H15: Duurzaamheid Flashcards

1
Q

Geef de kenmerken van sociale dilemma’s

A
  1. Het individu maakt het meeste winst als hij/zij enkel het eigenbelang nastreeft
  2. Als elk individu voor zichzelf de meest lonende keuze maakt, heeft dit nadeel voor de anderen
  3. De schade die veroorzaakt wordt door het nastreven van het eigenbelang aan het collectief is groter dan de waarde die het niet-coöperatieve individu wint
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het het gevangenendilemma?

A

= de meest bestudeerde dilemmasituatie, waarin spelers de rol van gevangene spelen en kunnen kiezen tussen coöperatie (zwijgen) of competitie (bekennen). De spelers moeten gelijktijdig kiezen en zijn niet op de hoogte van elkaars keuze.

  • Een onderzoeksparadigma dat gemengde motieven schept. Deelnemers worden aangemoedigd tot samenwerking door beloningen, maar worden verleid tot competitie door nog grotere beloningen.
  • Gevangenendilemmaspel
  • Herhaalde anbiedingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Leg het gevangenendilemmaspel uit

A
  • Als de gevangenen samenwerken (niet bekennen) worden ze beide matig beloond: elk krijgt 1 jaar straf
  • Als ze competitief reageren (bekennen) verliezen ze beide: 5 jaar straf voor beide
  • Als een van beide samenwerkt (niet bekent) en de andere reageert competitief (bekent) krijgt de gevangen die zwijgt 10 jaar straf maar de verklikker krijgt helemaal geen straf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef effectieve strategieën voor herhaalde aanbiedingen

A
  • Tit for tat = het beantwoorden van de acties van een tegenpartij met een soortgelijke actie, waardoor coöperatie beantwoord wordt met de coöperatie en de competitie beantwoord wordt met competitie.
  • Win-stay, lose-shift: strategie gebaseerd op het principe van conditionering, waarbij we coöperatief of competitief ageren zolang dit lonend is, maar overstappen op een andere strategie wanneer we te weinig verdienen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een brondilemma?

A

= een situatie waarbij iedereen onbeperkt aanspraak kan maken op een
gemeenschappelijke bron, die hierdoor dreigt uitgeput te raken omdat ze zichzelf niet of onvoldoend opnieuw kan genereren.

(= Middelendilemma’s?)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Geef de midellendilemma’s.

A
  • Common dilemma
  • Publiek goederendilemma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Geef het commons dilemma.

A
  • Beperkte rijkdommen die zichzelf niet opnieuw genereren: olie, steenkool,…
  • Veelvoudig gebruik levert op korte termijn een persoonlijk voordeel maar op langere termijn lijdt iedereen eronder
  • Experiment van Brechner (1977)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Geef het experiment van Brechner over het commons dilemma.

A
  • Bak met 24 of 48 lichtjes, die elk een punt voorstellen - -
  • Wie 150 punten haalt, krijgt 3 uur course credit
  • Regeneratie bron afhankelijk van graad van uitputting
  • Replenishment-rate = wanneer een bron vol is dan zal ze snel terug
    gevuld zijn, wanneer ze er iets uit halen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het probleemm bij commons dilemma?

A

= iedereen neemt van het product maar vergeet het gemeenschappelijke principe, er zijn nog andere mensen. Iedereen neem voor zichzelf en alles in één keer ipv in kleinere stukken. De rescource geraakte op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geef het publieke goederen dilemma.

A

= een situatie waarin iedereen verondersteld wordt bij te dragen tot het gemeenschappelijk goed, waarvan iemand echter kan profiteren zonder zelf bij te dragen, waardoor het risico groot is dat weinig mensen bijdragen en de bron geëlimineerd wordt.
* Iedereen kan in geval van nood er een beroep op doen
* Indien niemand bereid is het “publiek goed” ten koste van eigen tijd en middelen in stand te houden verdwijnt het voor iedereen
* Typische voorbeelden: de bloedbank, het Rode Kruis, onderwijs, publieke omroepen
* Experiment van De Cremer (2006)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Geef het experiment van De Cemer over het publieke goederen dilemma

A
  • Groepspot
  • Individuele bijdragen > provisiepunt: bedrag in pot x 2, anders verdwijnt het bedrag (Provisiepunt = minimumbedrag om het geld te kunnen verdubbelen)

Resultaten
* Provisiepunt laag: rijke leden dragen evenveel bij als arme leden
* Provisiepunt hoog: rijke leden dragen meer bij dan arme leden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn gereduceerde dilemma’s?

