaccepteerd zijn in een maatschappij, waardoor ze als zelfevident overkomen. * Hiërarchie, ligitimerende mythes : sociaal Darwinisme, kastensystemen, kapitalisme, seksisme * Hiërarchie bestrijdende mythes : universele rechten van de mens Individuele mate van SFO hangt samen met geloof in HL of HB mythes
35
Geef voorbeelditems van SDO.
- Sommige sociale groepen zijn eenvoudig weg niet de gelijke van andere groepen - Sommige mensen zijn meer achtenswaardig dan anderen - Indien men niet zoveel aandacht zou besteden aan de gelijkheid tussen de mensen, zou dit lan veel beter bij varen - Men zou moeten ijveren voor een grotere economische gelijkheid - Men zou moeten ijveren voor toenemende sociale gelijkheid - Gelijkheid is een belangrijk waarde voor mij
36
Vergelijk het RWA en SDO voor een integratief model: Twee dimensies van ideologische atttudes
37
Geef het integratief model
Sociaal-culturele dimensie gereleteerd aan vooroordelen gebaseerd op de negatieve emoties angst en woede. Uitgroepen worden gezien als slecht en afwijkend, terwijl de ingroep wordt gezien als goed en aangepast. Hoge scores op autoritarisme zouden worden ondersteund door de perceptie dat de wereld een inherente gevaarlijke plaats is, waar elk moment chaos kan uitbreken. Straffen van mensen die anders zijn. Negatieve attitudes kunnen gebaseerd zijn op minachting. Economisch-hiërarchische dimensie is gerelateerd aan vooroordelen gebaseerd op een gebrek aan positieve emoties tegenover leden van uitgroepen, op wie neergekenen wordt. De ingroep wordt als superieur beschouwd. Hoge scores op sociale dominatie oriëntatie vertonen differentiële correlaties met tal van belangrijke variabelen. Wereld is een competitie, superieure en inferieure mensen. Er is minachting voor minderheidsgroepen. Negatieve attitudes tegenover groepen die als een maatschappelijke bedreiging kunnen worden gezien.
38
Wat is Linkse intolerantie volgens 2 theorieën?
**Sullivan** : weinig verschil tussen links en rechts wat betreft politieke intolerantie. Weinig verschil tussen extreem links en extreem rechts ➔ onverdraagzaamheid en intolerantie naar de uitgroep **Ideologische symmetrie hypothese**: links en rechts zijn beide bijzonder onverdraagzaaam tegenover ideologische uitgroepen.
39
Geef de Ideologische symmetrie These en Linkse tolerantie.
Mensen die liberaal zijn, zijn positief tegenover linkse groepen. Mensen die zelf rechts zijn, zijn toleranter tegenover rechte mensen => Enorme sterke correlatie
40
Wat is Left-wing authoritarianism (LWA)?
- Zowel links als rechts-autoritarisme - Beide groepen lijken meer op elkaar dan oppervlakkig eerst gedacht - Onderzoekers al decennia lang op zoek - Vb items
41
Vergelijk RWA met LWA
- Costella : opvallend gelijkaardige correlaties voor RWA en LWA op andere variabelen (gecontroleerd voor politieke ideologie op zich) - Links en rechts lijken zeer hard op elkaar wanneer het over bepaalde kenmerken gaat.
42
Geef het schema met de verschillen en overlappingen tussen RWA en LWA
43
Geef de vooroordelen van RWA en LWA
**RWA top 5 vooroordelen** 1. Crimineel 2. Transgender 3. Drugdealer 4. LGBTQ 5. Atheist **LWA top 5 vooroordelen** 1. Rijk 2. Conservatief 3. Man 4. Bedrijfsleider 5. Katholiek
44
Geef de waardeconflict hypothese
**De waardeconflict of wereldbeeldconflict – theorie stelt dat :** - Mensen willen hun wereldbeeld verdedigen - Doet doen ze door mensen en groepen die een ander wereldbeeld hebben kleineren, denigreren en discrimineren - - Niet de ideologieën op zich zijn de echte bron van negativiteit en vooroordelen, maar de confrontatie met contrasterende ideologieën/waarden. => Niet onverdraagzaam tegenover mensen die anders zijn maar eerder mensen die anders denken
45
Geef de Moral foundations theory
**Moral foundations** - Care (vs harm) - Faireness (vs cheating) - Loyalty (vs betrayal) - Authority (vs subversion) - Sanctity (vs degradation) - Liberty (vs opression) => mensen baseren moreel kompas op deze 6 dimensies. Op basis van ideologieën ene belangrijker dan de andere **Hypothese:** politieke ideologieën/culturen/wereldbeelden… verschillen in : Het relatieve belang dat ze hechten aan elk van de moral foundations - Progressief/links sterke nadruk op care aangevuld met faireness en liberty - Conservatief/rechts sterke nadruk op loyalty, **In sommige gevallen ook interpretatie van de foundations :** - Faireness = equility of proportionality ? - Liberty = overheid als beschermer of als anderdrukker van vrijheid ?