A
  • Beperken interactie tussen twee spelers, of maken interactie irrelevant.
  • Beide partijen zijn van elkaar afhankelijk, maar er zijn verschillen in de rollen die ze vervullen en de macht waarover ze beschikken om te beslissen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geef de 2 gereduceerde dilemma’s

A
  • Ultimatumspel
  • Dectatorspel

=> Deze spelen tonen aan dat mensen niet enkel door economische motieven worden gedreven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geef het ultimatumspel

A

= een gereduceerd sociaal dilemma waarbij een speler A een soms geld tussen zichzelf
en speler B verdeelt, waarna speler B dit bod al dan niet zal aanvaarden.
* Speler A verdeelt een som geld
* Speler B kan dit bod aanvaarden, waardoor hij/zij dit bedrag krijgt. Indien speler B niet ingaat op het bod, krijgt niemand iets

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Geef het dictatorspel

A

= een gereduceerd sociaal dilemma waarbij een speler A een som geld tussen zichzelf en
speler B kan verdelen en speler B niet kan reageren of weigeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke individuele verschillen zijn er in oriëntatie?
(Soorten oriëntatie, procociale motivatie)

A
  • Coöperatieve oriëntatie
  • Individualistische oriëntatie
  • Competitieve oriëntatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is coöperatieve oriëntatie?

A

=> de neiging om te coöpereren zodat een zo hoog mogelijke gemeenschappelijke opbrengst ontstaat, waarbij eveneens de gelijkheid tussen uitkomsten wordt nagestreefd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is individualistische oriëntatie?

A

=> de neiging om de eigen opbrengt te maximaliseren, zonder rekening te houden met de opbrengst van ander personen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is competitieve oriëntatie?

A

=> de neiging om het maximale verschil in opbrengsten voor zichzelf in vergelijking met de ander na te streven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Watis Sociale waarden oriëntatie?

A

Gelijke verdeling (equality = verdelen de taart gelijk voor elk lid van de groep) en bilijkheidsnorm (equity = mensen die meer doen krijgen meer, mensen die minder doen krijgen minder).
* Might over morality perceptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Leg de Might over morality perceptie uit

A

= egoïtsiche en prosociale mensen verschillen in de wijze waarop ze die
dillemma’s percipiëren. Egoïstische individuen hanteren een strikt individualistische logica waarbij ze waarachtig geloven dat winst maken de beste oplossing is, terwijl prosociale individuen gericht zijn op de ethnische dimensie en meer bepaald op het welzijn van andere en de bron.
* Niet enkel gedrag, maar ook de interpretatie ervan verschilt tussen proselfs en prosocials. Proself kijkt naar zijn eigen aandeel. Prosocial bekijkt het meer moreel en kijkt naar anderen.
* Prosocials zien dilemmegedrag in termen van een morele plicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is vertrouwen?

A

= wanneer een persoon vertrouwen heeft, dan gelooft hij in goed intenties van andere en in het feit dat die anderen in zijn of haar voordeel zullen handelen.

=> Vertrouwen is de positieve verwachtingen omtrent de goede intenties van een andere partij. Informatie over wat de anderen doen, of vermoedelijke zullen doen, is een belangrijke determinant van sociaal dilemma gedrag. Zonder vertrouwen coöpereert men niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe kkunnen we sociale dilemma’s oplossen?

A
  • De controle over de publieke middelen toevertrouwen aan een gezaghebbende instantie
  • Het implementeren van sanctiesystemen
  • Belonen coöperatie
  • Middelen uit het openbaar of publiek domein overhevelen naar privaat bezit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat wordt bedoeld met Het implementeren van sanctiesystemen? Wat is het effect?