46
Wat zeggen Graham Wallas en Lasswell over de persoonlijkheidsprofielen van politici?
**Graham Wallas:** human nature in politics * Het is onmogelijk om politiek te begrijpen zonder de psychologie van de politieke actoren te begrijpen **Lasswell** : psychopathalogy and politics - integratie psychodynamica en politiek - Politieke leiders projecteren hun onbewuste conflicten op publieken symbolen en objecten
47
Wat zijn Psychobiografieën?
= het opstellen van een persoonlijkheidsprofiel van een politicus op basis van naratief materiaal (agenda’s, toespraken,..) Studie van Woodrow Wilson door George en George :
48
Geef de Studie van Woodrow Wilson door George en George.
- De clash tussen Wilson en het door de Republikeinen gedomineerde congres over de toetreding tot de volkenbond is exemplarisch - Hij was heel streng opgevoed en hierdoor zag hij alles in absolute en morele termen - Niet echt het profiel voor comprimisbereidheid
49
Leg Dominanten en extraverten uit.
Sommige typologieën hanteren slechts een klein aantal dimensies. Simonton, bijvoorbeeld combineert dominantie en extraversie. - Al van in onze jeugd bouwen we relaties op en interageren we met anderen : dominantie (baas willen spelen over iemand of niet) extraversie/intraversie (gerichtheid op anderen of het zelf) generalisatietheorie (dominanten waren in hun interpersoonlijke relaties vatbaar om oorlogen te beginnen, extraverten voeren een actieven buitenlands beleid)
50
Geef de typologie van presidenten toegepast op buitenlands gebied.
51
Leg Profielen op basis van beoordelingen via vragenlijsten uit
Simonton stelde op basis van persoonsbeschrijvende adjectieven 14 empirische dimensies voor - Gematigdheid vs onbeheerst/temperamentvol - Intellectuele uitmuntendheid/genialiteit Als men de presidenten op basis van deze adjectieven beoordeelt kan men door middel van clusteranalyse bekijken welke presidenten op elkaar lijken en welke niet
52
Geef de grafiek van de Ideale politicus.
53
Leg Morele ontwikkeling binnen politiek
* Regimes worden voor een groot deel beoordeeld op basis van hun ethische gevolgen. * De fasen van Kohlberg geven een progressieve verbetering weer in de geschiktheid van het moreel redeneren. Iemand die moreel denkt in termen van fase 1, percipeert alles in termen van gehoorzaameheid en straf. In fase 2-6 bevinden zich de mensen met allerhoogste moraliteit.
54
Geef de Implicaties van morele ontwikkeling.
Meeste impact aan de extreme kanten Studie van 342 Europese vorsten en monarchen: - De mins en meest deugdzame vorsten hadden een grote impact in termen van wetten, hervormingen, gevechten, executies en veroveringen - De vorsten met intermediaire scores hadden minder impact - Faam vs. beruchtheid
55
Hoe is de psychopathologie bij leiders?
Twee stoornissen die dikwijls voorkomen bij leiders - **Paranoia** : zijn achterdochtig, vijandig, rigide en autoriteit. Ze projecteren de schuld voor de proberen bij anderen - **Narcisme** : een grandioos, opgeblazen ego dat niet stabiel is waardoor ze onzeker zijn en nood hebben aan continue bevestiging fearless dominance
56
Wat wordt bedoeld met fearless dominance?
- wordt gezien als positief bij leiders - Psychopathalogie kan positieve effecten hebben op presidentiële prestaties en deze fearless dominance. Onverschrokkenheid maakt nochtans typisch deel uit van psychopathalogie. - Narcistische presidenten stelden meer onethisch gedrag en er moest meer moeite gedaan worden om ze te ontzetten van hun ambt.