A

impliciete boodschap van zo’n systeem en het roept weerstand op. Mensen zonder sanctiesystemen zijn niet coöperatief. Als mensen gewoon doen wat ze moeten doen zou dit niet nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat wordt bedoeld met belonen van coöperatie? Wat is het effect?
positieve effecten, maar let op ondergravend effect voor intrinsieke motivatie.
26
Wat wordt bedoeld met Middelen uit het openbaar of publiek domein overhevelen naar privaat bezit? Wat is het effect?
meestal positieve effecten. Als het van uzelf is ben je voorzichtiger voor je eigen bezit, als het niet van jezelf is ben je er minder voorzichtig mee.
27
Leg het anticommons dilemma uit.
= een eigendomsregime waarbij iedereen de anderen de toegang tot een beperkte gemeenschappelijke bron kan beletten of beperken, die hierdoor niet wordt gebruikt. * Een commons leidt tot overgebruik, een anticommons tot ondergebruik van gemeenschappelijke goederen * Experiment Heller (1998)
28
Leg het exeriment van Heller uit.
Wat gebeurt er als meerdere co- eigenaars van een gemeenschappelijk goed hun deeltjes moeten bundelen? * Vroeger was wetenschap gedeeld in het publieke domein. Heden ten dage worden relevante bevindingen gepatenteerd. Hierdoor ontstaat er een toename in het fundamenteel onderzoek. Echter, producenten van geneesmiddelen, bijvoorbeeld, dienen al deze patenten te kopen. Dit bemoeilijkt toegepast onderzoek
29
Geef het verschil tussen commons en anticommons.
**Commons** = geen exclusierechten **Anticommons** = exclusierechten. Als jij nee zegt kan niemand anders er iets op zeggen. Het is jouw bezit.
30
Leg ecologisch handelen uit
Er wordt in het algemeen aanvaard dat er een grote behoefte is aan meer milieuvriendelijk gedrag en dat er te weinig wordt gedaan om duurzaamheid na te streven. Mensen putten natuurlijke bronnen uit zodanig dat ze op een bepaald punt zullen stoppen met bestaan.
31
Geef de psychische barrières van ecologisch handelen
* Gifford: een lijst van specifieke barrières voor milieu vriendelijk gedrag die werden geordend in meer omvattende categorieën * Beschrijvende normen duiden aan dat de meeste mensen zich in een bepaalde situatie aan bepaalde regels houden. Ze induceren een gevoel van morele verplichting tegenover het stellen van bepaalde gedragingen. Als mensen denken dat ze zelfzuchtig handelen, zullen we wellicht ook de neiging hebben om ecologisch te handelen. * Voorschrijvende normen geven aan war in een bepaalde situatie zouden moeten doen. Ze confronteren individuen die hun eigenbelang te enthousiast nastreven, met de morele onwenselijkheid van dit gedrag. We coöpereren ook meer wanneer we denken dat het gestelde gedrag door andere kan worden opgevolgd
32
Geef voorbeeld en van psychische barrières van ecologisch handelen
* Klimaatontkenning * Endowment effect
33
Leg klimaatontkenning uit.
Door gebrek aan vertrouwen zijn mensen geneigd om over te gaan tot de actieve ontkenning van milieuproblemen. Dit kan onder meer optreden onder de vorm van de ontkenning van klimaatverandering, of door te stellen dat ze antropogene oorzaak kent, of door te geloven dat het eigen handelen geen rol speelt. Normen worden vaak gebruikt als potentiële kracht om mensen aan te zetten tot milieuvriendelijke gedrag, ze kunnen ook tot verspilling leiden. Zogenaamde beschrijvende normen (gedrag wordt bepaald door wat de meeste mensen doen in een specifieke situatie. We doen iets omdat anderen dit doen) deze normen induceren een vorm van sociale verplichting. Echter wanneer mensen denken dat andere zelfzuchtig handelen, zullen ze wellicht ook geneigd zijn om ecologisch handelen na te laten. Voorschrijvende normen (gedrag wordt gesteld omdat een bepaalde groep dit gedrag positief evalueert. We doen iets omdat we ons zo zouden moeten gedragen) confronteren mensen die hun eigenbelang te enthousiast nastreven, met de morele wenselijkheid van dit gedrag. We coöpereren meer wanneer we denken dat gedrag door andere kan worden opgevolgd. Normzetting kan eveneens geïnduceerd worden door framing.
34
Leg het Endowment effect uit.
= mensen willen meer betalen om goed te behouden dan dat ze bereid zijn te betalen om ditzelfde goed te verwerven. * Experiment
35
Geef het experiment van het endowment effect uit.
Helft van deelnemers kreeg een koffiemok. Er werd gevraagd aan deze verkopers aan hoeveel ze de koffiemok zouden verkopen. De kopers kregen geen koffiemok maar moesten aangeven voor hoeveel ze de mok zouden kopen. Uit de resultaten kwam naar voor dat de mok tot 2x meer waarde had voor de personen die ze al hadden (verkopers) dan degene die hem nog niet in bezit hadden (kopers). => Iets hebben zorgt ervoor dat het een grotere waarde krijgt dan wanneer je het niet hebt.
36
Hoe kunnen we gedrag aanpassen van ecologisch handelen?
**Overtuigingen van gedrag ** * Effect-grootte van relatie tussen zelf-gerapporteerd milieuvriendelijk gedrag en het werkelijk gedrag is hoog (r = 0.46) maar niet 1 Een reden dat zeggen en doen anders is, is door methodologische problemen zoals sociale wenselijkheid, een gebrekkig geheugen, alsook dat we het gedrag van anderen niet kunnen observeren. Gedrag wordt niet alleen door houdingen bepaald, maar ook door vele andere factoren * Intentie is niet gelijk aan gedrag * Inkomen * Gedrag gezinsleden * Andere motivaties: geld besparen, gebruiksgemak,…
37
Leg gedrag met veel/weinig impact uit.
Sommige gedragingen zijn gemakkelijker te veranderen dan andere. Gewoontegedrag is buitengewoon resistent aan verandering: * Rijgedrag met de auto is een van de meest milieuonvriendelijke maar tegelijk weinig veranderbaar * Isoleren van de woning kan belangrijker winsten opleveren, en mensen laten zich er gemakkelijker toe verleiden * Recycleren, wassen op koud water, apparaten afzetten,… zijn lage impactgedradingen, die evenwel kunnen aanzetten tot milieuvriendelijker gedrag in andere domeinen
38
Geef de 4 kenmerken van gewoontegedrag.
ze worden (1) vaak uitgevoerd in een (2) stabiele context en (3) worden automatisch herhaald. Bovendien (4) levert het gedrag keer op keer de beoogde uitkomt op. ➔ dit maakt het zo moeilijk om ervan af te stappen want waarom zou een persoon zijn gewoonten aan de kant willen zetten?
39
Geef de interventies van ecologisch handele.
**Verbruik beperken en kiezen voor efficiënte oplossingen** * Verbruik beperken vraagt continue inspanningen en moeten dus volgehouden worden. * Efficiënte oplossingen leiden tot grote energiebesparingen die als het ware instant optreden maar er zijn mogelijks wel terugkaatsingseffecten.
40
Hoe kunnen we conflicten oplossen?
1. Bevorderen van coöperatie 2. Onderhandelen
41
Hoe kunnen we coöperatie bevorderen?
* Intergroepencontacthypothese * Wegnemen van factoren die conflict induceren : niet inzetten van bestraffingen (Deutsch)
42
Geef de intergroepencontacthypothese.
* Effecten op vooroordeel, maar ook op vertrouwen en coöperatie * Toepasbaar op non-raciale conflicten
43
Leg het experiment en de resulaten van Deutch uit over het niet inzetten van bestaffing.
* **Bestraffende conditie**: wanneer iemand geld probeert te nemen, dat je het terugneemt. Wanneer mensen bestraffend reageren is de gemeenschappelijke winst laag. * **Niet-bestraffende conditie**: gemeenschappelijke winst ligt hoger Bied andere wang aan: elk keer dat iemand anders geld van uw pakt, blijf je vriendelijk, je coöperateert verder. Tegen het einde van het experiment verschilt de gemeenschappelijke winst. => Wij als mens zullen over het algemeen coöperatief gedrag stellen. Dit is goed voor interpersoonlijke en groepsrelatie. De groep zal over het algemeen coöperatief worden.
44
Geef het experimentvan Leng & Wheeler
* bestuderen een aantal internationale (bijna-)conflicten. * In een niet-kunstmatige context is het resultaat duidelijk anders! * 6 landen proberen consistent coöperatieve strategie, 5 daarvan verliezen, het andere wordt aangevallen. * Tit-for-tat strategie is het meest succesvol * houdt rekening met de acties van de tegenpartij wat duidelijk efficiënter blijkt te zijn dan steeds maar hetzelfde te herhalen
45
Geef de resultaten van het experiment van Leng & Wheeler
* Concisitent coöperatie: verlies je lang * Consistent competitief: behoud land of doet aan compromis, er is ook veel oorlog * Tit-for-tat: vaak winst maar nog vaker compromis * Win-stay, lose-shift: er is veel compromis
46
Hoe kunnen we aan conflictreductei doen?
GWIS: graduele wederzijdse initiatieven voor spanningsvermindering * 4 stadia
47
Leg GWIS uit.
= een strategie van voortdurende unilaterale inspanningen om het onderling vertrouwen en de samenwerking tussen tegenstanders te bevorderen (toegepast op de internationale politiek)
48
Geef de 4 stadia van GWIS.
1. Bekendmaken van de intentie om het conflict te reduceren (toegeving) en van de vredelievende bedoelingen van de initiatieven, met het oog op een wederkerige reactie, publieke steun en het verhogen van de druk op de tegenpartij voor samenwerking 2. Uitvoeren van de aankondigde initiatieven voor spanningsreductie, zelfs zonder onmiddellijke wederkerige reactie van de tegenpartij. Dit verhoogt de geloofwaardigheid zowel voor de 3. Van zodra de tegenpartij de samenwerking beaamt wordt onmiddellijk reageren met een even grote liefst een nog grotere coöperatieve zet 4. Behouden van de optie tot represailles om uitbuiting door de tegenpartij zonodig af te straffen. Reageer tegen exploitatie of uitbuiting met gelijke munt. Nadien wordt opnieuw gestart met unilaterale inspanning om het conflict te reduceren.
49
Leg onderhandelen uit als manier om conflicten op te lossen.
* Collectieve onderhandelingen en multi-laterale onderhandelingen zijn een belangrijk element geworden in de politiek, maak ook in gezinnen, burenruzies,… (onderhandelingen kunnen lang aanslepen) * Integratieve overeenkomst
50
Wat is een integratieve overeenkomst?
= een onderhandelde oplossing voor een conflict waarbij alle partijen meer bekomen dan wat ze konden verwachten bij een gelijke deling van de betwiste middelen. * Fixed-pie perceptie vs integratief potentieel * Thompson & Hrebec: 45% van de onderhandelaars leiden aan fixed-pie, dit leidt tot 20% onderhandelingen die het integratief potentieel niet realiseren (een ‘lose- lose agreement’) * Een succesvolle onderhandeling kan tot een compromis leiden die voor beide partijen meer opleveren dan een 50/50 split
51
Wat s het Fixed-pie-syndroom?
= de perceptie van onderhandelaars dat de ene verliest wat de andere wint. Er is max 100% hoe meer de ene krijgt hoe meer de andere verliest.
52
Hoe is de communicatie bij onderhandelen?
**Onderhandelingen worden gekenmerkt door onzekerheid die tot angst kan leiden** * Gebrek aan controle * Onvoorspelbaarheid * Afwezigheid van feedback **In deze setting is het heel belangrijk vertrouwen op te bouwen, terwijl veel onderhandelaars vertrekken vanuit een gezond wantrouwen** * Daardoor slagen de partijen er vaak niet in hun doelstellingen en noden kenbaar te maken * Ze gaan ervan uit dat deze duidelijk zijn, maar dit is vaak niet zo.
53
Wat is de effectieve onderhandelaar?
* Flexibiliteit is een kenmerk van een succesvolle onderhandelaar : integratieve complexiteit (een vorm van complexe informatieverwerking die steunt op uitvoerige informatieverzameling (dossierkennis), adequaat wegen van diverse opties en het overwegen van alternatieve strategieën. * Bij regiditeit en koppigheid geeft de tegenpartij op. Sterkte dwingt respect af, zwakte leidt tot eploitatie. De meest effectieve strategie is een combinatie van flexibiliteit en sterkte : zacht zijn met een ijzeren vuist. * **BATNA** (best alternative to negotiated agreement) = de uitkomst die kan worden bereikt zonder te onderhandelen.
54
Wat is Mediatie en abrigatie bij onderhandelen?
* Soms lopen onderhandelingen vast en dan is er hulp nodig van de buitenkant: een mediator of bemiddelaar, die samen met de partijen tot een vrijwillige overeenkomst probeert te komen. * Sommige onderhandelingen zijn gebaat bij het inschakelen van arbiter, een scheidsrechters, die een overeenkomst kan opleggen.
55
Geef de culturele assumpties bij pnderhandelen
56
Leg 'Hebben of Zijn?' uit.
**Erich Fromm (1973): To have or to be** * Mensen meten zich in termen van hun bezit, maar niet in termen van wie ze zijn. Ze lijken hun ware ik te zijn verloren en zijn verworden tot inwisselbare, karakterloze consumenten **Twee belangrijke vragen** * Worden we gelukkiger van luxe (na het plunderen van natuurlijk rijkdommen) * Worden we gelukkiger van leven in conflict, geen rekening houden met anderen?
57
Wat is het effect van geld en materieel bezit?
Geld en bezit, hebben een kleiner effect op geluk dan dat je op basis van mensenkennis zou verwachten
58
Lijdt rijkdom tot geluk?
* Studie tussen het gemiddelde inkomen en het gemiddelde geluksniveau. Deze relatie is vrij beperkt in landen met ene inkomensniveau hoger dan 10.000 dollar * De rijkdom bij Amerikanen groeide, maar ze werden er niet gelukkiger van. Subjectief welbevinden blijft hetzelfde
59
Waarom leidt rijkdom niet tot geluk?
Perceptie van rijkdom is relatief: opwaartse en neerwaartse sociale vergelijking * Wanneer je in een wijk woont waar iedereen gemiddeld inkomen verdient dat het sociaal welbevinden beter zijn dan wanneer je een gemiddeld inkomen heb in een dure wijk. Recent verleden wordt al vergelijkingsbasis gehanteerd: rijke mensen hebben ‘veel meer’ geld nodig om een contrast te ervaren met de huidige situatie
60
Wat is het effect van betekenisvolle relaties?
Sociale relaties maken wel gelukkig: mensen met acties sociaal leven, hechte vrienden en een gelukkig huwelijk zijn meer tevreden dan diegenen die dergelijke contacten niet hebben * Geld maakt gelukkiger wanneer we dit geld kunnen besteden aan andere mensen * Primeren met geld in vergelijking met neutrale primes toe leidt dat mensen minder sociaal zijn en dat ze minder geven om anderen Zelf-determinatie theorie
61
Geef de Zelf-determinatie theorie
Mensen die teveel het materiële nastreven, laten na om de echte psychische basisbehoeften te voldoen: * autonomie: het ervaren van een gevoel van verantwoordelijkheid * competentie het ervaren van een gevoel van effectiviteit in je acties * verbondenheid: het ervaren van een gevoel van diepgaande verbondenheid met anderen Het bevredigen van deze basisbehoeften leidt wel tot duurzaam geluk
62
Leg To be or to have doorheen de tijd uit.
Op basis van data van jaarlijke peilingen bij 200.000 Amerikanen is er een trend naar meer materialisme en minder innerlijke verrijking
63
Vat dit hoofdstuk kort samen.
* Door een sociaalpsychologische bril gezien, is het zinvol om ons af te vragen of de dominante meerderheidsvisie van economisch utilitarisme, niet beter vervangen wordt door nieuwe oplossingen, nieuwe manieren van samenleven. * Kortom, duurzame manieren van samenleven, met respect voor onze leefomgeving en andere mensen.